Prestatiedruk, bestaansonzekerheid en een constante competitie, aangejaagd door sociale media en reclames, leiden tot gevoelens van incompetentie, stress en burn-out. We hebben de afgelopen decennia een stijging van mentale gezondheidsproblemen onder met name jongeren gezien, die direct verband houdt met de manier waarop de huidige vrijemarkteconomie werkt en met de dominante neoliberale waarden in onze samenleving, zo laat onderzoek zien. Er bestaat een grote druk om jezelf te optimaliseren – van het perfecte cv tot een vlekkeloze en permanente online aanwezigheid – en dat schept een ongekende psychische last.
Er is wonderlijk genoeg maar weinig aandacht voor de impact van ons huidige economisch bestel op onze mentale gezondheid. De hedendaagse vrijemarkteconomie heeft niet alleen veel impact op klimaat, natuur en sociale verhoudingen, maar beïnvloedt ook heel sterk onze identiteit en psyche. Alles draait om individueel slagen, we zijn een ‘product’ geworden in een ‘markt’ van succes. Met name jongeren lijden onder de structurele druk van een economisch en maatschappelijk systeem waarin maakbaarheid, meetbaarheid, prestatiedruk en succes kernwaarden zijn geworden. Terwijl de psychische problemen toenemen, blijft de relatie met de huidige neoliberale vrijemarkteconomie vrijwel onbesproken.
Onze trage evolutionaire mentale ontwikkeling heeft ons niet voorbereid op de huidige economische realiteit. Mensen hebben zich sinds de oude steentijd (vanaf zo’n 2,5 miljoen jaar geleden) ontwikkeld in tamelijk kleine, onderling samenwerkende gemeenschappen waarin sociale verbinding, onderlinge steun en ook zingevingsvergezichten centraal stonden. Denk aan de vanzelfsprekende ervaring van gedragen worden door een gemeenschap waarin een gedeeld geloof, vaste rituelen rond leven en dood, en dagelijkse praktijken van onderlinge zorg richting gaven aan het bestaan. Vroeger waren zingevingsvergezichten ingebed in het leven zelf: samen oogsten, rouwen met het hele dorp, het doorgeven van verhalen rond het vuur, het begrip tijd bestond niet. Het leven was cyclisch en verbonden – met de natuur, met elkaar, met voorouders, met een groter verhaal waarin je een plek had, zelfs wanneer je leed. Tegenwoordig is de economie een wereldwijde marktplaats die ons dwingt tot voortdurende competitie en individualisme. De nadruk op economische prestaties en zelfredzaamheid creëert een mentale belasting die we evolutionair nauwelijks kunnen dragen.
Economistische ideologie
Bovendien heerst er, onder invloed van onder meer de neoliberale denker Milton Friedman, een economistische ideologie van oneindige behoeften, concurrentie en eeuwige groei. Daardoor worden we steeds meer in een identiteitsvorm gedwongen waarin we onszelf moeten vermarkten. De druk om continu aan onze individuele zelfgroei te werken en een vorm van succes na te streven die alleen nog telt als het anderen (ver) achter je laat – met onbereikbare figuren uit de wereld van extreme rijkdom en zichtbare macht als maatstaf – maakt van onszelf producten in een oeverloze markteconomie. Zeker in een wereld die gedomineerd wordt door sociale media waarmee steeds meer consumptieve en sociale verwachtingen worden gecreëerd die telkens niet gerealiseerd kunnen worden, leidend tot extra stress en teleurstelling.
Voor jonge werkenden zijn de gevolgen van het doorgevoerde neoliberale beleid vaak extra schrijnend. Tijdelijke contracten, de opkomst van de ‘gig-economie’, prestatiedruk en een onzekere huizenmarkt: ze maken het voor velen onmogelijk om een stabiele toekomst op te bouwen. Werk is geen middel tot zelfverwezenlijking, maar vaak een bron van stress en onzekerheid. Dit heeft directe gevolgen voor de mentale gezondheid: studies tonen aan dat onzeker werk gepaard gaat met verhoogde niveaus van angst en depressie. Deze precariteit, de vrees voor toenemende onzekerheid over baan en bestaan, raakt met name mensen uit fragiele lagere- en middenklassen. We zijn steeds minder meester over ons eigen lot.
