Opinie | Als we Israëlische studenten boycotten, sturen we de mogelijke vredestichters van de toekomst naar huis

De vraag circuleert al veel langer onder academici maar is in de afgelopen maanden actueel geworden: moeten Israëlische universiteiten geboycot worden? Sommige universiteiten en academici hebben hier al gehoor aan gegeven. Mijn antwoord was altijd negatief: nee, ik wil contacten met collega’s openhouden, hoe afkeurenswaardig de regimes van het land waar zij wonen en werken ook zijn.

Via het enorme geweld waarmee Israël is opgetreden in Gaza, en de humanitaire catastrofe die het daarmee heeft veroorzaakt, heeft de wereld ook kennis gemaakt met de aard van de decennialange bezetting van de Palestijnse gebieden, en de behandeling van de Palestijnen. De woede daarover is volstrekt begrijpelijk, en ook de roep dat er ‘iets moet gebeuren’.

Maar die roep blijkt van alles te kunnen inhouden. Moet het optreden van Israël in Gaza stoppen? Moet er een halt toegeroepen worden aan de Israëlische bezetting van Palestijnse gebieden en alle misstanden die daarmee samengaan? Moet de apartheidsstructuur van Israël ontmanteld worden?

Shocktherapie

Het waarom van een boycot is dus niet altijd duidelijk. Er zijn Israëlische organisaties en voormalige veiligheidsofficieren die het Westen oproepen om Israël te boycotten zoals het Westen dat ooit met Zuid-Afrika heeft gedaan: het land zit vast in een verrot systeem, betogen zij, en alleen de shocktherapie van een internationale boycot kan Israël weer terug op de rails krijgen.

Maar zelfs als ik het hier helemaal mee eens zou zijn, betekent dit dan dat ik als academicus mijn steentje moet bijdragen aan een dergelijke boycot door Israëlische universiteiten en collega’s in de ban te doen? Zij zouden immers juist de opening kunnen bieden naar herstel. En bovendien worden zij dan gestraft voor iets dat hun niet aangaat.

Is dat laatste alleen wel zo? Steeds meer informatie komt boven dat veel Israëlische universiteiten en academici betrokken zijn bij, of bijdragen aan, de bezetting van Palestijnse gebieden en de bijbehorende misstanden. Dit gaat niet alleen om het meewerken aan de defensie-industrie. Het gaat ook om archeologen in de bezette gebieden die Arabische vondsten weer toedekken en joodse opgravingen laten gebruiken voor de bevestiging van Israëlische aanspraken op dat grondgebied – zoals de antropoloog Maya Wind beschrijft in haar boek Towers of Ivory and Steel: How Israeli Universities Deny Palestinian Freedom. Of juristen die adviseren hoe het opsluiten van minderjarige Palestijnen en ‘hardhandige ondervraging’ van Palestijnse gevangenen gerechtvaardigd kan worden. En hoe vrijelijk kan in de collegezaal gesproken worden over de bezetting als studenten in militaire dienst in vol uniform en met wapens aanschuiven naast Israëlische Palestijnen?

Dat verandert de zaak. En toch: wereldwijd zijn tal van academici en universiteiten betrokken bij de onfrisse praktijken van hun land. Gaan we die dan allemaal boycotten? Dat zou een lange lijst worden.

Waarom richten we de pijlen alleen op Israël en niet op Rusland of China? Het grote verschil met die landen is dat de Israëlische universiteiten een geïntegreerd onderdeel zijn van de Europese en Amerikaanse academische wereld. Wetenschappers werken veel samen en publiceren over en weer in elkaars vaktijdschriften. Israëlische academici hebben zelfs toegang tot Europese onderzoeksfondsen. Israël is dus ‘een van ons’, en mag daarom ook de maat genomen worden. Sterker nog: móet de maat genomen worden als wij, Europeanen, onze academische integriteit willen behouden.

Dus ja, ik neig steeds meer naar een boycot. Maar met twee vragen blijf ik worstelen. De eerste is of onze universiteiten die boycot moeten afkondigen, of dat iedere academicus dat zelf moet bepalen. Het is goed als universiteiten de lijnen trekken, maar liefst vul ik die zelf in, zoals ik dat tot nog toe steeds heb gedaan.

Een Chinese islamonderzoeker wilde een jaar in Leiden komen werken, en juist omdat ik weet hoe erg de Chinese overheid optreedt tegen Chinese moslims wilde ik deze niet-islamitische onderzoeker van een Chinese staatsuniversiteit graag leren kennen; natuurlijk heb ik eerst bij mijn collega’s van Chinese Studies gevraagd of dit wel verstandig was. Bij uitnodigingen van Russische islamitische instituten in 2018 om te komen spreken heb ik eerst navraag gedaan bij de Nederlandse ambassadeur („Doen!”) maar uiteindelijk een medewerker gestuurd. De vraag van de Universiteit van Haifa (Israël) om mede-beoordelaar te zijn in de bevordering van een docent heb ik aangenomen omdat die docent Palestijns was.

Vredestichters

En ik worstel nog met iets anders. Sinds drie maanden begeleid ik een klein groepje studenten, onder wie Israëliërs en Palestijnen, met wie we op gestructureerde en academische wijze spreken over de bouwstenen van een mogelijke vrede. Het is een van de weinige plekken in de wereld waar zij elkaar ontmoeten en met elkaar spreken. Wie weet zitten er de toekomstige vredestichters bij. Moet ik die studenten dan maar naar huis sturen?

Kortom, ik ben er nog niet over uit. Mijn activistische studenten en collega’s worden er razend van. ‘Niks doen is medeplichtigheid’, luidt hun leuze. Ik deel hun woede en machteloosheid over de situatie. Maar ik wil mij daar niet blindelings in laten meeslepen.


Lees ook
Van de liefde voor Israël is in linkse academische kringen weinig meer over

Een pro-Palestijnse mars trekt op 15 november langs een van de gebouwen van Columbia University in New York.