N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Honden Rob Kerkhoven is bang voor honden. Hij gelooft niets van sussende uitspraken als ‘hij doet niks hoor’. Het liefst ziet hij hondvrije straten.
De ‘dieren-ikjes’ op Dierendag waren te lief – al moest ik wel lachen om „geslacht: nee” dat iemand in een vriendenboekje over pony’s schreef. Vooral over honden werd te zoetsappig geschreven; zelfs een onverhoedse hondendrol riep een warm gevoel op. Terwijl toch iedereen kan weten dat honden veelal onbetrouwbaar, geniepig en levensgevaarlijk zijn.
Ik beken het maar meteen: ik ben orthodox-kynofoob. ‘Hij doet niks hoor’, vertrouw ik voor geen cent. Het is bovendien te vaak niet waar. Voor je het weet, heeft zo’n bijtgraag monster je verscheurd. ‘Dat doet ‘ie anders nooit hoor.’ Nee, maar nu wel.
Bovendien weet je nooit wanneer het onheil toeslaat. Vooralsnog koester ik mijn kynofobie. Het etiket ‘aansteller’ dat mij al dikwijls werd toegevoegd, draag ik met opgeheven hoofd. Nou ja, of ik ren weg.
Hoe vaak heb ik dat niet gehoord, ‘hij doet niks hoor’. Meestal kwam die reactie als ik met een flinke boog om hond plus eigenaar heen liep, zichtbaar schrok, verstijfde, struikelde, wegrende, ijlings in een boom klom, in een greppel dook of anderszins in paniek raakte. Soms keerde ik bij naderend kynologisch onheil abrupt om teneinde langs veiliger paden verder te wandelen.
Corona was ideaal, ik oogstte nauwelijks nog commentaar bij uitwijkmanoeuvres. Voordien antwoordde ik al naar gelang mijn staat van alertheid, balorigheid of apathie iets in de trant van ‘hoe weet u dat?’, soms ook ‘maar ik wel’ (ik glimlachte er dan veiligheidshalve wel bij) of ‘aha, vandaar al die hondenbeten’, een enkele keer hield hij het bij een simpel ‘woef’, het bijbehorende baasje in verbijstering achterlatend. Meestal zei ik niets. Wel zo handig en zeker het minst tijdrovend.
150.000 hondenbeten
Het is ook niet waar. De meeste honden doen wél wat. Soms. Vrij dikwijls eigenlijk. Ze gedragen zich onbeleefd, agressief of bijten zelfs; niet allemaal en niet altijd, maar wel te vaak. We kunnen jaarlijks liefst 150.000 Néderlandse hondenbeten noteren. Ook ik was meermaals doelwit van terreuraanslagen. Ik werd ooit flink in mijn kuit gebeten – ik draag er als aandenken een flink litteken – ik werd al eens achterbaks van achteren besprongen, tuimelde van mijn fiets en brak mijn pols (het hondenbaasje constateerde doodleuk dat ik te hard fietste), diverse keren werd ik gelikt op plekken waar je niet belikt wilt worden. Eenmaal werd ik zelfs frontaal omver gekegeld door een bakbeest dat ik uit de verte als paard had ingeschat en ettelijke keren werd ik in mijn kruis besnuffeld (jakkes). Bij een van die kruisbestuivingen was de hondeneigenaar een vrouw. ‘Dat doe ik bij u toch ook niet!’, riep ik boos nadat ze mij had uitgelachen vanwege mijn schijterige reactie. Ze was tot mijn genoegen te perplex om nog adequaat te reageren. Tevreden liep ik verder. Honderd meter verderop verdween die euforische stemming alweer. U raadt het al: een teckel heette me keffend welkom.
Ontoerekeningsvatbaar
Kortom, veel hondenbaasjes gedragen zich ontoerekeningsvatbaar. Het is daarom tijd voor draconisch ingrijpen. Er moet paal en perk gesteld worden aan de hondse overlast; en vooral ook aan het ongerief dat het gilde der hondenbaasjes genereert. De hond moet goeddeels uit het straatbeeld verdwijnen. Het wordt tijd voor een Regeringscommissaris die zich stevig gaat bemoeien met het danig geëscaleerde hondenprobleem. Ik heb al een uitstekend geëquipeerde ORGGvHrHb op het oog, een Onafhankelijk Regeringscommissaris Grensoverschrijdend Gedrag van Honden respectievelijk Hondenbaasjes; straks kortweg aan te duiden als Kynocom. Ik denk aan oud-VVD-minister Stef Blok.