Opinie | De kunst verdwijnt achter haar aura

‘Het is essentieel om als kunstenaar verwarring te zaaien en de geest op te schudden”, is een van de beroemdste uitspraken van Salvador Dalí. Hij sprak natuurlijk over zijn eigen werk dat de toeschouwer, zoals hij het zelf omschrijft, een „transcendente” ervaring zou bieden. Dat leek me wel wat voor een regenachtige zaterdag en dus trok ik met mijn achtjarige stiefzoontje naar het Amsterdamse Fabrique des Lumières dat uitpakte met Dalí.

Zes jaar geleden opende het eerste Atelier des Lumières haar deuren in een voormalige ijzergieterij in Parijs; inmiddels zijn er ‘Lumières’ over de hele wereld, van New York tot Dubai. Met ronkende namen als Vincent van Gogh, Claude Monet en Gustav Klimt trekken ze miljoenen bezoekers. Ze beloven een immersive experience, een vernieuwende en spectaculaire beleving van kunst.

Onderwaterwereld

Levendig was het zeker: over de muren van het gebouw wemelden kleurrijke projecties van details uit Dali’s beroemdste werken. Beelden krioelden van plafond tot grond, waardoor het leek alsof we in een surrealistische onderwaterwereld waren beland. Er klonk luide muziek van legendarische bands als Queen. De bezoekers liepen vol verwondering rond of zaten op een vloer waarover smeltende klokken bewogen. Ze maakten foto’s van hun gezichten waarop Dalí’s penseelstreken verschenen. Het toppunt van immersion: de bezoekers waren heel even zélf het schilderdoek geworden.

Toen we de hele ruimte hadden gezien, las ik in de ogen van mijn stiefzoontje echter geen opwinding, maar onbegrip. „Vond je het mooi?”, vroeg ik. „Ik snap het niet”, zei hij. „Wat snap je niet?” Hij keek me ernstig aan: „Waar is de kunst?”

Van Goghs zonnebloemen

Ik had de vraag niet scherper kunnen formuleren. We waren een half uur lang ondergedompeld in een audiovisuele installatie die je met wat goede wil ‘kunstzinnig’ zou kunnen noemen, maar bij mijn achtjarige metgezel bleef het knagen. „Waar is de zaal met de échte schilderijen?” „Die”, moest ik bekennen, „is er niet.”

Ineens vroeg ik me af hoe Walter Benjamin hier in de oude fabriek tussen de projecties had gelopen. In 1936 publiceerde de Duits-Joodse cultuurfilosoof zijn invloedrijke essay Het kunstwerk in het tijdperk van zijn technische reproduceerbaarheid. Daarin beschrijft hij een fundamentele verschuiving in de rol en de perceptie van kunst in een tijdperk waarin elk kunstwerk reproduceerbaar is. Het feit dat Van Goghs zonnebloemen op posters en ansichtkaarten kunnen verschijnen, zou volgens Benjamin een vernietigende uitwerking hebben op het ‘aura’ van authenticiteit van het kunstwerk, een cruciale kwaliteit.

Een digitale fata morgana

Bijna een eeuw later zijn de reproducties van beroemde kunstwerken niet aan te slepen en vluchtiger geworden dan Benjamin wellicht had kunnen denken. Niet langer tastbaar als een ansichtkaart, maar ijl en tijdelijk als een bundel licht. Lumière. Een flinterdunne illusie op een lege muur. Een digitale fata morgana die tegenwoordig op elk toeristisch tiplijstje prijkt want amusement gegarandeerd voor het hele gezin. En je steekt er ook nog wat van op!


Lees ook

Twijfel zaaien over de waarde van kunst

Twijfel zaaien over de waarde van kunst

Ik moet denken aan een ander populair gezinsuitje dat jaarlijks in vele steden miljoenen bezoekers trekt: het wassenbeeldenmuseum Madame Tussauds. In Tussauds zien we een reproductie van een (ooit) bestaand persoon. In Lumière zien we een reproductie van bestaande kunst. De magie van Tussauds schuilt in nabijheid: ineens loop je naast Anthony Hopkins als Hannibal Lecter en kun je de man zonder een greintje angst over de bol aaien.

‘Aura’ van authenticiteit

Elke bezoeker weet dat die nabijheid één grote illusie is: je staat geen voetstap dichter bij Hopkins door dat wassen beeld. Het plezier dat we uit Tussauds halen, kan slechts bestaan bij de gratie van ons eigen geloof in de nabijheid. Ga je daar niet in mee, dan sta je naast een zielloos wassen object te poseren voor je Instagram. In die zin geeft het bezoek ons niets waardevols, maar bepalen, nee, creëren we zelf de waarde van onze ervaring.

Hetzelfde gebeurt in Fabrique des Lumières. De tentoonstelling belooft je in de kunst van Dalí onder te dompelen, terwijl je in werkelijkheid geen stap dichter bij het oorspronkelijke kunstwerk komt te staan. Toch blijkt dat bijzaak. Sterker nog: het doet er niet toe. Het ‘aura’ van authenticiteit mag sinds Benjamin aan erosie onderhevig zijn, dat proces heeft ook een omgekeerd effect. De schaarste aan authenticiteit heeft ervoor gezorgd dat slechts een flinter, een brokstukje van het ‘aura’ tegenwoordig bij de toeschouwer al een gevoel van authenticiteit kan genereren. Zo kan een ontmoeting met de projecties van Dalí bij miljoenen bezoekers leiden tot een bevredigende sensatie.

