Opinie | De BRICS-landen winnen aan betekenis. Wat is het antwoord van het Westen?

Geopolitiek De BRICS-landen vormden lang een symbolische club die niet veel om het lijf had. Dat verandert snel, schrijft .
Demonstranten bij de BRICS-top in Johannesburg.
Demonstranten bij de BRICS-top in Johannesburg. Foto Michele Spatari/AFP

Deze week vond in Johannesburg de BRICS-top plaats tussen de leiders van de vijf leden, Brazilië, Rusland, India, China en Zuid-Afrika. De Russische president Poetin deed virtueel mee. Belangrijke onderwerpen op de agenda waren de veertig potentiële nieuwe leden en ambities om samenwerking op bijvoorbeeld het gebied van financiële transacties te verdiepen.

De BRICS worden doorgaans niet heel serieus genomen als samenwerkingsverband. Daar is de groep simpelweg te divers en te onsamenhangend voor. Exemplarisch is dan ook dat de term BRIC (nog zonder de S van Zuid-Afrika) in 2001 gemunt is door Jim O’Neill, toenmalig hoofdeconoom van Goldman Sachs. Hij groepeerde Brazilië, Rusland, India en China als de vier landen met het meeste groeipotentieel, die op termijn tot de grootste economieën konden behoren. De BRICs begonnen dus eerder als een investeringscategorie dan als een politiek idee. Een paar jaar later werd toch periodiek overlegd tussen ministers en regeringsleiders van de landen. In 2010 kwam Zuid-Afrika erbij, maar het forum bleef vooral symboolpolitiek.

Echte samenwerking viel van deze landen niet te verwachten. Ze liggen verspreid over vier continenten. China en India zijn demografische reuzen, Brazilië en Rusland zijn een stuk kleiner en Zuid-Afrika is nog weer kleiner. De economieën zijn zeer verschillend: een aantal landen is afhankelijk van de export van grondstoffen en een aantal van industriële productie. De economie van China is bovendien meer dan twee keer zo groot als die van de andere vier landen bij elkaar opgeteld. De laatste jaren gaat het bovendien bij veel leden niet zo goed met de economische groei.

Ook de politieke verschillen zijn groot. Terwijl Rusland openlijk in confrontatie is met het Westen, ligt dat complexer voor China en hebben India, Brazilië en Zuid-Afrika over het algemeen een goede band met westerse landen. Nog lastiger is een interne scheidslijn: China en India zijn rivalen die elkaar wantrouwen. India werkt daarom de laatste tijd veel nauwer samen met de Verenigde Staten. Politieke eenheid tussen de BRICS-landen is dus ver te zoeken.

Koude Oorlog?

Toch zou ik willen betogen dat de BRICS de toekomst hebben. Een hint daarvan kun je krijgen uit de lezing die de Chinese minister van Handel Wang Wentao op de BRICS-top uitsprak, in naam van president Xi Jinping. Daarin zei hij dat de wereld „aan het slaapwandelen is richting de afgrond van een nieuwe Koude Oorlog” als het de verkeerde keuzes maakt.

Steeds vaker horen wij dat er een nieuwe Koude Oorlog plaatsvindt. De blokken zijn hetzelfde: het Westen onder leiding van de VS tegenover Rusland en China aan de andere kant. Het idee hierbij is dat er net als in de Koude Oorlog een strijd gaande is tussen democratie en dictatuur. Op dezelfde manier wordt er gesproken over de oorlog van Rusland tegen Oekraïne.

China verzet zich tegen een dergelijke tweedeling, die niet in zijn belang is. Maar belangrijk om op te merken is dat die opdeling voor heel veel landen niet adequaat is. Hier komen de andere leden van de BRICS in zicht.

Terwijl China steun geeft aan Rusland, is de positie van de andere drie leden ten aanzien van de oorlog in Oekraïne ambigu. Zij lijken geen duidelijke kant te kiezen. Toen de Duitse bondskanselier Olaf Scholz Brazilië bezocht, vertelde president Lula hem letterlijk dat Rusland en Oekraïne allebei schuld hebben aan dit conflict. De Indiase minister van Buitenlandse Zaken zei dat Europa moet leren dat zijn problemen niet die van de rest van de wereld zijn. Zuid-Afrika deed militaire oefeningen met Rusland precies een jaar na de Russische inval van 2022.

In grote delen van de wereld zijn de principes van kolonisatie en emancipatie een belangrijker leidraad dan de Koude Oorlog

In zekere zin lijkt dit nog op de Koude Oorlog. Ook toen was er een derde kamp dat neutraal wilde blijven, de Beweging van Niet-Gebonden Landen waarvan India een belangrijke voorvechter was. Maar toch is de situatie nu anders.

Tijdens de Koude Oorlog kwamen landen in Azië en Afrika net onder het juk van kolonisatie vandaan. Tegenwoordig zijn het echter sterke landen die op een hele andere manier naar de wereld kijken. In contrast met toen proberen deze landen ook niet zomaar neutraal te blijven; zij hebben een andere visie voor de wereldorde en hebben nu de economische en politieke macht om die invulling te geven.

Wat is dat voor visie? Als we goed luisteren naar de speeches van Lula, president Ramaphosa van Zuid-Afrika en de Indiase premier Modi, dan blijkt dat zij vanuit een ander kader redeneren: dat van emancipatie en anti-kolonialisme. Vanuit dit kader wordt de eis om mee te doen met de sancties tegen Rusland begrepen als een hedendaagse vorm van kolonialisme, waarmee het Westen de rest van de wereld zijn wil oplegt.

Het is verleidelijk om de ideologische Koude Oorlog-scheidslijn tussen het vrije Westen en de communistische dictatuur van het Oosten te blijven hanteren. Maar in grote delen van de wereld zijn de principes van kolonisatie en emancipatie een veel belangrijker leidraad, en dat heeft grote implicaties.

Lees ook: Brazilië en andere BRICS-landen over de Russische oorlog in Oekraïne

Wie staat aan de kant van de vrijheid?

Duidelijk wordt waarom het BRICS-verband er steeds meer toe doet: ondanks hun onderlinge verschillen brengt het inmiddels relatief sterke landen bij elkaar die verenigd zijn in een afkeer van de hegemonie van het Westen.

Dat veertig landen lid willen worden geeft te denken. Voor 2024 zijn zes landen uitgenodigd, waaronder een aantal grote producenten van grondstoffen: Argentinië, Egypte, Saoedi-Arabië, Iran, de Verenigde Arabische Emiraten en Ethiopië. De laatste tijd worden wij steeds vaker verrast door geopolitieke ontwikkelingen. Denk aan de door China bemiddelde toenadering tussen Saoedi-Arabië en Iran of het anti-Franse sentiment in de Sahel. Dit zijn tekenen dat wij met een andere bril naar de wereld moeten kijken.

Een laatste implicatie is mogelijk nog verontrustender. In zowel het kader van ‘democratie versus dictatuur’ als dat van ‘emancipatie tegenover kolonialisme’ gaat het om vrijheid. Het cruciale verschil is echter dat in dat laatste kader het Westen vanuit het mondiale Zuiden bezien niet aan de kant van de vrijheid staat, maar aan die van onvrijheid. Hoe gaan wij daar een antwoord op formuleren?