Het duurt even voordat in Love to Death (2020) een figuur uit het duister opdoemt. Er klinken alleen opgewonden stemmen van een menigte, protestkreten. Langzaam licht het hoofd van een vrouw op, haar zwarte gewaad versmelt met het donker. Als zij begint te zingen, is de tekst voor slechts zeer weinigen te begrijpen, want ze zingt in de taal van het Chileense Mapuchevolk. De emotie van haar klaagzang behoeft echter geen vertaling. Elke wending en triller vindt zijn weg naar de ziel van het publiek.
Bij Ponifasio, in 1964 geboren op Samoa, maar al jarenlang gevestigd in Auckland, Nieuw-Zeeland, moet de theaterbezoeker wel vaker eerst even ‘landen’. In het donker wordt een andere dimensie betreden die meer is dan een herhaling van onze dagelijkse worstelingen. Pas na ettelijke minuten is de tijd rijp voor het gezamenlijk ervaren van de rituele kracht van zijn voorstellingen.
Rituelen zíjn het, spirituele bijeenkomsten, in een stijl op het snijvlak van inheemse ceremonies en hedendaags theater. Zijn minimalistische stijl doet denken aan de Japanse butoh en het werk van Robert Wilson. Ponifasio nodigt het publiek uit om samen na te denken over de werelden die hij traag opbouwt, met betoverend licht, verontrustende soundscapes of indringende zang en handelingen die een eigen interne logica hebben. Ongrijpbaar, maar van een onmiskenbare urgentie.
Maori-vrouwen
Sinds hij in 2005 voor het eerst in Nederland werd gepresenteerd door het Holland Festival, is zijn internationale roem gegroeid. Met tussenpozen van ettelijke jaren keert hij terug naar Nederland met een nieuwe voorstelling. Het zijn reflecties over onder andere de vervuiling en klimaatveranderingen die de eilanden in de Stille Oceaan bedreigen (Birds with skymirrors, 2010), het lot van de Maori-vrouwen ten tijde van de koloniale overheersing door de Britten (Stones in her mouth, 2013) of de verontrustende opmars van de digitale surveillancetechnologie, waardoor overheden en bedrijven de burger tot achter de voordeur bespieden (The Crimson House, 2014). Vaak zoekt hij samenwerking met inheemse bevolkingsgroepen. Etnische identiteit is een belangrijk thema in zijn werk.
Ponifasio heeft geen bezwaar tegen het label van theatrale sjamaan of activistisch theatermaker, maar zijn werk is op geen enkele manier simplistisch of pamflettistisch te noemen. Luidkeels zíjn mening of zíjn waarheid uitdragen is niet zijn stijl. Hij probeert vooral een moment van bezinning en verstilling te creëren en ziet, zoals alle Pacifische volkeren, het theater als een ritueel rond het mystieke verbond tussen mens en natuur. Om die reden schuwt hij realisme op het toneel: veel te beperkend.
„Westerlingen zien het theater als een product met de mens als middelpunt”, stelde hij in een eerder interview in NRC. Het impliceert dat makers bezig zijn met zelfexpressie en het publiek vooral komt om zich gespiegeld te zien, zichzelf te herkennen en iets wijzer te worden. Maar mensen zijn eigenlijk juist op zoek naar spirituele transformatie, aldus Ponifasio. Dat is wat hij probeert te bereiken met zijn voorstellingen, die eerder voorstellen zijn, proposities om op een andere manier te kijken, te voelen en te ervaren en om de diepere betekenis te doorgronden van de dagelijkse realiteit, niet die dagelijkse realiteit zelf.
Vermoord
Wie naar het theater komt om iets te begrijpen in cognitieve zin, is bij Ponifasio dus aan het verkeerde adres. Ga dan maar naar school, is zijn standaardantwoord. Toch vertelt Love to Death, dat in 2020 in Chili als Amor a la Muerte in première is gegaan, wel degelijk een politiek ‘verhaal’, al is politieke poëzie misschien een beter woord voor zijn werk.
Vertrekpunt voor de voorstelling is de zaak van Camilo Catrillanca, de Chileense boer die tijdens een protestdemonstratie in 2018 door de politie met een schot in de nek werd vermoord. Catrillanca behoorde tot de Mapuche, de grootste groep oorspronkelijke bewoners (ongeveer 10 procent) van Chili. Sinds de komst van de Spaanse conquistadores in de zestiende eeuw is het leefgebied van de Mapuche van hen afgenomen en werden de mensen en hun cultuur onderdrukt.
De lijst met namen van na 2000 vermoorde Mapuches die op het achterdoek wordt geprojecteerd, bevat maar een fractie van de grote aantallen die in de loop der eeuwen direct of indirect zijn omgekomen als gevolg van het kolonialisme en de hardnekkige naweeën ervan in het moderne Chili.
Vlag vertrappen
In de zang van Elisa Avendaño Curaqueo, live op het toneel, klinkt de pijn van die eeuwen door. De woede en het protest van het verdrukte volk is te horen in het vlammende betoog (als voice-over) van Juana Calfunao, de Mapuche-lonko (leider) die het recht van de Mapuche op hun grondgebied opeist.
De ratelende flamencopassen van danseres Natalia García-Huidobro klinken beurtelings als een echo van het geweld van de Spaanse overheersers en hun nageslacht en als verzet tegen repressie tout court, waar dan ook. Daarop lijkt het woord UYGHUR op haar hoodie te wijzen. Een kleine 20.000 kilometer van Chili verwijderd worden de Oeigoeren door de Chinese overheid óók systematisch gediscrimineerd en onderdrukt.
Love to Death is dus zo politiek als wat, maar dan in een visuele stijl die het historische en anekdotische overstijgt en een spirituele reflectie is op identiteit, macht, onze relatie met de natuur en de dood.
Als een jonge boom op het dode lichaam van de flamencodanseres wordt geplant, krijgt het rouwritueel tegelijk het karakter van een levensbevestigend ceremonieel, aangrijpend en prachtig. Zelfs het begraven en vertrappen van de Chileense vlag lijkt in het theater van Lemi Ponifasio door de bedachtzame traagheid van de bewegingen een even politieke als poëtische handeling.