‘Opera is, net als elk ander systeem, ontstaan in een complex geïnstitutionaliseerd landschap. Mensen maken er bijna een fetisj van: zwart zijn en opera’s zingen. Door niet te kijken naar het grotere geheel, zal er ook geen verandering komen.”
Davóne Tines, bas-bariton uit Amerika, staat met zijn nieuwe voorstelling MASS in het Muziekgebouw in Amsterdam, waarin hij thema’s als ras en seksualiteit aansnijdt. De vraag hoe het voor hem is om als zwarte operazanger voor een overwegend wit publiek te spelen krijgt hij vaak, en het antwoord is complex, legt hij uit. Die complexiteit ervaarde Tines al in zijn vroege jaren, waar hij in Virginia, in het zuiden van de Verenigde Staten opgroeide en in de bus onderweg naar de goede scholen waar hij op zat, de velden zag waar zijn voorouders als tot slaaf gemaakten gedwongen werden te werken.
Barok- en renaissancemuziek leerde Tines pas op Harvard University, waar hij sociologie studeerde. Hij had nooit gedacht dat dit een carrièrepad voor hem zou zijn. Een kantoorbaan lag voor de hand, maar dat paste niet bij hem. Dus besloot hij zich op te geven voor de prestigieuze Julliard School en werd aangenomen.
„Op Julliard was weinig ruimte voor Amerikaanse of andere genres, maar het is erg gericht op de Europese muziektradities. Ik speelde Monteverdi, wat me daarin aantrok was de onophoudelijke samenwerking tussen partijen, niemand neemt daarin de leiding. Een open sfeer waarin iedereen het samen uitvogelt, daar houd ik van. Dat is net als zingen in de kerk.
„Maar de afgelopen jaren heb ik me toegespitst op het ontdekken van nieuw terrein. Dat kwam mede door de aanmoediging van mijn familie, door mij de vrijheid te geven mijn eigen identiteit te ontdekken. Daarnaast ben ik ook opgegroeid met ‘witte manieren’ van denken, kleden en gedragen, en te functioneren binnen het dominante systeem.
Ik had een goed idee van wie ik was, en daarnaast leerde ik hoe ik een meerderheid die overwegend wit is moet aanspreken. Later realiseerde ik me dat ik dingen moet doen waar ik om geef. Veel jonge zangers passen zich aan aan de vaststaande dingen. Maar voor mij is de enige manier om goed te kunnen zingen, rollen aannemen die voor mij veilig en goed voelen.
„Als ik het podium oploop, zie ik een voornamelijk wit publiek. Daarom creëer ik dingen, zoals MASS, waarin ik mezelf kan zijn. Daarnaast kies ik rollen waar ik me veilig bij voel, en weiger ik andere. Zo heb ik recentelijk de rol van Peter Maxwell Davies in Eight songs for a Mad King geweigerd. Julius Eastman, een zwarte zanger uit de jaren zeventig, een groot voorbeeld voor mij (ook hij was openlijk homoseksueel), speelde toendertijd deze rol en werd totaal niet begrepen. Het bleek niet veilig om als zwarte man een gek te spelen ten overstaan van een wit publiek.”
Er wordt dankbaar zonnebrandcrème gesmeerd bij de gratis tappunten in de tuinen van Kasteel Groeneveld. Sandalen gaan uit, voeten vinden verkoeling in het gras. Ten minste één man heeft vrijdag zijn shirt uitgetrokken en ligt te zonnebaden. Onder de concerttent aan zijn voeten zingt en speelt (tegelijk!) celliste Hadewych van Gent met pianiste Jeneba Kanneh-Mason liederen van Manuel de Falla. Ogen dicht en je waant je onder de Spaanse zon.
Zulke relaxmomentjes vielen er afgelopen weekend volop te verzamelen tijdens de elfde editie van Wonderfeel, het driedaagse openluchtfestival rond klassieke muziek, met zijpaden richting jazz, wereldmuziek en talloze andere genres. Na tien edities met inmiddels ruim negenduizend bezoekers vond Natuurmonumenten dat de natuur bij buitenplaats Schaep en Burgh, twaalf kilometer verderop over de Noord-Hollandse grens, haar portie festivalplezier wel had gehad. Vanaf dit jaar is het bosrijke kasteelterrein bij Baarn de vaste festivalstek.