Terwijl dat juist de belofte van het neoliberalisme was: dat we individueel vrijer en welvarender worden, als we de samenleving maar als markt inrichten en de overheid zoveel mogelijk terugdringen. Het vrijemarktdiscours dringt ons daarbij de boodschap op dat succes volledig afhangt van de eigen inzet, en falen dus ook. Dit ontkent de structurele – maatschappelijke of economische – oorzaken van mentale problematiek, zoals inkomensongelijkheid, onzekerheid op de woningmarkt, toenemend individualisme en de erosie van sociale vangnetten. Psychische problemen worden nu geïndividualiseerd en gereduceerd tot een kwestie van ‘persoonlijke veerkracht’ en ‘mindset’. Daardoor wordt ook niet gezocht naar collectieve of maatschappelijke oplossingen, maar worden jongeren aangespoord om zich als individu aan te passen, en hun eigen mentale veerkracht te verbeteren, bijvoorbeeld via zelfhulpboeken (zoals Happy in 100 days) en mindfulness-trainingen.
Daarnaast raken we steeds dieper verstrikt in een consumptieve cyclus van directe beloning. Het economische systeem werkt als een groeiverslaving: het beloont onmiddellijke bevrediging via kopen, scrollen, snacken, klikken of ‘koop nu en betaal later’, en stuurt zo onze aandacht voortdurend naar snelle prikkels. Daardoor raken langetermijnbeloningen zoals het opbouwen van hechte relaties, toewerken naar meesterschap in een ambacht, bijdragen aan iets groters dan jezelf of simpelweg aanwezig kunnen zijn in het moment – allemaal bronnen van diepe vervulling en zingeving – naar de achtergrond. Dat versterkt het gevoel van leegte en betekenisloosheid, waardoor de honger naar nieuwe prikkels alleen maar toeneemt.
Individueel, klinisch falen
De ‘neorecovery’-beweging binnen de geestelijke gezondheidszorg laat zien hoe neoliberalisme zelfs deze vorm van zorg heeft beïnvloed. De oorspronkelijke herstelbeweging was gericht op structurele veranderingen en sociale steun, maar dreigt te worden getransformeerd tot een systeem waarin de nadruk ligt op individuele verantwoordelijkheid en zelfmanagement. Het besef dat de meeste psychische problemen worden veroorzaakt door externe economische en sociale factoren raakt steeds verder uit beeld. Psychisch lijden wordt meer en meer gepresenteerd als een individueel, klinisch falen.
Daarnaast heeft marktwerking er in onze jachtige maatschappij toe geleid dat ook de geestelijke gezondheidszorg als sector steeds meer wordt gedreven door economische efficiëntie, in plaats van menselijkheid en empathie. Behandelplannen worden gereduceerd tot zogenaamd meetbare uitkomsten en zorgverleners worden afgerekend op productiviteit, waardoor de relatie tussen patiënt en behandelaar onder druk staat, ook omdat tegelijkertijd de regeldruk en administratieve taken almaar toenemen.

De gevolgen van ons economische systeem voor onze mentale gezondheid kunnen niet langer genegeerd worden. Het is hoog tijd om onze blik te verruimen en de relatie tussen economie en mentale gezondheid expliciet te maken en naar oplossingen te zoeken. Dat vereist ook multidisciplinair onderzoek, door psychologen, sociologen, psychiaters, pedagogen, economen, filosofen en technici. De huidige universitaire organisatie stimuleert dat helaas niet.
