Opinie | Behalve straffen kan het OM dus ook cancelen

Folkert Jensma

De Rechtsstaat

Bij iedere ramp waar Nederland van ondersteboven is doemt altijd de vraag op – waarom was er niet eerder ‘ingegrepen’. Want dat willen we toch het liefst? Een risico-vrije samenleving waarin er precies op tijd een busje stopt waarin buurtgenoot Y. tussen twee verplegers (of bewaarders) in, wordt afgevoerd. Het gevaar is altijd ‘de ander’. Honderd procent veiligheid kan natuurlijk niet, maar de vragen waar slachtoffers mee komen draaien daar toch om. Waarom ik, waarom wij?

Zoiets is menselijk – de journalistiek gaat ook altijd op zoek naar de antwoorden. Is er een verantwoordelijke? Kunnen we alvast lering trekken? Vaak kom je dan uit bij de vraag of ‘de instanties’ wel genoeg hebben gecommuniceerd. Of er is voorzien wat er zou kunnen gebeuren als Y. op vrije voeten blijft, toch met proefverlof gaat, uit huis gezet wordt, in sociale media zijn geweldsdromen eruit flapt. Denk aan de ontspoorde loners Bart van U., Tristan van der V, Michael P. en Karst T. Zijn er genoeg rechtmatige en effectieve middelen om de samenleving te beschermen tegen het gestoorde individu?

Fouad L. kan zo aansluiten. Een kennelijk doorgedraaide student die drie mensen vermoordde. Wat was er over hem bekend? Wat deed z’n opleiding, wist de woningbouwvereniging die om uitzetting vroeg en de kantonrechter die het goed vond wie L. was? Was dit voorzienbaar? Wat wist het OM?

Op die laatste vraag kwam een verrassend antwoord, althans voor mij. Het gezag kende L. goed, van vervolgingen wegens dierenmishandeling, van vissen, een hond, een duif en een aantal konijnen. Hij kreeg er éénmaal een taakstraf voor. Het OM was zo bezorgd dat het de faculteit inlichtte en ‘adviseerde’ dit mee te wegen bij de beoordeling van z’n geschiktheid voor het artsenberoep. Daarop besloot de opleiding dat er een psychologisch onderzoek nodig was. Er is dus op tijd iets opgemerkt en doorgegeven. Weliswaar niet genoeg om drie Rotterdammers te redden, maar er ging een rood lampje branden. Puntje voor de preventieve staat.

Alleen van die bevoegdheid om ‘derden’ te tippen met strafrechtelijke informatie had ik nooit gehoord. En ik krijg meteen bedenkingen. Vooruit, dan ben ík maar de zeurpiet. Want wie controleert dit, hoe vaak gebeurt dit, welke risico’s heeft dit? En waar staat dat dit mag? Dat blijkt, bij navraag, art. 39 f van de Wet Justitiële en strafvorderlijke gegevens te zijn. Met drie keer klikken ben je er snel achter wanneer en aan wie er ‘gelekt’ mag worden. Welkom in de coulissen van de opsporing waar privacy het aflegt tegen preventie. Waar ongebruikte opsporingsinformatie, zogeheten ‘bijvangst’ elders gerecycled wordt. Let wel, Fouad L. was één keer veroordeeld en één keer vrijgesproken, waar het OM niet tegen in hoger beroep ging. Maar wel per mail de opleiding over informeerde.

Ten minste één keer is het OM aangesproken op deze bevoegdheid. Namelijk toen het ongebruikte telefoontaps doorspeelde aan de Nederlandse Mededingingsautoriteit. Die probeerde er vervolgens een bouwbedrijf mee te betrappen op prijsafspraken, bij de bestuursrechter. Mocht dat? Volgens die WJSG alleen bij een ‘zwaarwegend algemeen belang’ en pas na een belangenafweging. En mits het doorspelen ervan ‘noodzakelijk’ is, voor de ‘handhaving van de openbare orde’. Daaronder valt de nationale veiligheid, de openbare veiligheid, het economisch welzijn, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid, de goede zeden of de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen. Kortom, het mag vaker wel dan niet. De hoogste bestuursrechter vond in de zaak van het bouwbedrijf dat het OM juist handelde. Conclusie: hoewel de ACM zélf wettelijk niet mag tappen, mocht het wel gebruik maken van taps van het OM.

Dat treft mij dus als een sluipweg. Lukt het niet aan de voordeur, dan maar achterom.

En dan is er nog de casus waarin het OM informatie niet wilde doorspelen maar daar bijna toe werd gedwongen. De slachtoffers van Tristan van der V. die in Alphen zes mensen doodschoot, eisten dat het OM hen een psychiatrisch ‘post mortem’ rapport over Van der V. afstond om er hun claim tegen diezelfde Staat mee te onderbouwen. De Hoge Raad wees het af, onder meer op een formeel puntje. Van der V. kon niet meer vervolgd worden – hij was immers dood. En dus was het rapport geen ‘strafvorderlijke informatie’ die gedeeld moest worden. Een veilige staat, waar alles over iedereen maar gedeeld wordt – het is niet iets om naar te streven. En niet alles is te voorkomen.

De juridische column van Folkert Jensma verschijnt om de week op maandag.