De nieuwe plek is voor vaste gasten even wennen: waar je voorheen vrijwel direct tegen het eerste podium aanliep, wacht je hier eerst een halve kilometer oprijlaan. Verder is de opzet vertrouwd: het vaste publiek wandelt rond met kampeerstoeltjes, vogels fluiten hun eigen partij mee en bladmuziek kiest bij een windvlaag de vrijheid. De sfeer onder de vijftigplussers en jonge gezinnen is gemoedelijk. De kalmte is een welkome afwisseling voor de pizzabakkers die vorige maand nog hun oven opstookten op Pinkpop.
Lees ook
Wonderfeel moest na tien jaar verplaatsen naar een nieuwe locatie. Hoe verhuis je een compleet festival?
Verrast worden kan uitstekend op Wonderfeel. Het festival is één grote ontdekkingstocht in brokken van drie kwartier. Fans van klassiek komen goed aan hun trekken.Bijvoorbeeld bij het vocale vrouwenensemble Lyyra dat met hun fijngeslepen samenzang renaissancemuziek aan contemporary choral lijmt. Het Meraki String Quartet speelt onder meer Bartók en Debussy en acteert het vraag-antwoordspel van de muziek lollig mee. De overwegend oudere volwassenen die zijn beland bij dit concert bedoeld voor 2- tot 102-jarigen hebben er zichtbaar schik in.
Westelijke Balkan
Je kunt ook zomaar iets tegen het lijf lopen waarvan je nog niet wist dat het bestond. Zoals het rauwe minimalisme van accordeonist Mario Batkovic, wiens muziek klinkt als Steve Reich op steroïden. Jelena Popržan brengt zingend en altviool spelend cabaretachtige liedjes, waarin ze moeiteloos schakelt tussen een indrukwekkende waaier aan stemgeluiden: van fluisterzang en scat tot een meedogenloze metaluithaal.
Wonderfeel Festival Orchestra o.l.v. Johannes Leertouwer Foto Juri Hiensch
Veel musici uit de Westelijke Balkan betreden het podium: een focus in de programmering ligt op deze regio, die in de klassieke muziek doorgaans niet top-of-mind is. Want zeg eens eerlijk: hoeveel componisten uit Albanië, Servië of Bulgarije kunt u spontaan opnoemen? Op Wonderfeel maken we onder meer kennis met de Kroatische Dora Pejačević (1885-1923). Pianiste Martina Filjak en het festivalorkest onder leiding van Johannes Leertouwer spelen haar Phantasie concertante, die op z’n Rachmaninovs met de deur in huis valt en je daarna een kwartier meesleept op een turbulente rit.
De zangers van de Albanese folkgroep Bilbili treden op in traditioneel kostuum met hun tot UNESCO immaterieel erfgoed verklaarde iso-polyfonie. Er klinkt een lage, lang aangehouden basistoon, waarboven twee of drie andere stemgroepen indringende melodieën zingen. Die worden steeds van onder af aangezwengeld en doven aan het einde weer uit als het opstarten en wegsterven van de maandelijkse sirene.
Verderop slaakt het publiek een zucht van bewondering als een Maastrichtse gitaarstudent de laatste noten van ‘Lente’ uit Piazzolla’s Vier seizoenen van Buenos Aires speelt. In de masterclass die volgt, laat gitaarmeester van dienst Petrit Çeku horen hoe het nóg overtuigender kan. De A4-tjes bladmuziek legt hij als een grote landkaart op de grond: „Je moet de geografie van het stuk zien: waar zitten dalen en de toppen?” Met al die verschillende muzikale lijnen en slechts twee handen is echt niet makkelijk om dit gitaararrangement te spelen, drukt Çeku het publiek op het hart: „Het is alsof je op een koord loopt te jongleren, en iemand gooit er ineens een tennisbal tussen.”
