N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Recensie Muziek
Opera De vloek van de publieke opinie regeert in Offenbachs ‘Orphée aux Enfers’. Opera Zuid geeft het stuk, ondanks de klassieke aankleding, een verbazend actueel karakter.
Het is even schrikken aan het begin. De klarinet heeft net een mooie, intieme solo afgerond als de ouverture wreed wordt onderbroken door een hoestbui. De ster van de voorstelling staat op: tenor Thomas Morris, gehuld in een nauw jurkje en een grijze pruik. In zijn rol als ‘Publieke Opinie’ oogt hij als een bemoeizuchtige, gelijkhebberige tante. Zo één die het altijd al heeft gezegd en de toto na afloop van de wedstrijden invult. Veel ervan zijn tegenwoordig op social media te vinden.
Spelplezier bij zangers, dansers, orkest en in het decor beheerst een geslaagde nieuwe productie van Offenbachs Orphée aux Enfers door Opera Zuid. Dankzij wat aanpassingen in de gesproken dialogen doet het stuk ook verbazend modern aan, ondanks de keuze van regisseur Benjamin Prins om de satire op het Orpheus-verhaal gewoon te situeren op een klassieke mythologische schapenweide, de godenberg Olympus en in de onderwereld Hades. Alwaar iedereen altijd weer zwicht voor de Publieke Opinie – die boodschap van Offenbach is tijdloos. Sowieso blijkt er sinds de wereldpremière van Orphée aux Enfers in 1858 niet eens zoveel veranderd; Offenbachs bijtende spot oogst nog steeds de gulle lach van het publiek.
Flinke snuf hysterie
Offenbach gaat aan de haal met de mythe van Orpheus, de zanger die iedereen kan betoveren en die zijn grote liefde Euridice verliest vlak na hun bruiloft.
Om haar terug te halen, waagt hij zich in de onderwereld. Althans, dat is de officiële lezing. Offenbach minimaliseert echter de rol van de narcistische Orphée (schmierende tenor Mathys Lagier) en richt vooral de aandacht op ontevreden echtgenote Euridice, die zich maar wat graag laat verleiden door de herder Aristée, een vermomming van Pluton, de god van de onderwereld. Daar belandt Euridice dan ook. De lichte sopraan Amel Brahim-Djelloui heeft precies die flinke snuf hysterie waardoor je je kunt voorstellen dat Orphée blij is dat hij van haar af is. Maar dat is gerekend buiten de Publieke Opinie, die wil blijven geloven in het mythologische liefdessprookje en eist dat Oprhée een poging waagt Euridice terug te halen.
IJdele goden, dat zijn wijzelf
Maar belangrijker dan Orphée en Euridice is bij Offenbach het gekrakeel tussen de verveelde Romeinse goden op de Olympus en in de onderwereld. Ze hebben genoeg van het eeuwige nectar en ambrozijn en kijken jaloers naar Pluton, die in zijn onderwereld gewoon gin-tonic zuipt. Tijd voor een uitstapje naar de hel.
Bariton Roger Smeets steelt de show als de ijdele Jupiter, altijd op zoek naar een geschikte vermomming om aardse vrouwen in te palmen (of naar zijn zondagse bliksemschicht). Hij vindt sterke tegenspelers in tenor Mark Omvlee (Pluton, concurrent in verleidingskunst) en sopraan Francis van Broekhuizen (echtgenote Junon), die bovendien aan het slot nog een aardige verrassing voor hem in petto heeft. Evenals Orphée trouwens.
Het is Thomas Morris als Publieke Opinie (en als feestgod Bacchus) die de voorstelling uittilt boven het kluchtige en de handeling reliëf en diepte meegeeft. De Romeinen en Grieken in de oudheid wisten het al: die goden en helden en hun zelfgenoegzaamheid, dat zijn wijzelf.
Daarmee hebben Offenbach en Opera Zuid de mythe teruggebracht tot zijn oorsprong: een spiegel van onszelf. In dit geval een lachspiegel.