Aan het eind van de tweede aflevering van de alom geprezen Nextflix-serie Adolescence legt Eddie Miller, een working class man uit Liverpool, een bos bloemen op de parkeerplaats waar een meisje van dertien een paar dagen eerder is doodgestoken. Moordenaar is Jamie, Eddie’s zoon, slachtoffer is schoolgenootje Katie Leonard. Terwijl Eddie zich met een gepijnigd gezicht lijkt af te vragen hoe dit heeft kunnen gebeuren, klinkt de zachte stem van een meisje. Ze zingt ‘Fragile’, een liedje van Sting uit 1987. On and on the rain will say / how fragile we are.
Deze scène doet denken aan het werk van de Litouws-Franse filosoof Emmanuel Levinas. Hij stelt dat we in een ontmoeting met de Ander (met hoofdletter) tot een ethische reactie gedwongen worden. Hij stelt dat het ‘anders-zijn’ van de Ander mij uit mijn eigen wereld trekt, omdat die me ertoe aanzet om mezelf van buitenaf te bekijken. Dat maakt mij kwetsbaar, omdat de Ander me voor een ethische keuze plaatst: wat voor mens wil ik zijn? Als ik ervoor kies die vraag niet te stellen en mijn kwetsbaarheid te negeren, doe ik de Ander geweld aan, aldus Levinas.
Die keuze kreeg ook de dertienjarige Jamie Miller voorgeschoteld. Katie zou hem online hebben gepest. Hij zou een ‘incel’ zijn, een jongen die onvrijwillig maagd is. Het is een term uit de zogeheten manosphere, een grimmige onlinegemeenschap waar de overtuiging heerst dat mannenproblemen de schuld zijn van vrouwen. Types als Andrew Tate zouden Jamie hebben geïndoctrineerd. Dat zal vast zo zijn, maar volgens mij laat Adolesence vooral zien dat we een samenleving hebben gecreëerd waarin het negeren van de Ander normaal is, en waar het bestaan van een manosphere dus logisch is.
Door de Ander (de vrouw) resoluut af te wijzen, biedt de manosphere een antwoord op de vraag wat het betekent om man te zijn in een wereld waarin vrouwen steeds gelijkwaardiger worden aan mannen. Een wereld waarin vrouwen een stem hebben, de eigen broek kunnen ophouden, en meisjes het beter doen op school dan jongens. De manosphere is bovenal een antwoord op een maatschappij die jongens luid en duidelijk heeft verteld wat ze níet meer mogen zijn: destructief, hard, agressief, toxic. Die eis is terecht. We willen een maatschappij zonder haat en geweld. Maar in een systeem dat de strijd verheerlijkt, blijkt het afzweren van geweld dermate moeilijk, dat we nu met het tegenovergestelde opgescheept zitten.
Echte mannen
Geweld als deugd is namelijk terug van (nooit helemaal) weggeweest. Niet als daad per se, want (jeugd)criminaliteitscijfers dalen al jaren, ook hier in Nederland, maar wel in de Levinasiaanse zin van het woord: in het neoliberale kapitalisme is competitie belangrijker dan samenwerking, is winnen belangrijker dan meedoen, en individuele verantwoordelijkheid belangrijker dan gemeenschappelijke zorg. En een van de weinige zekerheden in het onderzoek naar criminaliteit, is dat het verband houdt met armoede.
Jamie is een puberjongen met een vader (gespeeld door Stephen Graham, een van de makers van de serie) die keihard moet werken om aan het eind van de maand de eindjes aan elkaar te knopen. Het economische systeem put hem uit en doet hem verdriet. Maar nee, hij wordt niet snel boos, hij is hooguit af en toe teleurgesteld in Jamie. Bijvoorbeeld langs het voetbalveld, waar Jamie stuntelt – die wilde liever tekenen dan op voetbal. Ja, zijn vader sloopte eens het tuinhuisje, zegt Jamie tegen een psycholoog in de derde aflevering. Maar dat doen echte mannen nu eenmaal, lijkt hij eraan te willen toevoegen. Aan zijn vader zou het niet gelegen hebben. En dat ligt het ook niet, niet écht. Deels. Het ligt ook aan zijn moeder, zijn leraren en aan zichzelf.