Twee slagwerkers van ensemble HIIIT en elektronicaduo Poulson Sq. breken het stille bosgeruis met Battles & Silences, een universele boodschap voor stilte en vrede. Voor dit stuk werden acht kilo Oekraïense kogelhulzen omgesmolten tot een grote klok, die met analoge tape werd opgenomen en vervormd tot sinistere drone. Daarboven tikt, piept, schraapt, knettert, knispert, rommelt en rinkelt een elektronisch soundscape. Live voegt HIIIT kleur toe met ratelende en suizende slagwerkobjecten. Nu eens dreunen er verre explosies, dan weer snijden kogelinslagen door het geluidslandschap. Het echtpaar dat vlak naast de geluidsboxen in het gras ligt – ogen dicht, rugzakje onder het hoofd – laat het 45 minuten durende slagveld van klanken over zich heen komen en vertrekt geen spier.
‘Als er een ander universum is”, smeekt SZA aan het begin van een van haar grootste hits, de vorig jaar verschenen single ‘Saturn’, „maak dan alsjeblieft wat geluid. Geef me een teken.”
Want, man, dít kan toch niet alles zijn? Ze háát het hier, zingt ze. Ze haat het vast te zitten op deze plek waar alles altijd maar hetzelfde is; in de „hel” van verlammende gedachten in haar hoofd en een eindeloze herhaling van pijn.
De singer-songwriter zong ‘Saturn’ vorig jaar tijdens de feestelijke uitreiking van de Grammy Awards, waar ze drie prijzen ontving voor haar tweede album, SOS. Die live-versie werd ook officieel uitgebracht, naast een a capella-versie, eentje in opgevoerde snelheid én de instrumentale track.
Het vat de positie van SZA – spreek uit als Sizza – in de muziekindustrie aardig samen. Vól in de schijnwerpers op de allergrootste podia, waar haar succes wordt gevierd en door haar en haar team vakkundig wordt uitgevent, terwijl ze in haar werk tegelijkertijd ook openlijk worstelt met het ongemak van haar roem en de aandacht en druk die dat met zich meebrengt: hoe ben ik hier in hemelsnaam in terechtgekomen?
Komend weekend staat ze met Kendrick Lamar op het grootste concertpodium in ons land, de Johan Cruijff Arena. Het is volgens muziekindustrietijdschrift Billboard de meest winstgevende tour met twee headliners in de popgeschiedenis.
Het was al jaren de bedoeling dat SZA een van dé grote popsterren van haar generatie zou worden. Alle seinen stonden op groen, ze moest het alleen nog even doen. Ze had, voor ze als artiest echt doorbrak, liedjes geschreven voor Rihanna en Nicki Minaj (met Beyoncé), stage gelopen bij Pharrell Williams, en tekende bij het succesvolle Top Dawg Entertainment, het platenlabel dat Pulitzerprijs-winnaar Kendrick Lamar uit Compton hielp uitgroeien tot de grootste rapper van zijn generatie.
En ook SZA loste haar belofte in. Ze werd na de release van haar sterke debuutalbum Ctrl in 2017 genomineerd voor vijf Grammy’s. Haar eind 2023 verschenen tweede album SOS stond 10 weken lang op 1 in de Amerikaanse albumlijst. Ze was de eerste zwarte vrouw die zo lang aaneengesloten op 1 in de lijst stond sinds Whitney Houston’s blockbuster-succes The Bodyguard een kleine 40 jaar eerder.
Eind vorig jaar verscheen een ‘deluxe’-versie van SOS die bijna twee keer zo lang duurt als het origineel. Maar dat album kwam er pas na een lange, lange zoektocht. Ze vertelde LA Times hoe ze van de ene muziekindustrie-wizard naar de andere stuiterde; eindeloos met creatieve goeroe Rick Rubin, Australische liedschrijver Sia en superster-producer Timbaland in de studio zat, en in de lente van 2022 „meer dan 100 nummers had” waarvan ze er precies nul wilde uitbrengen. „Ik was aan het doen alsof ik een artiest was”, zei ze.
Zwarte muziek hoeft niet alleen maar r&b te zijn. Wij zijn rock-’n-roll begonnen, waarom kunnen we niet wat breder denken dan zo beperkt?
