Het eerste optreden is op het dakterras van de uitgeverij, met uitzicht over Kolkata. Aan de ene kant zijn gele flats te zien, aan de andere kant een afgebrand huis. Het dakterras wordt verlicht met een lichtjessnoer, lange ranken met paarse bloemen slingeren naar beneden. Het publiek zit op klapstoeltjes, er zijn samosa’s, er is thee, de gezichten staan vriendelijk. Als opening lees ik een fragment voor uit mijn boek Antiboy dat begint met: „Ik wilde geen meisje of jongen worden, ik wilde jonger worden.” Ik wilde niet transformeren, ik wilde opnieuw beginnen.
Antiboy verscheen in 2024 in een Engelse vertaling van Michele Hutchison bij de Indiase uitgeverij Seagull Books. Antiboy beslaat grofweg de laatste tien jaar van mijn leven, waarin ik vanwege het BRCA1-gen een preventieve borstamputatie onderging. Omdat er iets groots veranderde ontstond er een ‘voor’ en een ‘na’. ‘Voor’ was: me vrouwelijk kleden en lang rood haar, relaties met mannen en vrouwen, het verlangen naar het stichten van een gezin. ‘Na’ was: een platte borst, vrienden en geliefden vinden in de queerscene, het verlangen om met ‘hij’ te worden aangesproken in plaats van ‘zij’. En een nieuwe naam, Valentijn, want zo had ik mijn kind willen noemen.
Het was zo’n grote verandering dat ik me er niet vanaf kon maken met ‘ik snap het zelf ook niet’. Dus ging ik schatgraven in mijn verleden. Waren er in mijn jeugd of liefdesleven al aanwijzingen te vinden dat ik uiteindelijk uit de categorie vrouw zou stappen? Als het antwoord ‘ja’ was, dan had ik iets belangrijks genegeerd. Was het ‘nee’, dan kon ik mezelf dus verrassen door te gaan slapen en wakker te worden als een compleet nieuw persoon.
Antiboy gaat over verlies: van mijn borsten, van relaties met mensen die meer hielden van mijn oude zelf. Maar als ik het teruglees gaat het over vrijheid, over plezier vinden in verandering. Je hoeft niet altijd te betalen met leed voor een nieuw begin.

Romantiek, liefde en de dood
Seagull Books nodigde me begin dit jaar uit om Antiboy te presenteren in Kolkata, Mumbai en Bangalore. Ik kwam dus een boek over queer-zijn promoten in een land waar seks tussen mensen van hetzelfde geslacht tot 2018 verboden was. De optredens trekken een publiek van queer lezers, vooral gay mannen, maar in de taxi zeg ik niets als chauffeurs me ‘mevrouw’ noemen en ben ik vaag over waar mijn boek over gaat. Romantiek, zeg ik meestal, liefde en de dood.
Vreemden kunnen niet zien dat ik me als ‘hij’ identificeer. Er wordt gefronst als ik een man onderbreek of met de barvrouw tussen de tafels begin te dansen in een café waar verder alleen mannen zitten te eten. Het is mijn eerste keer in een land waar vrouwen wordt afgeraden om ’s avonds alleen over straat te lopen. Als ik het toch probeer word ik aangeklampt door een man die ik niet versta en die me niet los wil laten. Ik verras hem met een duw en sprint terug naar het guesthouse. Op zo’n moment kun je moeilijk in gesprek gaan over voornaamwoorden. De volgende dag koop ik een schroevendraaier voor in mijn tas.

Door naar het vliegveld, naar een nieuwe miljoenenstad. Tussen de boekpresentaties in loop ik uren over straat om rond te kijken. Het valt me op dat niemand op de stoepen loopt, omdat mensen voor hun winkels staan of zitten, of omdat er altaartjes op gebouwd zijn. Mensen slenteren over de rijweg tussen auto’s, scooters en koeien door. Zonlicht heeft ook een kleur besef ik, dat van Nederland is grijsblauw en hier is het geel. Taxichauffeurs vraag ik naar hun favoriete muziek en zo leg ik playlists aan: Bangalore bangers, Hits from Mumbai. Bijna elke taxi heeft een beeldje van Shiva op het dashboard staan, maar een van de chauffeurs vertelt dat hij moslim is. Hij vraagt of ik getrouwd ben, dat wil eigenlijk elke man weten die ik tegenkom. Een andere taxichauffeur gebruikt Google Translate om te zeggen: je ziet er intelligent uit. Voor ons rijdt een scootertaxi met een vrouw achterop. Ze heeft een slapende baby op haar arm en een smartphone in haar hand. Met haar andere hand houdt ze zich losjes vast aan het zadel. Ik zal nog vaak aan haar denken, het gemak waarmee ze in evenwicht blijft zonder de bestuurder aan te raken.
