Opinie | De geesten worden klaargemaakt voor een permanente mobilisatie

Vervreemding. Dat was het overheersende gevoel dat ik had toen het land eind juni volledig in de ban was van de NAVO-top in Den Haag. Het live verslag ervan deed denken aan een lifestylemagazine. In een soort combinatie van uitzendingen van de Olympische Spelen en het Eurovisie Songfestival werd enthousiast gesproken over de vliegtuigen waarmee de staatshoofden aankwamen. De event planner van dienst (de ‘operationeel directeur Taskforce NAVO-top’) had er ondanks alle vliegreizen echt voor gezorgd dat de top, waarop massale bewapening centraal stond, „zo duurzaam mogelijk georganiseerd” was. Er kwamen details over het interieurontwerp van de top, over hoe hoogpolig het tapijt moest zijn, en over de complexiteit van een gelijke lichtintensiteit op iedere tafel.

Het verlangen om Trump te zien was quasireligieus. Bij NAVO-chef Mark Rutte, maar ook bij de NOS-verslaggever die bij de aankomst van de Amerikaanse auto’s teleurgesteld constateerde: „Je ziet, de deuren gaan nu dicht, zodat we inderdaad, hélaas, níet Donald Trump zien aankomen. We hebben alleen The Beast [Trumps auto] gezien, maar niet de Amerikaanse president die uitstapt.”

Het echte beest bleef onzichtbaar, als een heilig object van culturele hegemonie, maar toen het zijn bek opendeed begon het 5 procent van onze economie te eisen, grotendeels als subsidie voor zijn wapenindustrie.

Lobby voor wapens

Er werd dus ook alvast schaamteloos vergaderd – een eufemisme voor gelobbyd – tussen ministers van Defensie en de wapenindustrie. Steden als Den Haag en Rotterdam waren vergeven van de politie, en dat voelde als de omgekeerde wereld, want nu moesten degenen die voor onze vrijheid en veiligheid zorgen zozeer beveiligd worden dat de democratie ingeperkt werd. Demonstreren was verboden op de plek waar het er toe zou doen, en grote delen van Den Haag waren voor bewoners afgesloten.

In een lichtkrant onder de beelden van de live-uitzending kwam staatsmannelijke retoriek voorbij. Rutte: „Als we oorlog willen voorkomen, moeten we meer gaan uitgeven.” Schoof: „Nog nooit heeft de NAVO voor zo’n grote uitdaging gestaan.” Het was, met Kafka, alsof we zeeziek op het vasteland waren.

Misschien is het inmiddels mogelijk met enige afstand naar dit festival te kijken. Mijn vervreemding lijkt me een symptoom van een bredere vredesvervreemding. Dat wil zeggen: we missen een publieke taal van de vrede. Het lijkt onmogelijk om buiten de kaders van militair conflict en bewapening te denken. Dat past bij het idee, verwoord door verschillende westerse regeringsleiders, dat de oorlog in Oekraïne „existentieel”, is. Existentieel „voor de hele beschaafde wereld”, zei Rutte al in 2022. Dergelijke uitlatingen staan niet langer twijfel toe: een existentiële oorlog is niet te vermijden.

Dit begrip van de oorlog als ‘existentieel’ en de ermee gepaard gaande vredesvervreemding duidt op een diepe spirituele crisis: het leven wordt ondergeschikt gemaakt aan een wereld van natiestaten die in een existentiële wapenwedloop verwikkeld zijn. Denken in termen van vrede en de-escalatie wordt nauwelijks nog serieus genomen in de publieke sfeer, laat staan een pacifisme dat zich even existentieel tégen bewapening keert door van niemand te vragen te sterven voor een land.

En dus worden overal de geesten klaargemaakt voor een permanente mobilisatie. Een jonge techneut met een defensie-startup zegt dat pacifisme een „privilege” is. De fractievoorzitter van Volt zegt dat de Europese kernwapens echt wel veel voorstellen „als je die allemaal zou afwerpen”. De Britse premier kondigt af dat het Verenigd Koninkrijk klaar moet zijn voor een oorlog. De Duitse bondskanselier wil het grootste leger in Europa hebben, en terwijl de AfD de tweede partij in Duitsland is vraagt niemand in Europa welke geschiedenis zich hier herhaalt.