Tikkende klokken van Dalí

Met de nadruk op sensatie, want Fabrique des Lumières gaat veel verder dan Tussauds. De makers van het lichtspektakel hebben zich het recht toegeëigend om de smeltende klokken van Dalí te laten tikken en zijn hoogpotige olifanten te laten lopen, om details uit verschillende werken naadloos in elkaar te laten morfen en daar ook nog eens een vette soundtrack onder te zetten. Wat gepresenteerd wordt als de essentie van Dalí is in wezen pure interpretatie. Net als bij Madame Tussauds, maar dan geniepiger, zadelt de tentoonstelling haar bezoekers op met een, tja, wassen neus.

Je zou het fenomeen kunnen afdoen als ‘onschuldig vermaak’. Onschuldig is het echter alleen als de toeschouwer begrijpt en doorziet wat er in de tentoonstelling precies wordt gepresenteerd. Is de bezoeker zich bewust van het feit dat ze kijkt naar een lichtshow die alleen over het dunste oppervlak van het Dalí-oeuvre scheert? Dat ze net zo goed naar een ansichtkaart had kunnen staren? Dat ze met een poster misschien nog meer een eigen beeld van Dalí’s werk had kunnen vormen dan in de orkaan van kleuren, geluiden en bewegingen in Fabrique des Lumières?

Miljoenen bezoekers

Er gaan stemmen op dat dergelijke attracties een rol spelen in het democratiseren van ‘elitaire’ kunst. Die bewering gaat echter voorbij aan het fundamentele verschil tussen een museum en een attractie: winstbejag. De Lumière-franchise is commercieel en allesbehalve gericht op de verwarring die Dalí voor ogen had. Haar enige doel is te behagen. De makers lepelen een beeld op van Dalí, Van Gogh of Vermeer dat we al kennen, herkennen en graag zien. Ze bevestigen het cliché en larderen het met nieuwe betekenislagen die leiden tot een meeslepende remix die steeds verder losgezongen raakt van het origineel. De Lumière-attractie heeft niets te maken met een democratisering van beeldende kunst, maar zou juist een voorbode kunnen blijken van haar ondergang. Ze bewijst dat miljoenen bezoekers een bevredigende kunstervaring kunnen hebben… zonder kunst.

Hoe is dit in godsnaam mogelijk? Hoe kan over de rug van grootheden als Van Gogh, Monet en Manet zo makkelijk geld worden verdiend? Hoe kan een zorgvuldig gecreëerd oeuvre schaamteloos tot een flitsende lichtshow worden gepimpt? Natuurlijk gebeurt alles volgens de spelregels. Rechten zijn vaak verjaard en elke aanpassing of vervorming dient te worden uitgevoerd ‘met respect voor het oorspronkelijke werk’. Dat klinkt prachtig, maar is een subjectief, uiterst rekbaar criterium. En dode meesters, wel zo makkelijk, die hoor je niet protesteren.


Lees ook

Laten we onze obsessie met het unieke kunstwerk proberen los te laten

Laten we onze obsessie met het unieke kunstwerk proberen los te laten

De onvermijdelijke vraag is waar het succes van dit soort afgeleide attracties op de langere termijn toe leidt. Na hoeveel verhaspelen, editen en recycleren raakt het originele kunstwerk dermate uitgeput dat het gespeend is van haar oorspronkelijke zeggingskracht? Na hoeveel kleurcorrecties, animaties en soundtracks is een Dalí fundamenteel failliet?

Er heerst, terecht, grote bezorgdheid dat digitale tentoonstellingen de traditionele musea en galerieën ondermijnen. Het grote publiek blijkt liever naar een charismatische interpretatie te kijken dan naar het origineel. Dit zou uiteindelijk kunnen resulteren in een afname van de waardering voor en, in het verlengde daarvan, het conserveren van de originele werken. Terwijl het kunstwerk stilletjes in een donker kamertje wegkwijnt, blijft er straks van het ‘aura’ van authenticiteit niets meer over dan slechts dat: een aura. Een holle herinnering. Een projectie zonder muur.

In zijn documentaire Exit Through the Gift Shop uit 2010 onderzoekt street artist Banksy hoe kunst wordt gecommercialiseerd. De titel is een verwijzing naar het gebruikelijke souvenirwinkeltje aan het einde van een tentoonstelling waar je kunstgadgets kunt kopen: een notitieboek met Dalí’s tijgers, een puzzel met Van Goghs zonnebloemen, een kussensloop met Monets waterlelies. Het doorslaande succes van Fabrique des Lumières markeert opnieuw een fundamentele verschuiving in de beleving van beeldende kunst. We dansen op de brokstukken van Benjamins ‘aura’. We lopen naar binnen door de giftshop en we lopen er naar buiten. Er is geen andere zaal. De kaarten en de kussenslopen geven ons genoeg.

De giftshop is de tentoonstelling geworden.