Supporter van dezelfde voetbalclub
Antiboy is onderdeel van Seagulls Pride List, een serie van biografieën, romans, essays en manifesten. De samenstellers cureren de lijst met de gedachte dat queers en hun ervaringen met elkaar verbonden zijn, los van de tijdsperiode of het land waarin zij leven. Zo voelen mijn ontmoetingen met Indiase queers ook: ik word verwelkomd alsof ik er al bij hoor, we lijken allemaal supporters van dezelfde voetbalclub of lid van een grote ondergrondse beweging. Voordat ik op reis ging had ik me voorbereid door de Mahabharata, het heilige boek van het hindoeïsme, te lezen en Hindi te oefenen op Duolingo. Ik was bang dat mijn ervaringen in India anders oppervlakkig zouden blijven. Maar de regenboogvlag blijkt de ingang: mensen zijn openhartig over hun liefdesleven en verwachten van mij hetzelfde.
Mijn moeder en mijn oma zijn gestorven ver weg van waar zij werden geboren. Toen ik dit besefte begon ik na te denken over waar ik begraven wilde worden. Omdat ik me zorgen maakte waar ik het met Indiërs over moest hebben, besloot ik die vraag ook aan anderen te stellen – iedereen gaat immers dood. De eerste is Diven Nagpal, assistent-redacteur bij Seagull, als hij me met de taxi komt ophalen van het vliegveld. Omdat hij hindoe is, zegt hij, is het voor hem gebruikelijk om te worden gecremeerd en dat zijn familie de plek zal kiezen. Dat een familielid het vuur aansteekt beschrijft hij als helend: de vlam aansteken die je moeder verbrandt maakt haar dood echt. Diven vertelt over de Parsi in het westen van India, die een luchtbegrafenis kennen. Ze laten een lichaam achter op een bergtop om te worden opgegeten door gieren, jakhalzen of beren.
Elfe Brandenburger, een Duitse theater- en documentairemaakster die ik heb ontmoet bij een expositie over de beroemde schrijver Rabindranath Tagore, vertelt dat ze kanker heeft overleefd en daarom al heeft nagedacht over waar ze zou willen sterven: het is haar wens om met een sneeuwscooter in Noorwegen het ijs op te rijden, daar twee flessen water leeg te drinken en dan te gaan liggen om te bevriezen. Elfe heeft het plan opgevat om het Nimtala Crematorium te bezoeken en vraagt of ik mee wil.

Nimtala burning ghat, of gewoon Nimtala ghat, bevindt zich aan de oever van de Ganges. Het is een van de heiligste openbare crematoria en bestaat al meer dan 2.000 jaar. Het crematorium heeft iets weg van een metrostation met rijen ovens. In 2010 is een ‘schone’ elektrische schoorsteen geïnstalleerd maar er is nog steeds een houten brandstapel voor hindoes die de rituelen strikt willen volgen. De overledenen liggen op kleden en roestvrijstalen brancards, met bloemen en geschenken rond hun blote voeten. Hun familie zit om hen heen op de grond tot ze hen naar de ovens begeleiden. Medewerkers dirigeren de families naar de juiste oven en brengen lege brancards naar de volgende dode.
Elfe loopt naar het terras aan de Ganges en verzinkt in haar gedachten. Ik trek juist naar de rouwenden toe. Hun verdriet doet me denken aan mijn eigen doden. Ik kniel voorzichtig bij een groep nabestaanden en ga in kleermakerszit op de vloer zitten. Ik hoop dat ik niet te dichtbij zit, maar een vrouw in een roze sari schuift al naar me toe en begint mijn loshangende veter te strikken. Een achterkleindochter filmt de plechtigheden op haar telefoon voor familieleden die er niet bij kunnen zijn. Via haar leer ik de naam kennen van de overledene: Sushila. De familie loopt in cirkels om Sushila heen, brengt verf aan op haar voorhoofd, kust haar lippen en voeten en brengt haar uiteindelijk naar de oven.
Hoe zou ik het hebben gevonden als een vreemde aanwezig was geweest bij de begrafenis van mijn moeder? Misschien zou al mijn woede om het verlies zich wel op die persoon hebben gericht.