Zeker, maar de schuld voor het onvermogen van Jamie om op een goede manier met zijn kwetsbaarheid om te gaan, ligt bij de maatschappij. Meer specifiek: een maatschappij die kwetsbare puberjongens heeft nagelaten te vertellen wat ze wél moeten zijn, hoe ze wel moeten omgaan met de Ander, met de vrouw. Een maatschappij die hen nooit heeft verteld wat mannen eigenlijk opschieten met de gelijkwaardigheid van vrouwen.
De Ander heeft volgens Levinas de kracht om het zelf fundamenteel te veranderen. En inderdaad, wanneer we verliefd worden of we iemand plotseling verliezen, schudden we op onze grondvesten. Maar het kan ook, gewoon, in de alledaagse wereld gebeuren. Altijd is er de ‘dreiging’ dat de Ander ons kwetsbaar maakt, en verandert. Die dreiging is niet iets slechts, in tegendeel, die dreiging maakt een maatschappij tot samenleving: met vallen en opstaan ontwikkelen we ons in die dynamiek met de Ander, tot mens. Mits we ervoor kiezen om ethisch op de Ander te reageren. Helaas leert het systeem ons om bang te zijn voor kwetsbaarheid, om het simpele feit dat het niet loont. In ieder geval niet als je ertoe wil doen, of erbij wil horen.
Abnormale groep ministers
Het geweld is immers overal. In de polariserende taal in het publieke debat, in de agressieve manier van politiek bedrijven en op flitsende sociale media. Daar zien jongeren bovendien dat geweld straffeloos blijft, en zelfs wordt beloond: een straffeloze genocide in Gaza, bejubelde Russische agressie in Oekraïne, stilstand in de hersteloperatie van het Toeslagenschandaal, de driften van Trump of het ruziënde, extreemrechtse kabinet dat ieder geweld tegen de Ander legitimeert – of het nou om migranten, queerpersonen of vrouwen gaat – en toch wordt behandeld alsof het een normale groep ministers is. Jongens als Jamie, geboren in 2012, kennen niets anders dan deze gewelddadige wereld, waar een confrontatie met de Ander vrijwel nooit tot een ethische reactie leidt. Dan biedt de manopshere in ieder geval een duidelijk antwoord op de kwetsbaarheid.
Uit cijfers van het RIVM blijkt dat de helft van de jongeren zich zeer vaak gestresst voelt, en dat 40 procent eenzaam is. Jongens als Jamie, met een doodsangst voor schaamte, zijn symptomen van een systeem waar het fascisme doorheen groeit. Zij gaan in deze wereld het randje over. Maar dat randje is door volwassenen uitgegumd.
De vraag is waar jongeren, zeker die met een ‘lage’ sociaaleconomische status en weinig ruimte thuis, van elkaar en van de maatschappij kunnen leren om op een gezonde wijze om te gaan met zichzelf en de Ander. Plekken die niet digitaal zijn noch thuis, op school of op het werk. Plekken waar ze ongedwongen tot sociaal wezen gemaakt worden, waar ze gemist worden als ze er niet zijn, waar ze ertoe doen.
Sociologen noemen dit soort plekken third spaces: skateparken, bibliotheken, buurthuizen, jeugdhonken, voetbalpleintjes. Het zijn onvoorspelbare, gedeelde ruimtes waar jongeren mogen vallen en opstaan, zich mogen vervelen en leren om te gaan met elkaar. Plekken waar ze kwetsbaar kunnen zijn. Of gewoon, zichzelf, in het bijzijn van oudere jongeren en jongerenwerkers.
Helaas zijn deze third spaces de laatste jaren stelselmatig uitgehold. Buurthuizen zijn gesloten, pleintjes verdwenen, hangjongeren verjaagd. Jongeren zijn de slaapkamer ingeduwd, opgesloten, eenzaam. Aan het scherm gekluisterd door de op gewelddadigheid gebouwde algoritmes op sociale media, waar de grote techbedrijven hun geld mee verdienen. De manosphere is dan ook geen obscure online anomalie, maar de schaduw van een maatschappij waar kwetsbaarheid taboe is. De verantwoordelijkheid om jongens als Jamie zichzelf de vraag te laten stellen wat voor mens zij willen zijn, dragen we allemaal.