Voor zover er kritiek is gaat die over de ‘haalbaarheid’ ervan: kan defensie wel zo snel opschalen? Ondertussen worden Nederlandse burgers zoet gehouden met retoriek over ‘noodpakketten’ die dezelfde ideologische functie heeft als de absurde duck and cover-oefeningen in de Verenigde Staten tijdens de (eerste) Koude Oorlog. Maar wie vraagtekens zet bij de enorme verhoging van de defensie-uitgaven, die de komende jaren naar 5 procent van het bbp moeten groeien, wordt gezien als een Poetinapologeet.

Kritiek op westerse oorlogstaal wordt gezien als naïef, maar er is een blind vertrouwen op een industrie die geld verdient met het uiteenrijten van lichamen.

In slaap gesust

Het is allemaal normaal geworden. We zijn eraan gewend geraakt, en misschien wel in slaap gesust. Als een geopolitieke wind die alle grashalmen één kant op doet waaien, zo lijkt vrijwel iedereen overtuigd van de heilzame werking van bewapening. De kracht van die wind is niet die van de rationele oordeelsvorming, de twijfel en de kritische distantie, maar die van het pathos van Grote Geopolitieke Noodzakelijkheden.

Maar zoals de Amerikaanse denker W.E.B. Du Bois zei: de oorzaak van oorlog is voorbereiding van oorlog. De geschiedenis leert dat onbetwijfelbare bewapening doorgaans tot oorlog leidt. Wat te doen?

Als we willen dat vrede en de-escalatie een optie zijn en het geloof in bewapening doorbroken wordt, moeten we werken aan twijfel. Dat is enigszins gebeurd ten aanzien van Israël; er gaan nu stemmen op Israëlische misdaden niet langer te voorzien van wapens. Maar in de veel gevaarlijkere escalatie met Rusland is nog nauwelijks ruimte voor twijfel en zelfkritiek.

Twijfel begint bij het verlaten van de kleingeestige gedachte dat alleen de tegenstander aan propaganda doet. Dat wijzen op de rol van uitbreiding van de NAVO, of op het überhaupt blijven bestaan ervan na het ontbinden van het Warschaupact, Kremlinpropaganda is. Wie Rutte of Schoof hoort praten zou bijna denken dat de NAVO, Europa en de Verenigde Staten, als machtigste militaire spelers, eigenlijk geen onderdeel van de geopolitiek zijn en zelf nooit geweld initiëren. Maar, zoals een peiling in opdracht van de Wall Street Journal liet zien, zag in 2022 zelfs 55 procent van de ondervraagde Oekraïners (en daarbij hoorden niet eens de relatief pro-Russische inwoners van de Donbas) de NAVO als medeschuldig aan de oorlog.

De twijfel die nodig is, bevraagt het dominante westerse verhaal over de geschiedenis. Waarom, bijvoorbeeld, kon na 1991 niet een Europese veiligheidsarchitectuur gebouwd worden waar Rusland, als grootste land in Europa, een plek in had? Gorbatsjov stelde een pan-continentale veiligheidssamenwerking voor, en Jeltsin speculeerde over een Russisch NAVO-lidmaatschap. Het was mogelijk om na de Koude Oorlog met Rusland te doen wat in 1818 met Frankrijk gebeurde en in 1945 met Duitsland: inclusie in een Europese orde. Moeten we, terugkijkend, niet constateren dat we kansen op vrede hebben laten liggen, en dat de beste historische parallel die met het Verdrag van Versailles uit 1918 is: uitsluiting, met fatale gevolgen, uit de Europese orde? Het lijkt alsof daarover niet langer een discussie mogelijk is zonder het ad hominem ‘Poetinapologeet’, en dat sluit vreedzame wegen naar conflictbeslechting af.

Twijfel begint bij het verlaten van de kleingeestige gedachte dat alleen de tegenstander aan propaganda doet

Een oriëntatie op vrede die de cirkel van escalatie en bewapening doorbreekt, behelst vanzelfsprekend niet dat Rusland verantwoordelijkheid ontloopt voor de oorlog in Oekraïne, en voor oorlogsmisdaden zoals het vrijwel dagelijks bombarderen van burgers. De-escalatie en een oprechte, niet door wapenindustriële belangen gekleurde gerichtheid op vrede vergen wel een begrip van wat de ander motiveert, en van diens verhaal over de geschiedenis. In geval van Rusland behelst die eeuwen van West-Europese pogingen Rusland te veroveren. Russen die met dat verhaal leven, zullen een andere lezing geven van het richting Rusland kruipen van de NAVO dan Nederlanders. Voor veel Nederlanders lijkt Russische agressie in Oekraïne uit het niets te komen, of hooguit uit een primordiale Russische agressiedrift die zelf weer losstaat van westerse steun voor Russisch autoritair leiderschap én het buiten een uitbreidende NAVO houden van Rusland.

