N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Column Rosanne Hertzberger
Het aantal wetenschappelijke onderzoeken neemt af. Althans, dat stond in een onlangs verschenen studie. Onderzoekers hadden 45 miljoen wetenschappelijke artikelen tussen 1945 en 2010 ingeschaald op de mate waarin ze hun veld opschudden. Wat bleek? Dit soort papers is steeds zeldzamer geworden, in alle vakgebieden over alle periodes.
Ik kan me er iets bij voorstellen. Ik ben zelf momenteel bezig met een publiek-privaat onderzoeksproject. Twee jaar nadat we het eerste idee opvatten, ploegen we nog steeds door een eindeloze wirwar van hoepels en red tape. Het begon met een vooraanvraag, daarna een hoofdaanvraag, een voorbereidende workshop, een rapportage van de workshop, een complex budget waarvan ik de regels tot op de dag van vandaag niet helemaal begrijp, behalve dat het bestaat uit cash en natura, uit matching en subsidie en dat ik apparatuur niet mocht kopen maar alleen afschrijven en er alleen tijdelijk personeel aan mocht werken en niet onze vaste krachten en dat er geen cent mocht naar projectmanagement en secretariaat ook al blijkt dat de helft van het werk te zijn. Er moest tekst komen over sleutelmethodologiën en technologiën en hoe we de technology readiness levels inschatten en hoe het project aansloot bij een van de vier kernwaarden van het ministerie van VWS. Ik heb me zelden zo dood gevoeld van binnen als toen ik dat laatste moest invullen.
Toen kwamen de letters of commitment van de partners, de advocaten die meekeken met een consortium-agreement, een PPS-allowance-agreement. En omdat we het in ons stomme kop hadden gehaald om niet alleen bacteriën in schaaltjes te onderzoeken maar ook de context mee te nemen van die bacteriën, echte gezonde levende mensbaksels zeg maar, van vlees en bloed, kwam er nog een hele zwik aan formulieren bij. Want bij mensgebonden onderzoek met bijbehorende gegevens liggen allerlei gevaren op de loer. Daarom volgde een data management-plan, een data protection impact-assessment, een „beschikbaarheid, integriteit, vertrouwelijkheid”-classificatie, een correspondentie met de medisch ethische commissie die toetst of ons onderzoek onder de Wet mensgebonden onderzoek valt. Er wordt gefluisterd dat er in dat geval nog veel meer red tape volgt.
Je mag nooit ergens spijt van hebben. Dus dit project is een ‘leermoment’
Je mag nooit ergens spijt van hebben. Dus noem ik dit project een ‘leermoment’.
En het probleem is, vrijwel alle medewerkers die ons door dit proces moeten loodsen zijn zo behulpzaam en vriendelijk. En leggen keer op keer geduldig uit wat er vereist wordt. Toch begrijp je nooit helemaal wat de regels zijn. En om red tape te ontwijken, begin je gaandeweg steeds meer te morrelen aan je idee. Je schrapt een paar aspecten, want die passen niet in het budget (of jij snapt niet hoe ze in het budget passen). Je zaagt een vinger af, zodat het idee in het modelprotocol past. En nog een vinger, en dan een hele arm. En steeds maak je het kleiner, minder innovatief, minder spannend, minder ambitieus.
Ik kan tien redenen bedenken waarom de wetenschap minder spannend is geworden.
Terwijl ik werkte aan versie 2.4 van een van het twintigtal documenten, vond ik een aardig verhaaltje uit 1948 van de natuurkundige Leo Szilard. De hoofdpersoon is op zoek naar een strategie om de wetenschappelijke vooruitgang te vertragen.
Het antwoord is simpel: zet een fonds op van dertig miljoen dollar waar onderzoekers aanvragen kunnen indienen. Stel tien commissies in met elk twaalf wetenschappers die de aanvragen moeten beoordelen. Stel ook nog eens twintig wetenschapsprijzen in voor het beste onderzoeksartikel. Niet alleen haal je zo de beste wetenschappers uit het laboratorium, de onderzoekers gaan zich concentreren op problemen die zeker leiden tot publiceerbare resultaten. De output gaat omhoog, de vooruitgang droogt op. Wetenschap wordt een spelshow. Er komen modes. Degene die de mode volgt, krijgt geld. En de rest leert snel de mode te volgen.
Ik denk dat die voorspelling werkelijkheid is geworden.