Deze week is het boek van Simon van Teutem verschenen getiteld: De Bermudadriehoek van talent. Dit boek bouwt voort op het verhaal rondom ‘morele ambitie’ dat Rutger Bregman vertelt in een boek dat vorig jaar ook bij De Correspondent verscheen.
Beide mannen pleiten voor iets dat op het eerste gezicht mooi is: als je talent hebt en hoge cijfers op de universiteit hebt gehaald, zet dat dan niet alleen in op de Zuidas, het zakencentrum van Amsterdam, maar vooral voor het publiek belang. Ze lijken daarmee in te gaan tegen het hedendaagse individualistische denken dat bij veel grote bedrijven te zien is, waarbij ze pleiten voor werk dat meer inhoud heeft dan alleen een hoog salaris.
Lees ook
De opinie van Simon van Teutem
Waar je wieg staat
Zelf begon ik na mijn studie ook in die zogenaamde Bermudadriehoek: in het ‘corporate management traineeship’ van een grote Nederlandse bank. Van Teutem zou me, op basis van dat gegeven, vast omschrijven als iemand met ‘talent’. En zonder mezelf of mijn oud-collega’s bij de bank tekort te doen, ben ik daar toch erg kritisch op. Want het pleidooi dat hij – en Bregman eerder – houdt, impliceert dat mensen die in zo een omgeving werken over een talent beschikken, dat anderen niet hebben. En hij doet op hen een appèl om dat geweldige talent toch alsjeblieft ergens anders voor in te zetten.
Maar daarbij gaat hij voorbij aan het feit dat wat hij talent noemt, het resultaat is van de kansen die iemand heeft gekregen. Dat het überhaupt in die positie komen vaak afhankelijk is van waar iemands wieg stond, van iemands opvoeding en de sociale context waarin iemand opgroeit. En bovendien: alsof alleen mensen die academisch ‘slim’ zijn, iets kunnen toevoegen aan het publieke belang.
Tirannie van de verdienste
De visie op de maatschappij die Van Teutem heeft wordt goed omschreven door de Amerikaanse filosoof Michael Sandel. In zijn boek The Tyranny of Merit laat hij zien hoe onze samenleving gevangen zit in een meritocratische manier van denken, waarbij er van uit wordt gegaan dat hard werken altijd genoeg is om je situatie te verbeteren.
Sandel noemt dit de tirannie van de verdienste: het idee dat succes (of falen) het resultaat is van je eigen inzet en talent, in plaats van het resultaat van je plek in de samenleving. Hij laat zien dat in de huidige samenleving vooral cognitieve vaardigheden (die je op een universiteit leert) erg gewaardeerd worden, zowel in ‘status’ als in geld.
Hij schrijft daarover: „De cognitieve elite beschouwt zichzelf als de ‘besten’, niet alleen vanwege hun prestaties, maar ook vanwege hun talenten en capaciteiten.”
Morele superioriteit
De oproep van Van Teutem is onderdeel van dat schadelijke meritocratische denken. Hij spreekt de „scherpste geesten” aan (mensen met toegang tot de universiteit en banen met hoge salarissen) en daagt ze uit om hun „toptalent” goed te gebruiken. Het gaat niet om status of hoog salaris, maar om maatschappelijk waardevol werk. Deze aanmoediging klinkt misschien als iets positiefs, maar het probleem is nou juist dat dit soort denken de ongelijkheid in onze samenleving versterkt. Door de cognitieve elite een morele taak toe te dichten, wordt hun positie niet bevraagd, maar juist gelegitimeerd. En juist die impliciete trots op wat die getalenteerde mensen kunnen, laat zien dat zowel Van Teutem als Bregman zelf vast zitten in de huidige meritocratie, in plaats van dat zij er een oplossing voor bieden.
Het appel dat Van Teutem doet aan de theoretisch geschoolde elite, hoe nobel ook, draagt bij aan dat gevoel van morele superioriteit. Want hoewel het lijkt alsof hij kritisch is, blijft hij juist denken vanuit een systeem waarin de ‘winnaars’ bepalen wat het goede is, en waarin die ‘winnaars’ de aangewezen personen zijn om dat goede te realiseren. Dit is nog zichtbaarder in de voorbeelden die hij geeft uit andere landen, waar bijvoorbeeld in Singapore ze erin „zijn geslaagd om prestige te vermengen met maatschappelijke dienstbaarheid.”
Het gat tussen beleidsmakers en inwoners
Het is een pleidooi voor het als publieke instantie volgen van de Zuidas recruitment strategie, en juist dit laat zien dat hij zit vastzit in het denken vanuit die morele superioriteit. Want waarom staat ‘prestige’ hier tegenover maatschappelijke dienstbaarheid? En waarom zou een overheidsinstantie beter gaan functioneren als daar meer theoretisch geschoolde mensen gaan werken?
Van Teutem gaat volledig voorbij aan al die mensen die al dagelijks werk doen dat er echt toe doet: de mensen in de zorg, het onderwijs of de bouw die onze wereld draaiende houden. Werk waar bovendien grote tekorten in zijn, tekorten die pas echt een bedreiging voor de toekomst van ons land en ons continent zijn.
En juist bij de overheid zien we dat er een gat is ontstaan tussen beleidsmakers en inwoners, dat los je niet op met nog meer academici aan het roer.
Nieuwe elite
Het gevaar is dat met het pleidooi van Van Teutem en eerder van Bregman, een nieuwe elite wordt gecreëerd, ‘de morele winnaars’: de Zuidas-advocaat die prodeozaken doet, de chirurg die ook operaties uitvoert in Afrika, de bankier die de politiek ingaat. Mooi als mensen dit doen, maar niet méér waard dan een basisschoolleraar, verpleegkundige of vuilnisman.
De ambitie waar we echt behoefte aan hebben, moet breken met de sociale hiërarchie in onze maatschappij, die gericht is op het vereren van vooral cognitieve verdiensten. Die ambitie moet gaan over meer dan vanuit een plek van privilege en macht iets ‘goeds’ doen.
De samenleving gaat pas echt vooruit als we goede banen gaan waarderen, in plaats van ‘goedbetaalde banen’. Of is dat té idealistisch voor Van Teutem?
Lees ook
Rutger Bregman vergeet het belang van mensen die een radertje willen zijn in het systeem