Een lief roofdier
Een week later ben ik in Mumbai voor een optreden met architect en academicus Kaiwan Mehta. Op het podium gaan we in diepe leesstoelen in gesprek over Antiboy en schrijven over de werkelijkheid. Toen ik een keer aan Arnon Grunberg vroeg of wij als schrijvers roofdieren zijn noemde hij zich een lief roofdier. Tijdens het gesprek met Kaiwan vraag ik me af of een roofdier het goed kan bedoelen. We hebben het over monsters die troost zoeken. Over de angst dat je, door jezelf te laten zien, mensen kwijt zal raken. Antiboy eindigt met de wens dat ik als schrijver een geheim woord kan vinden, en wanneer ik dat schrijf iedereen die ik verloren heb weer terugkomt.
Tijd voor vragen uit het publiek. Een bezoeker beschrijft de volgende situatie: hen valt op een vrouw die overtuigd lesbienne is. Zij wil geen relatie met een non-binair persoon, ze valt alleen op vrouwen. De bezoeker vraagt hoe ze het beste over deze vrouw heen kan komen. Tijdens mijn voordrachten maak ik vaak de grap dat ik hetero’s accepteer, want ‘love is love’. Nu herhaal ik dat nogmaals, maar serieuzer. Als het voor de identiteit van iemand belangrijk is om een vrouw te zijn die op vrouwen valt, dan kun je dat niet voor die persoon veranderen, hoeveel je ook van diegene houdt. Dus adviseer ik de bezoeker dat hen deze persoon moet vergeten en dat zoiets ongeveer drie jaar duurt.
De volgende vraag wordt gesteld door een vader van een transgender kind. Hij is bang dat hij niet altijd het goede kan doen omdat hij niet weet wat zijn kind nodig heeft. Blijf dichtbij, zeg ik, omdat ik weet hoe erg het mij heeft geholpen dat mijn vader dichtbij bleef. Dat je naar deze avond bent gekomen en dit aan mij vraagt geeft aan dat je het wil begrijpen.”

Als we na het optreden met elkaar eten vraag ik aan de zachtaardige Kaiwan hoe zijn coming-out verliep. Kaiwan vertelt over de tijd voor social media, over stations in Mumbai waarover werd rondverteld dat je daar andere homo’s kon ontmoeten. Later kwamen de fora op en nu gebruiken mannen, zoals overal ter wereld, de ontmoetingsapp Grindr. In steden treffen mannen elkaar op privéfeesten.
Voor queer vrouwen is het moeilijker om elkaar te vinden. In India krijgen vrouwen minder betaald dan mannen en er wordt van hen verwacht dat ze thuis meer verantwoordelijkheden op zich nemen. Daardoor hebben zij minder tijd en geld om uit te gaan. Bovendien zijn ze op straat minder veilig. Ik krijg de tip om op de Instagrampagina’s van Gaysi Family of The Queer Muslim Project in de comments te kijken. Onder de posts reageren vrouwelijke queers op elkaar, waarna het gesprek zich naar de DM’s kan verplaatsen.
Een derde geslacht
In New Delhi, waar mijn reis eindigt, krijg ik een rondleiding van trans vrouw Batool Ali langs het hijra-erfgoed van de stad. Hijra’s, transfemme personen, worden in India erkend als een derde geslacht en worden al genoemd in de Kamasutra. Batool wijst op inscripties in poorten die stammen uit de periode van het Sultanaat van Delhi (1206-1526) en het Mogolrijk (1526-1858). Toen bekleedden hijra’s gerespecteerde posities aan het hof als politiek adviseur, militair commandant, belastinginner en bewaker van de harem. Hun namen staan op gedenkstenen. Daar kwam een einde aan toen de Britten India koloniseerden en hijra’s, die zij zagen als een schending van de goede zeden, criminaliseerden.
Tegenwoordig leven de meeste hijra’s samen in groepshuizen en verdienen ze hun geld met optredens tijdens ceremonies, met bedelen of met sekswerk. Batool neemt me met een groep mee naar het huis waar haar hijra-familie woont. De hijra’s zitten bij elkaar op de grond op tapijten. Ze lakken hun nagels en poseren voor groepsfoto’s, waarna Batool donaties inzamelt bij de bezoekers. Een van hen vraagt of we samen een selfie zullen nemen en maakt met twee vingers konijnenoortjes achter mijn hoofd. Ik stel me koning Willem-Alexander voor die zich laat adviseren door een groep trans vrouwen. Misschien breekt er ooit weer een tijdperk aan waarin alle vormen van liefhebben en alle genders als gelijk worden gezien.
Als ik thuis kom mis ik India. Ik voelde me er een inwoner van een land in een land. Ik vraag me af of ik de mensen die ik ontmoet heb niet beter had kunnen vragen: hoe wil je leven?
