Opinie | Alles wat modernistische gebouwen bijzonder maakt, wordt er bij renovaties hardhandig uitgeslagen

Onlangs fietste ik door Amsterdam-Oost toen ik plots ongevraagd werd geconfronteerd met de renovatie van het Tropenhotel in het Oosterpark. Een bijzonder mooi gebouw is het Tropenhotel nooit geweest, maar als de huidige renovatie iets bewijst, is het dat alles altijd erger kan. Het voorlopige resultaat is zo nietszeggend dat het moeilijk te omschrijven is. Er staat nog steeds een gebouw, dat is niet te ontkennen, maar daar is eigenlijk alles ook wel mee gezegd.

Nieuwbouw in Amsterdam is, net als in de rest van het land, niet veel soeps. Eén voor één verdwijnen de laatste vrijplaatsen en rafelranden van de stad, om plaats te maken voor steeds dezelfde Jenga-torens vol onbetaalbare appartementen, in steeds dezelfde vervelende stijl, die tegelijkertijd poenerig is, maar ook armoedig.

Wordt er een poging gedaan om het allemaal toch wat cachet te geven, dan komt dat meestal neer op een slap aftreksel van de Amsterdamse School – inmiddels succesvol gereduceerd tot een verdwaald baksteenmotiefje en een retrolettertype op de brievenbussen.

Blokkerige volumes

Kortom: de meeste nieuwbouw is vlees noch vis. Het resultaat mist de gelaagde chaos van oude binnensteden, maar ook de vormvaste samenhang van het 20ste-eeuwse modernisme is verdwenen. In plaats daarvan bestaat de meeste nieuwbouw uit grote, blokkerige volumes, die niet toe durven te geven dat ze groot en blokkerig zijn.

Om dat te bewerkstelligen worden keer op keer dezelfde trucjes uit de kast getrokken. Vaak nemen architecten bijvoorbeeld op een ogenschijnlijk willekeurige plek een hap uit een gebouw. De populairste gimmick is om een flink aantal balkons zo lukraak mogelijk te plaatsen. Het heeft allemaal ongeveer hetzelfde effect als iemand die een pijnlijke stilte probeert te doorbreken met een slechte grap.

Helaas blijft het daarnaast dus niet bij nieuwbouw, maar wordt met enige regelmaat ook besloten om 20ste-eeuwse modernistische gebouwen onder handen te nemen, zoals het al genoemde Tropenhotel. Vaak gaat het om zogenoemde reclads, waarbij het betonskelet blijft staan, maar de gevels worden gestript en vervangen. Veel van die reclads lijken zichzelf als doel te stellen om het karakter van een gebouw zo effectief mogelijk plat te slaan.

Als het over modernistische architectuur gaat, praten de meeste mensen vooral clichés na. Zo heb ik al veel te vaak naar de Amsterdamse Universiteitsbibliotheek aan het Singel horen verwijzen als een ‘betonnen kolos’. Nu kan beton, afhankelijk van de afwerking, erg mooi zijn, maar de Amsterdamse UB is toch echt bekleed met travertijn – een steensoort die al sinds de klassieke oudheid wordt gebruikt. Ook bijvoorbeeld de zuilengalerijen rondom het Sint-Pietersplein in Rome en de Sacré-Cœur in Parijs zijn eruit opgetrokken. De critici herhalen dus aantoonbare onzin als een soort anti-modernistisch mantra.

Het gebouw is met kop en staart blijven staan, maar volledig ingekapseld in een amorf glazen huls

Dat maakt het dan ook extra jammer wanneer bij het renoveren van modernistische gebouwen niet wordt geprobeerd om vooroordelen te ontkrachten, door bijvoorbeeld slecht onderhouden materialen hun oude aanzien terug te geven, en kenmerkende details te behouden of zelfs te benadrukken.

Sommige renovaties doen dat wel. Dat voorrecht lijkt vooral bestemd voor gebouwen die al een beschermd monument zijn – maar soms werkt het ook andersom. Dan leidt een geslaagde opfrisbeurt tot een zekere herwaardering, zowel bij architectuurliefhebbers als bij het bredere publiek, of zelfs tot een monumentenstatus. Bij de Grote Verfdoos en de Kleine Verfdoos, twee Amsterdamse appartementencomplexen uit de jaren vijftig, werden enkele jaren geleden de oorspronkelijke felgekleurde panelen hersteld. Al snel daarna werden de gebouwen gemeentelijke monumenten. Ook het Wereldomroepgebouw in Hilversum, een modernistisch kantoorgebouw uit de jaren zestig, werd juist ná een goed gelukte renovatie uitgeroepen tot rijksmonument.

Maar vaak gaat het dus mis. Bij het Tropenhotel, bijvoorbeeld, of bij andere gevallen van kapotgerenoveerd modernisme, zoals het Roeterseilandcomplex van de UvA, of de voormalige Renaultgarage, beide ook in Amsterdam. Twee gebouwen die misschien nooit bekend hebben gestaan als internationale hoogtepunten van de moderne architectuur, maar die niettemin zijn ontworpen in een tijd waarin zelfs de meest zakelijke, ingetogen functionalist nog nadacht over interessante combinaties van ruwe en gladde materialen, of over de ritmische herhaling van bepaalde constructieve elementen.

Distributiecentra

Bij zowel het Roeterseilandcomplex als de Renaultgarage is dat er hardhandig uitgeslagen. Elke vorm van reliëf is afgeplat, elke vorm van contrast vervangen door oneindige oppervlaktes van glad, zwakjes glanzend metaal. Gebouwen die ooit een uitdrukking waren van 20ste-eeuws optimisme, hebben nu de allure van een paar op elkaar gestapelde distributiecentra.

Het meest opvallende voorbeeld van zulke renovaties staat overigens niet in Amsterdam, maar in Den Haag: het ministerie van Financiën. In plaats van een nieuwe gevel te monteren op de bestaande constructie, is dat gebouw met kop en staart blijven staan, maar volledig ingekapseld in een amorf glazen huls. Modernisten is vaak verweten dat ze schoenendozen bouwden. Maar hun schoenendozen waren tenminste nog karakteristiek.

Waar het ooit de normaalste zaak van de wereld was om stucco weg te werken achter een systeemplafond, of glas-in-lood achter een stuk spaanplaat, wordt nu modernistische architectuur op een vergelijkbare manier toegetakeld. Je zou bijna jaloers worden op de gebouwen die simpelweg zijn gesloopt. Die is het in ieder geval allemaal bespaard gebleven.


Lees ook

Rem Koolhaas 80 jaar: erfgenaam van Le Corbusier vindt schrijven even belangrijk als bouwen

China World Trade Center (toren links) en het  CCTV-gebouw in aanbouw van Rem Koolhaas (lusvormig gebouw rechts) in Beijing, China, in 2008. Foto China Photos/Getty Images