Opinie | De Eerste Kamer is helemaal niet beter in staat wetsvoorstellen op kwaliteit te beoordelen

Democratisch mandaat Thorbecke zag het al: van een Eerste Kamer als deze komen politieke ongelukken. Voeg de twee Kamers samen, betoogt Wim Voermans.

Foto Koen van Weel

Thorbecke wilde liefst zo snel mogelijk van de Eerste Kamer af, in 1848. Een relict van de korte eenwording met België tussen 1815 en 1830 maar inmiddels in het Nederland van 1848 zinloos en nutteloos („zonder grond en zonder doel”, zoals hij zei). Hij verloor het pleit daarover in zijn grondwetscommissie die ons uiteindelijk het huidige parlementaire stelsel opleverde. ‘Baat het niet, dan schaadt het niet, zo’n Eerste Kamer’ moeten een aantal wat conservatiever ingestelde leden van die grondwetscommissie uit 1848 hebben gedacht, maar met die gemakzuchtige redenering kon Thorbecke niet leven.

In een kritische nabrander na de grondwetsherziening voorzag hij dat van zo’n tweede, nauwelijks democratisch gelegitimeerde Eerste Kamer ongelukken zouden gaan komen. „De Eerste Kamer zal in den gewonen loop niet worden geteld”, schreef hij, „of als eene nuttelooze vertraging worden aangemerkt, en wanneer zij in zaken van gewigt tegen de Tweede Kamer staat, worden weerstreefd zoo niet op zijde gezet. Zij zal, waar zij niet gedwee volgt, slechts eene aanleiding tot misnoegen en tweespalt zijn.”

Als de Eerste Kamer de democratische gelegitimeerde Tweede Kamer volgt – zoals tot 2012 meestal gebeurde – dan doet zo’n Kamer er eigenlijk niet toe en vertraagt die maar. Waar die Kamer wel een eigen koers gaat varen, zich politiek opstelt, zoals sinds 2012 steeds meer gebeurt, gaat dat op termijn gedoe opleveren. En dat punt, 175 jaar geleden voorzien door Thorbecke, lijkt nu te zijn bereikt.

Vastzittende dossiers

Sinds enkele dagen is er een nieuwe Eerste Kamer gekozen, die een heel andere samenstelling kent dan de Tweede Kamer. Van de 17 fracties die de nieuwe Eerste Kamer kent, houden de coalitiefracties maar 21 zetels: 14 tekort voor een meerderheid. Zover liepen de meerderheden in de Eerste en de Tweede Kamer na de Tweede Wereldoorlog nog niet uit elkaar.

Dat heeft twee met elkaar verbonden gevolgen. Ten eerste zal het voor de coalitie nog moeilijker worden om de toch al vaak vertraagde en vastzittende dossiers (stikstof, klimaat, migratie en asiel, energietransitie) aan te pakken en op te lossen – er moet met steeds meer en andere partijen worden onderhandeld waardoor uitruilen steeds moeilijker wordt. En ten tweede wordt de Eerste Kamer daardoor ook politieker.

Weliswaar houdt de senaat graag de wat chique schijn op van chambre de réflexion die in alle rust nog eens naar de kwaliteit van de wetgeving kijkt, en dan vooral naar de rechtmatigheid, uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid, maar dat is toch vooral een zelfvleierij. Eerste Kamerleden (parttimers) zijn helemaal niet beter in staat dan Tweede Kamerleden (fulltime professionals met meer ondersteuning en gemiddeld genomen meer deskundigheid) om wetsvoorstellen op kwaliteit of uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid te beoordelen. En die Eerste Kamer bedrijft net als de Tweede Kamer gewoon politiek – de Grondwet werpt daar ook geen enkele drempel voor op.

Politieke opstelling

Het enige wat de Eerste Kamer niet kan is een wetsvoorstel wijzigen. En al mag dat niet, toch doet de Eerste Kamer dat nogal eens op verkapte wijze door aan de regering te vragen toch iets aan een voorstel te wijzigen. De afgelopen jaren, waarin de meerderheden in de Eerste Kamer andere waren dan die in de Tweede, gebeurde dat dozijnen keren, en ook nog eens op inhoudelijke gronden.

Ook aan de aantallen moties, waaronder een enkele motie van afkeuring, en de positionering van fracties en hun leden is te zien dat de Eerste Kamer zich de laatste jaren steeds politieker opstelt. Van de zogenaamde conventie van politiek terughoudende opstelling is inmiddels op politiek belangrijke dossiers weinig terug. De Kamer bedrijft politiek, maar heeft daar eigenlijk de papieren niet voor.

De Eerste Kamer wordt indirect gekozen via Provinciale Statenverkiezingen en heeft een buitengewoon zwak democratisch mandaat. Eerste Kamerleden staan niet op de verkiezingslijst bij PS-verkiezingen, maar worden via interne selectieprocedures van politieke partijen voorgesorteerd. Die rekruteren daarbij liefst uit de rangen van ervaren polderbestuurders met brede netwerken in maatschappelijke organisaties en sectoren. De Eerste Kamer is daarmee een kamer van de koepels geworden, met belangenbehartiging van uit met name het onderwijs, openbaar bestuur, de zorg em financiële instellingen zoals pensioenfondsen.

Regionale vertegenwoordiging

Het democratisch mandaat van senatoren is dubbel slecht: ze vertegenwoordigen bijna nooit de regio of provincies, en al zeker niet de ‘gewone’ kiezer. En dat terwijl de Eerste Kamer buitengewoon machtig is. Ze heeft een vetopositie aan het einde van het wetgevingsproces en kan alles wat door de wel rechtstreeks gekozen Tweede Kamer werd besloten tegenhouden, ook op politieke gronden. En doet dat ook – je moet niet kijken naar wat ze verwerpen (weinig), maar vooral naar wat ze ‘stil leggen’ (niet behandelen). Dit gaat fout.

Lux et Libertas Lees ook dit commentaar van NRC: Het wordt tijd voor een fundamenteel debat over de rol van de Eerste Kamer

Wat te doen? Misschien moesten we eens kijken naar Denemarken, Zweden en Noorwegen. Die kenden tot voor kort alle drie ook een tweekamerstelsel, ooit ontstaan in de negentiende eeuw. Ook daar tobden ze met zo’n senaat zonder grond of doel. Hun oplossing was origineel: voeg de twee kamers samen tot één kamer, waarvan één deel via nationale verkiezingen rechtstreeks wordt gekozen en één via regionale afvaardiging wordt gekozen.

Dat zou ook in Nederland prima kunnen – bij ons schort het echt aan een goede regiovertegenwoordiging op nationaal niveau. Je kiest één keer en brengt twee stemmen uit: eentje nationaal en eentje regionaal. Met één Kamer van 225 leden (150 rechtstreeks nationaal gekozen, 75 regionaal) hebben de regiovertegenwoordigers niet direct de overhand, maar wel een belangrijke stem. En een Kamer met 225 leden lost ook direct het probleem op dat onze Tweede Kamer in relatie tot de omvang van de bevolking eigenlijk relatief te weinig zetels kent in vergelijking met andere omringende landen. En, voor de rekenaars, er is ook alle kans dat dit de versplintering iets terug kan dringen, omdat voor politieke einzelgängers regionale verkiezing waarschijnlijk aantrekkelijker is dan partijafsplitsing.