In aanloop naar haar tweede album, dat meerdere malen werd aangekondigd en weer naar de toekomst werd verschoven, klaagde SZA openlijk dat haar platenlabel haar nieuwe muziek zou tegenhouden. Ze kwam later terug op die kritiek, nadat haar fans online een ‘#FreeSZA’-campagne lanceerden, en ze liet publiekelijk weten dat niemand haar of haar muziek gijzelde; dat het soms ook een zegen kan zijn voor een artiest om ‘nee’ te horen – en dat ze de mensen om haar heen volledig vertrouwde.
The Guardiannoemde SZA een jaar geleden in een gloeiende vijfsterren-recensie van haar optreden op Glastonbury „De grootste hedendaagse r&b-ster.” Er zijn nogal wat sterren die verlekkerd met zo’n glanzend klinkende eretitel aan de haal zouden gaan, maar SZA is van een generatie die in het openbaar weifelt en wikt en weegt en die ook scherp de dominante perceptie bevraagt. Die de witte blik waarin een zwarte singer-songwriter die put uit genres van jazz en country tot rock en alternatieve pop, steevast gereduceerd wordt tot het voor artiesten met haar huidskleur gereserveerde hokje. „Ik ben er zo moe van om beperkt te worden tot een r&b-artiest”, zei SZA in Consequence. „Ik vind het super respectloos: ‘Oh je bent zwart, dan is dit wat je moet zijn’ (…) Het is heel lui mij in het hokje ‘r&b’ te stoppen. Ik hou ervan zwarte muziek te maken – punt. Zwarte muziek hoeft niet alleen maar r&b te zijn. Wij zijn rock-’n-roll begonnen, waarom kunnen we niet wat breder denken dan zo beperkt?”
De muziek van SZA is vaak pakkend, intiem en melancholisch, en inderdaad veelzijdig: met invloeden van rock, soul, dance, hiphop en meer. Haar pakkende en krachtige zangstem als het belangrijkste element in stemmige en sfeervolle producties waar het ene moment een gitaar giert en dan weer een synthesizer schmiert. Ze is in haar werk openhartig over onderwerpen als liefde en seks, eenzaamheid en onzekerheid, en mentale gezondheid en identiteit.
Wraakfantasieën
Ze reflecteert zelfverzekerd, humoristisch, soms introvert en dan weer aanstekelijk baldadig op die onderwerpen met puntige teksten waar je aan blijft haken of op kunt kauwen – over, zeg, driehoeksrelaties („Jij bent zijn 9 tot 5, ik ben het weekend.”); wraakfantasieën („Wellicht vermoord ik mijn ex; ik hou wel van hem maar ik ben liever in de gevangenis dan alleen.”) en kritiek op wie ze is, of hoe ze eruitziet.
Ook in haar zangstijl zoekt SZA de artistieke vrijheid. Ze kan waanzinnig uithalen en gloedvol zingen, en combineert dat met ritmisch soepele flows en een dramatische benadering, stevige attitude en verhalende nadruk. Een van de producers op SOS, muziekindustrieveteraan Rodney ‘Darkchild’ Jerkins, noemde haar benadering als vocalist en singer-songwriter „bijna die van een rapper”.
Het overduidelijke ongemak dat SZA voelt bij de supersterrenstatus waar ze afgelopen jaren met volle focus en aandacht naartoe heeft gewerkt en dat ze uit in haar werk en in interviews, hoort onlosmakelijk bij haar succes.
SZA centreert vol lef en artistieke overtuiging de woelende onrust en emoties in haarzelf, en de continue spanning die ze voelt tussen verlangen en onzekerheid, zelfbeeld en identiteit, en professionele ambitie en individuele gemoedsrust. De echt grote performers slagen er zelfs in voetbalstadions nog in om bezoekers het idee te geven dat ze ondanks de schaal, alléén voor hen optreden. Dat is wat SZA in haar muziek ook zo glansrijk doet – het is voortdurend alsof ze direct met ons praat, zo naturel en vertrouwelijk.
