Het probleem met toerisme is niet de toerist. Het probleem is dat toerisme de wereld steeds meer vervormt tot een soort live-action themapark. Overal werkt het hetzelfde. De mooiste gebouwen worden opgekocht door hotelketens en commerciële Airbnb’s. Er verschijnen winkels met authentieke producten, stroopwafels sinds 1880 ofzo, de kazen van Old Amsterdam (dat dit geen echte oude kaas is doet er niet toe, het gaat om het idee). En hé, wat geinig, een zaak met alleen maar badeendjes. Er is entertainment, de toerist mag zich nu eenmaal nooit vervelen: een stadswandeling, een ritje per paard en wagen, een gondel of waterfiets – leuk!
In Amsterdam trekken de hordes dagelijks door het oude centrum (geen bewoner die zich hier nog waagt). Ze lopen midden op straat, staren verwonderd naar de statige gevels, de tuttige bloemstukken op de brug, de zogenaamd ouderwetse lantaarnpalen. Als ik me een weg probeer te banen langs al die toeristen heb ik altijd het gevoel dat ze zich in een openluchtmuseum wanen. Voor hen ben ik slechts opvulling van het decor, een figurant: leuk gedaan, die vrouw slingerend op haar fiets met drie tassen aan het stuur. Voor hetzelfde geld word ik betaald voor deze rol.
De Franse schrijver Michel Houellebecq beschreef het allemaal al in het beste boek, fictie of non-fictie, over toerisme: De kaart en het gebied. Hierin schetst hij een toekomst waarin Frankrijk inderdaad volledig verworden is tot een openluchtmuseum, of themapark. Het land verkoopt voornamelijk nog „sfeerhotels, parfums en pasteitjes – datgene wat men levenskunst noemt”; ambachtelijke beroepen als mandenmakerij en geelgieterij maken een comeback; cafés hebben allemaal de sfeer „van een Parijs’ café uit de belle époque”. De bewoners van agrarische gebieden zijn niet langer „ongastvrij, agressief en achterlijk”, zoals Houellebecq ze aanvankelijk noemt, maar „ontwikkeld, tolerant en vrolijk”. Omdat ze inmiddels het personeel zijn dat de klant, of toerist, als hun koning bedient.
Parijs-syndroom
Het is natuurlijk een gefabriceerde authenticiteit die hier wordt verkocht, een kopie van een kopie van een nostalgisch droombeeld. Zoals Tokio bijvoorbeeld de stad uit de film Lost in Translation moet zijn. Het eiland Bali zoals de filmpjes van influencers het weergeven. Parijs als de stad van Amélie of Emily. En nee, daarbij wordt vooralsnog niet altijd aan de verwachtingen voldaan (zie bijvoorbeeld het Parijs-syndroom, een psychologische aandoening met symptomen als angst, overgeven en hallucinaties, opgewekt door de teleurstellende werkelijkheid van Parijs; het schijnt vooral veel voor te komen onder Japanse toeristen), maar uiteindelijk zullen deze gebieden zich steeds meer vormen naar de popculturele representatie ervan, precies zoals Houellebecq heeft voorspeld. De toeristenindustrie is nu eenmaal miljarden waard, in euro’s, dollars of yens.
Gooi jezelf in het diepe, maak jezelf zo hulpeloos mogelijk, hou je telefoon in je zak
Daarom bevinden zich overal ter wereld ook altijd een Starbucks, Zara of Apple Store. Zoals de bezoeker van Disney World of Legoland slurpend aan een aardbei-milkshake de loeiende attracties afgaat, zo is het voor de toerist fijn om in den vreemde nog zijn vertrouwde Caramel Frappuccino te hebben. Andere culturen zijn leuk, maar te anders is overweldigend. Herkenbare winkels en producten vormen als het ware een veilige haven.
Misschien is de toerist dus toch het probleem. Is het zijn hang naar het herkenbare en vertrouwde die ervoor zorgt dat steden en landen steeds meer verworden tot themapark (en tegelijkertijd ook steeds meer op elkaar beginnen te lijken). Wat kwam eerst: de kip of het ei? Is het de vraag die het aanbod bepaalt, bedient de markt de verlangens van de consument, in dit geval de toerist, of werkt het andersom: vormt de markt deze verlangens door elk alternatief op te slokken of buiten beeld te houden?
Alleen reizen
Hoe het ook zij, uiteindelijk ligt hier dus ook de uitweg, een opening: om een goéde toerist te zijn. Want de goede toerist, zou je kunnen zeggen, zoekt dus niet wat hij kent, heeft geen verwachtingen en slaat de themaparken over. Ja, de goede toerist reist zoals reizen bedoeld is. Hij doet het om andere werelden te ontdekken, om het vreemde te ontmoeten, en zo zelf een beetje vreemd te worden. Vrijheid, zei een vriendin van mij ooit, is ontdekken wie of wat je nog meer kunt zijn. Ze reisde altijd alleen, zonder plan, bracht zichzelf het liefst in onvoorziene situaties om te zien hoe ze dan zou reageren. Dat was vaak heel anders dan ze had verwacht.
Ga dus naar een stad of gebied waarvan je nog nooit hebt gehoord. In een land waarvan je de taal niet kent en waar ze liefst ook geen Engels spreken. Boek geen hotel of Airbnb, maar vindt ter plekke iemand bij wie je op de bank mag slapen, liefst ergens in een buitenwijk. Reis alleen. Gooi jezelf in het diepe, maak jezelf zo hulpeloos mogelijk, hou je telefoon in je zak. De wereld is geen decor, je bent niet The Main Character, die vrouw op die slingerende fiets moet haar zoontje ophalen, ze wil er gewoon langs.
Dit is wat een goede toerist volgens mij doet. Hij laat zichzelf achter, heeft geen verlangens, geen lijstje dat afgewerkt moet worden, maar vaart mee op de stroom. En voor wie dat te eng klinkt, oncomfortabel of gevaarlijk zelfs, is er altijd nog een alternatief: blijf gewoon lekker thuis.
Lees ook
Burgers kunnen toerisme beheersbaar maken
Klik op het vinkje naast ‘Ik ben geen robot’