Illustratie Lynne Brouwer

Begrip voor de ander kan voorkomen dat visioenen over Russische tanks op het Scheveningse strand al te veel realiteitswaarde toegedicht krijgen.

Eén manier om afstand tot zulke angstbeelden te krijgen is door te zien hoe de rest van de wereld naar ons kijkt. In grote delen van Afrika, Azië en Latijns-Amerika beziet men de Europese houding jegens Rusland met verbazing. Dat is niet verwonderlijk, want de geschiedenis werkt ook hier door. Al toen Italiaanse fascisten het toenmalige Abessinië binnenvielen, schoot Rusland het land te hulp. En toen het Westen de Zuid-Afrikaanse apartheid steunde, stond de Sovjet-Unie aan de juiste kant van de geschiedenis. Dit werkt door in landen die andermaal zien dat soevereiniteit, nationale zelfbeschikking en mensenrechten selectief gehanteerde waarden zijn.

Levens van Palestijnen, Jemenieten, Soedanezen, Congolezen of Tigrayanen zijn zichtbaar minder waard. Wie herinnert zich de verzuchting van een CBS-verslaggever in Oekraïne die vanuit Kyiv zei: „Dit is niet een plek als, met alle respect, Irak of Afghanistan waar al decennia lang conflict is. Dit is een relatief beschaafde, relatief Europese stad.”

Ondergaand imperium

Een Europa dat vrede werkelijk nastreeft, zal zich internationaal moeten heroriënteren. Aan de leiband van een ondergaand imperium lopen lijkt een fatale optie. De vijfprocentsnorm van de NAVO – in dezen een Amerikaanse wapenlobby – houdt ons gegijzeld in een wapenwedloop. Europa lijkt te leiden aan een geopolitiek Stockholmsyndroom. Juist nu Amerikaanse hegemonie verslapt, klampen we ons eraan vast. Dit tekent de spirituele crisis van Europa: er is een onvermogen een eigen niet-militair vormgegeven rol in de wereld te vinden. Maar zoals de Indiase minister van Buitenlandse Zaken Subrahmanyam Jaishankar scherp zei: „Europa moet zich ontdoen van de mindset dat Europa’s problemen wereldproblemen zijn, maar de problemen van de wereld niet die van Europa zijn.”

En over wereldproblemen gesproken: terwijl we bewapenen warmt de aarde verder op, maar dat thema is begrotingstechnisch geparkeerd. Het laat zien dat een taal van de vrede belast is met het allermoeilijkste: het articuleren van een omvattende visie op het leven, waarin de samenhang tussen Palestina, Oekraïne, Congo, klimaat, kapitalisme en patriarchaat benoemd wordt. Een visie die vrijheid niet door nationale grenzen beperkt ziet. Natiestaten zijn recente historische verbanden die ook weer verdwijnen, ook al zijn veel politici te kleingeestig om dat te zien. Dat het werken aan zo’n visie op velen ridicuul overkomt, ís de spirituele crisis van Europa.

De dekoloniale traditie biedt hier aanknopingspunten. Volgens Frantz Fanon moest dekolonisatie niet uitmonden in het Europese model van de natiestaat. Want zoals tegenwoordig weer vaak te horen is in discussies over de dienstplicht: natiestaten vragen offers. Maar je sterft nooit voor een land; je sterft alleen door een land.

Leren omgaan met neergang, met tanende invloed in de wereld, is ongetwijfeld het moeilijkste voor natiestaten. Krampachtig wordt naar de wapens gegrepen. De dood is big business. Hij draagt het masker van de redelijkheid en de moraal, maar met dollartekens in zijn slechte geweten gebruikt hij onze burgerschapsstatus als chantage en eist hij de inzet van onze kinderen.

Laten we weigeren onze kinderen op te offeren in naam van een natiestaat of een civilisationele zone. Het minimum dat we moeten eisen is de weigering van de oorlog als permanente conditie. Als dat collaboratie is, dan lang leve het ideologisch landverraad.