SZA en Kendrick Lamar staan op 13/7 in de Johan Cruijff Arena in Amsterdam. Info: johancruijffarena.nl
In een studio in Atlanta neemt de soulband The Winstons begin 1969 een liedje op. Het heet ‘Color Him Father’ en het zal hen later dat jaar een Grammy-award opleveren. Maar vergeet die hit. Voor de muziekgeschiedenis is het oneindig veel belangrijker wat er op de B-kant van dat singletje kwam. Die dag speelde de band snel nog een instrumentale versie van de gospelklassieker ‘Amen, Brother’ in. Na 1 minuut en 26 seconden speelt drummer Gregory Coleman een snelle break. Ongeveer vijf seconden zijn vier maten lang alleen zijn felle drums te horen.
Een kwart eeuw later zou die break plotseling overal opduiken, op feesten in fabriekshallen, clubs en ook al snel in hitlijsten. Eerst werd de tegenwoordig wereldberoemde ‘amen break’ ontdekt door producers van hiphop, vroege rave en house. Maar al snel wordt die vooral populair in huisstudio’s van een aantal Britse muzikanten die Colemans drums verknippen en plakken tot onnavolgbaar drukke en harde breakbeats. Jungle is geboren en heel Engeland danst erop.
Waar komt het vandaan?
Groot-Brittannië dus. Naast Londen kwamen ook uit de underground muziekscene van Bristol muzikanten voort als Roni Size, DJ Die en DJ Krust, die jungle naar een groter publiek brachten. Bristol is een havenstad met een koloniale geschiedenis. Cruciaal voor jungle is de invloed van reggae en dub uit de Britse ex-koloniën, want terwijl breakbeats al gebruikt werden in house en rave, waren het vooral die wiebelige en diepe baslijnen van Jamaicaanse soundsystems die een vreemde loomheid gaven aan de supersnelle jungledrums.
Hoe klinkt het?
Het is niet bedoeld voor tere trommelvliezen. Jungle kan chaotisch klinken. De breakbeats, vaak gesampled van korte intermezzo’s in soul en funk, zijn nu het dragende en versnelde ritme. Beats lijken over elkaar heen te buitelen en dan plots weer te vertragen. Jungle wordt ook wel het Britse antwoord op hiphop genoemd. Soms klinkt er rap over de beats, maar vaak ook de Jamaicaanse variant daarvan – toasting. Als genre van de vroege jaren negentig heeft het ook veel elementen uit Britse rave, vaak met spacy synthesizergeluiden. Melodie is ondergeschikt aan drums en bassen: we hebben het hier over voer voor de dansvloer.
Na de eerste jaren ontstaat naast jungle de toepasselijk genaamde subvariant ‘drum & bass’. Vaak lopen de twee termen door elkaar, maar puristen zien drum & bass als cleaner en synthetischer, terwijl jungle juist altijd een beetje rommelig klinkt, rauwer is en meer vasthoudt aan de onvoorspelbare baslijnen van dub, dancehall en tweedehands-apparatuur.
Naar wie moet ik luisteren?
Eerst maar eens even die Amen-break dus, die volgens de website Whosampled.com in bijna 7.000 andere liedjes is gebruikt. Maar voor de echte jungle moeten we te rade gaan bij pioniers als Lennie De Ice, bij wie de overgang van rave naar jungle goed hoorbaar is. Al snel komen er Britse dance-pioniers die soms zelfs hits weten te scoren. Denk aan Goldie, LTJ Bukem, 4Hero en Roni Size. Die laatste maakt met Reprazent in 1997 een album, New Forms, dat je als jazzy gestileerd hoogtepunt van de breakbeat kunt zien, maar dat tegelijk ook de rommelige DIY-jungle definitief terug naar obscuriteit verwijst. De cleanere variant drum & bass blijft populair tot in de jaren 2000.
Jungle lijkt juist op dit moment weer aan een kleine revival bezig, met vooral de Britse twintiger Nia Archives in het oog van de storm. Ze stond onlangs nog op Best Kept Secret waar een volle tent haar razendsnelle breaks en dubbassen probeerde bij te houden. Met nog altijd de drums van de Winstons Brothers als belangrijke bouwstenen.