Een grotere mentale gezondheid vraagt om een brede aanpak die zich richt op het collectief, op structurele veranderingen en op onze sociale en fysieke leefomgeving. Dit principe heet ‘salutogenese’: focus op het bevorderen van fysieke, mentale gezondheid én sociale weerbaarheid, in plaats van individuele ziektes en mentale problemen bestrijden. Niet in de neoliberale zin van ‘altijd gelukkig moeten zijn’, maar als basisvaardigheid: leren omgaan met mentale pijn, leren vertragen, en het oefenen van betekenisvol contact.
Dat begint bij de ouders en op school, waar we kinderen kunnen leren dat psychisch lijden bij het leven hoort – en dat we erover mogen praten. Maar het gaat ook over bewustwording van de krachten die ons voortdurend prikkelen tot prestatie en consumptie. Salutogenese betekent weerstand ontwikkelen tegen de verleiding van permanente ‘zelfoptimalisatie’ en persoonsvermarkting en het aanpakken van structurele stressbronnen zoals extreme werkdruk, zinloze arbeid, onderlinge competitie en ongelijkheid. Mentale gezondheidslessen op school, vergroening van steden, groepen voor ervaringsverhalen, of plekken waar jongeren kunnen ‘landen’ buiten de marktlogica kunnen daarbij helpen.
In IJsland leidde dit principe tot grootschalige programma’s voor jongeren: meer sport en spel, voorlichting over mentale diversiteit, leren praten over mentale pijn, en vertragen als tegengif tegen instant-bevrediging en sociale concurrentie. Salutogenese erkent de cruciale rol van ouders en van onderwijs, natuur, kunst, cultuur en nabuurschap als bronnen van mentale gezondheid. Een dergelijke collectieve, preventieve benadering kan de groeiende negatieve impact die ons economische systeem veroorzaakt echt aanpakken.
Groeidwang
Tegelijkertijd moeten we ook de oorzaak zelf, ons economisch systeem, aanpakken. De belangrijkste boosdoener is de groeidwang die sinds de jaren zeventig van de vorige eeuw eigen is aan onze vrijemarkteconomie. Dat speelt zowel op macroniveau – maximale groei van het nationaal inkomen als overheidsdoel – als bij (beursgenoteerde) bedrijven die streven naar maximale winstgroei. Die groeidwang leidt ertoe dat ondernemingen zich „door concurrentiedruk systematisch laten verleiden tot manipulatie en bedrog”, aldus Nobelprijslaureaten George Akerlof en Robert Shiller. Dat zorgt voor groeiverslaving; de innerlijke gevoelde compulsieve drang naar ‘meer moet’. Met de introductie van sociale media zijn we bovendien, zonder het te weten, zelf tot product gemaakt en worden wij ‘vermarkt’.
Wat te doen? Voor het indammen van het monomane streven naar winstmaximalisatie kun je denken aan een scheiding van economisch eigendom en zeggenschap bij grote ondernemingen, volgens het zogeheten ‘steward-ownership-model’. Denk ook aan minder hiërarchie en meer eigen verantwoordelijkheid bij mensen lager in organisaties voor zinvoller werk en minder bureaucratie. Een reclameverbod, om manipulatie, bedrog en verslaving te voorkomen, haalt de angel uit de groeidwang en -verslaving. Een fiscale ingreep is progressieve winstbelasting om winstmaximalisatie en misbruik van marktmacht tegen te gaan.
Ook een hervorming van het economieonderwijs is hard nodig, waarbij het platte, onverzadigbare, egoïstische mensbeeld wordt ingeruild voor een realistisch concept van wederkerigheid en evenwicht tussen concurrentie en coöperatie, met ondernemingen die een maatschappelijk verantwoordelijkheid hebben.
Op macroniveau moet met meer overtuiging en daadkracht gestreefd worden naar werkelijk ‘brede welvaart’ en dient de hegemonie van het economische te worden teruggedrongen. Of zoals een van de grootste economen, John Maynard Keynes, een kleine honderd jaar geleden al schreef: „economie zal de ondergeschikte positie innemen waar ze thuishoort, en de arena van hoofd en hart zal (opnieuw) bevolkt worden door onze echte problemen – de problemen van het leven en menselijke relaties, van creatie, gedrag en religie”.
