Mag ik het wel nog even lezen? De vraag is bijna vaste prik bij interviews en het antwoord is meestal bevestigend, maar dat betekent niet dat de onduidelijkheid daarmee uit de wereld is. Want wat is precies het gewicht van de reactie van de geïnterviewde? Soms sturen mensen een volledig herschreven tekst terug – en dat is uiteraard niet de bedoeling.
De NRC-Code biedt op het eerste gezicht een helder beeld. Uitspraken kunnen worden voorgelegd met het oog op feitelijke onjuistheden, maar de journalist houdt het laatste woord. In de code staat ook een overzichtje van de verschillende terugkrabbeltactieken van de spijtgedreven geïnterviewde: ze beweren iets niet gezegd te hebben, ze beweren iets niet zo bedoeld te hebben, ze beweren zich vergist te hebben, ze beweren in de problemen te komen bij publicatie. Het belangrijkste advies: „Documentatie (opnamen, goede aantekeningen) is van cruciaal belang om te kunnen beslissen of de bron een punt heeft.”
Dat bleek enkele weken geleden toen een verslaggever van NRC tegenover twee geïnterviewden stond naar aanleiding van de vraag van wie een observatie was in een (helaas niet opgenomen) deel van een gesprek. De journalist wist zeker dat een opmerking over de geschiktheid van baby’s voor onderzoek door de ene wetenschapper was gemaakt, de geïnterviewden stelden dat het de ander was en wilden aanpassing van de tekst, die ze vooraf te lezen hadden gekregen. Die werd geweigerd. Immers: de krant moet schrijven wat er is gebeurd. De geïnterviewden herhaalden hun protest na publicatie – zij meenden dat hun beider herinnering zwaarder moest wegen dan die van één verslaggever – en na overleg met de chef werd het artikel alsnog aangepast.
Nu is het geen halszaak wie van twee geïnterviewden precies zinnen heeft uitgesproken waarmee ze het vast allebei eens zijn, maar juist als iets geen halszaak is, kan het behoorlijk schuren. Want ook in inzageland sta je zomaar in een grijs gebied. De code maakt onderscheid: „Een politicus of topbestuurder moet weten wat hij doet in gesprek met een journalist. Dat ligt anders voor mensen in een ondergeschikte positie zonder media-ervaring. Dan kan het te rechtvaardigen zijn hun een zekere bescherming te bieden.” Dat hangt samen met uiteenlopende machtsverhoudingen. In het ene geval staat de journalist tegenover een machthebber, in het andere geval is de journalist al snel degene met de meeste macht.
De bepaling wint aan gewicht naar mate NRC mensen vaker over hun privé-leven bevraagt. Dan is de vraag al snel hoe ver die „zekere bescherming” reikt. Iemand die bijvoorbeeld over een nare levensfase vertelt, verdient compassie – maar tegelijkertijd blijft een interview een zakelijke, professionele ontmoeting.
De misverstanden waar dat toe kan leiden, staken onlangs de kop op toen een vrouw – in NRC bij haar achternaam Van de Velde aangeduid – bij mij klaagde dat er interviewcitaten tegen haar zin waren gepubliceerd. Dat was gebeurd in een artikel naar aanleiding van een rapport van TNO en RIVM over werkstress. De economieredactie wilde dat illustreren met verhalen uit de praktijk en dus plaatste een verslaggever een oproep op een forum voor mensen met een burnout. Van de Velde wilde graag haar verhaal doen. Afgesproken werd dat ze vooraf inzage zou krijgen in de citaten en er volgde een telefonische afspraak.
Daarvoor stuurde ze een uitgebreide tekst op, waarin uit de eerste zin al bleek dat wat zij wilde vertellen maar gedeeltelijk overlapte met het rapport: „Allereerst zou ik nu eens een keer uit de wereld willen krijgen dat een burn-out per se werkgerelateerd is. Dat het gaat om werkstress.” Waarop een uiteenzetting volgde over onder meer de ontwrichtende werking van een burn-out, ook voor de omgeving van degene die het overkomt. In het telefoongesprek gingen de vragen (en de antwoorden) toch voornamelijk over de rol van haar werk.
Toen zij het resultaat las, was Van de Velde teleurgesteld: van haar ingestuurde tekst was geen gebruik gemaakt en wat er wel stond, was nu juist níet wat ze wilde uitdragen. Een aantal aanpassingen die de verslaggever voorstelde om duidelijk te maken dat het bij een burn-out om een combinatie van factoren gaat, mochten niet baten. „Het stuk dat over mij gaat mag je eruit laten; daar ga ik niet mee akkoord,” appte ze de verslaggever. Die antwoordde dat hij wel onjuiste citaten kon veranderen, maar niet een heel artikel kon schrappen. NRC publiceerde het verhaal, met de citaten.
Dat was tegen de afspraak, claimde Van de Velde. Het lastige was, zo blijkt uit de mails en appjes die ik inzag, dat krant en geïnterviewde andere ideeën hadden over wat er was afgesproken. Van de Velde had vooraf gezegd de tekst te willen „inzien en goedkeuren”. De verslaggever had geantwoord dat „vooraf inzien moet lukken”, maar niet expliciet geschreven dat inzage geen vetorecht inhield. Wel zei hij aan de telefoon dat het zou gaan om het aanpassen van feitelijke onjuistheden, maar dat werd door de ander kennelijk onvoldoende opgepikt.
De impliciete aannames wreekten zich toen Van de Velde niet kon leven met het verhaal. Zij meende een vetorecht gebruikt te hebben, terwijl de journalist meende duidelijk gemaakt te hebben dat het interview toch in de krant zou komen. Beide zienswijzen kan ik wel begrijpen.
Achteraf vindt ook de verslaggever dat hij in een eerder stadium expliciet duidelijk had moeten maken waar de zeggenschap van de geïnterviewde zou eindigen. Dan had zij eerder kunnen besluiten dat dit niet het artikel was waarin zij haar verhaal over de misverstanden rondom burn-out kwijt kon.
Arjen Fortuin
Reacties: [email protected]
Reageren op dit artikel kan alleen met een abonnement.
Heeft u al een abonnement, log dan hieronder in.