Opinie | De macht van Arabische Soedanezen is al sinds de onafhankelijkheid bron van conflict

De oorlog in Soedan, die op 15 april vorig jaar uitbrak en waarvan vechtende partijen voorspelden dat deze binnen een paar weken zou eindigen, gaat nu zijn eerste jaar in zonder duidelijke tekenen van overwinning voor beide partijen.

Net als miljoenen Soedanezen werd ik persoonlijk getroffen door deze oorlog. Een deel van mijn familie in de stad Dilling in het zuiden van het land verloor zijn huis en moest naar het noorden vluchten op zoek naar veiligheid. De ontheemden hebben onderdak gevonden bij familieleden, maar de situatie is niet ideaal of comfortabel en nog altijd is de veiligheidssituatie onzeker.

Ik ervaar de oorlog ook als hoofd van de programma-afdeling van Radio Dabanga – het enige onafhankelijke radiostation van Soedan met verslaggevers ter plekke, maar een hoofdkantoor in Amsterdam. Hier focussen we ons sinds het uitbreken van het geweld fulltime op het verslaan van de oorlog in al zijn aspecten. Misbruik, verkrachting, wijdverbreide plundering van huizen, executies en onthoofdingen, verminking van lijken. De dreiging van hongersnood die miljoenen mensen zou kunnen doden. Er woedt een felle mediaoorlog tussen de twee strijdende partijen en hun aanhangers; de verspreiding van nepnieuws en haatzaaiende uitlatingen wakkeren de vlammen van de oorlog verder aan.

In de oorlogen die in Afrikaanse landen plaatsvinden, zijn mensen gewend aan de etnische classificatie van partijen. Of aan classificatie op basis van loyaliteit aan bijvoorbeeld het oostelijke of westerse kamp tijdens de Koude Oorlog, of tussen een partij die loyaal is aan een Europees land als Frankrijk en een andere partij die zich wil ontdoen van dergelijke verbanden uit het koloniale tijdperk. Maar de situatie in Soedan is ingewikkelder.

De oorlog in Soedan is niet plotseling uitgebroken op de vijftiende april, tussen het leger en de Rapid Support Forces, een aan het leger gelieerde militie. Het probleem bestaat al sinds de onafhankelijkheid van het land in januari 1956.

Deze oorlog is namelijk een uiting van het falen van het Soedanese staatsapparaat, dat na de onafhankelijkheid is ontstaan. Het conflict is een strijd om rijkdom en privileges die alle hebzuchtige krachten heeft samengebracht: de paramilitaire Rapid Support Forces, legergeneraals en krijgsheren van de leiders van de Darfuri-bewegingen.

Toen Soedan onafhankelijk werd van het Britse bestuur, werd de eerste grondwet van het land opgesteld. Deskundigen ontkenden later echter de grondwettelijkheid van het destijds uitgegeven document, aangezien Soedan in de tekst een Arabisch en islamitisch land genoemd wordt, met minimale verwijzing naar andere etnische en religieuze groepen.

Bevolkingsgroepen werden gedwongen hun kinderen les te geven in het Arabisch

Hierdoor werden moslims als eersterangsburgers gezien en behandeld in een land met meer dan vijfhonderd verschillende etnische en tribale groepen, ieder met zijn eigen taal en cultuur. Deze bevoordeling werd toegepast in de hele samenleving, te beginnen met het onderwijs. Bevolkingsgroepen werden gedwongen hun kinderen les te geven in het Arabisch, de officiële taal van de staat en het onderwijs.

Als gevolg van deze ongelijkheid vinden Arabisch-sprekenden gemakkelijk hun weg naar het hoger onderwijs en hoge functies. Ze bekleden vaak leidinggevende posities in het staatsapparaat, het leger en de politie. De gevolgen hiervan zijn vandaag de dag duidelijk zichtbaar in het leger: 90 procent van de commandanten komt uit de Nijlstrook en Noord- en Centraal-Soedan, terwijl de lagere rangen van onderofficieren en soldaten afkomstig zijn uit gebieden die het Arabisch niet als hun moedertaal beschouwen, zoals Zuid-Kordofan, Darfur, Blauwe Nijl en het Nuba-gebergte.


Lees ook
Zuid-Soedanezen waanden zich veilig in Soedan. Nu is het ook daar oorlog en vluchten ze terug naar hun eigen, kapotte land

Vluchtelingen passeren bij Joda de grens tussen Soedan en Zuid-Soedan

Sociale segregatie

Het Soedanese leger heeft sinds zijn oprichting geen buitenlandse oorlog meer uitgevochten, maar is sinds de onafhankelijkheid van Soedan in 1956 in verschillende delen van het land in strijd gebleven met zijn burgers, tot de landelijke oorlog die vorig jaar uitbrak. Beleid gebaseerd op de Arabisch-islamitische identiteit van de staat veroorzaakte sociale segregatie en uitsluiting. Dit leidde tot opstanden van burgers die de wapens opnamen op zoek naar eerlijkheid en gelijkwaardig burgerschap. Te beginnen met de Ananya 1-beweging in de jaren 1955-1972, de John Garang-beweging in 1983-2005 en de Sudanese People’s Army North-beweging van 2011 tot nu. Dit komt bovenop de vele gewapende bewegingen in Darfur, zoals de Khalil Ibrahim-beweging, de Abdel Wahid Mohamed Nur-beweging en de Arko Minni Minawi-beweging, die actief zijn sinds 2003.

Na de staatsgreep van het islamistische regime van Omar al-Bashir in 1989, kwamen alle instanties, inclusief het leger, de politie, de openbare aanklagers en het ambtenarenapparaat, in handen van de islamisten en hun partij, wat het moeilijk maakte om democratische fundamenten op te bouwen.

Huidige burgerbewegingen zijn ofwel ideologisch te ver van elkaar verwijderd, of hebben sinds het begin van de onafhankelijkheid niet samengewerkt om de pogingen van het leger te stoppen om Soedan te regeren. In tegendeel, bijna alle politieke partijen proberen volgelingen te rekruteren in de militaire academie. Dus wachten de Soedanezen bij gebrek aan een sterk en coherent burgerlijk alternatief tot de vlammen van de oorlog alles vernietigen tot ze aan wederopbouw beginnen.


Lees ook
De vechtende generaals in Soedan zien zelfs medemenselijkheid als een bedreiging

Alvast het bijschrift: Een brand woedt na een bombardement door de RSF van generaal Hemedti op de veemarkt in al-Fasher, de hoofdstad van de provincie Noord-Darfur in Soedan.

Wederopbouw

Om deze oorlog te stoppen en een gezonde staat op te bouwen, is het noodzakelijk om alle burgerbewegingen te verenigen die belang hebben bij de democratische overgang, met name de jongeren en vrouwen. Zij moeten een hoofdrol spelen, net zoals ze deden in de revolutie van december 2018. Er is een gestage groei van burgerbewegingen in Oost-Afrikaanse landen, zoals Oeganda, Ethiopië en Kenia, waar tienduizenden Soedanezen hun toevlucht hebben gezocht. Onlangs werden daar enkele workshops over wederopbouw gehouden. Ook is er beweging op politiek niveau en zijn er pogingen om allianties te smeden tussen politieke partijen en maatschappelijke organisaties.

Het leger moet onder internationale druk duidelijke afspraken maken over de transitie naar democratie en stappen zetten om geleidelijk terug te keren naar zijn barakken en de politieke arena voorgoed te verlaten.