Op Oerol vragen de robots waarom de mens überhaupt nog zijn bed uitkomt

‘Hoe vaak maak je nou mee dat je ’s avond laat bij acht graden in de open lucht naar een voorstelling gaat?”, zegt de vrouw in het publiek. Gelukkig niet te vaak, ben je geneigd te denken, maar zij is blij, want het is tenminste droog. „Je past je snel aan.”

Dat is waar. Oerol is een locatiefestival waar de bezoeker sowieso heengaat met zonnebrand én winterjas in de koffer. De 25 voorstellingen die Oerol de circa 50.000 bezoekers in tien dagen biedt zijn deels in schuren en loodsen, maar in het bos of op het strand van Terschelling kan de zon flink branden én kan het fors afkoelen. En op deze winderige en natte editie zijn in de avonduren zelfs handschoenen en muts geen overbodige luxe.

Koud of niet, de natuur levert onverminderd schitterende plaatjes. Zoals in het donker bij dansvoorstelling Beam on the Beach van Ivgi & Greben op het strand bij Oosterend. Een tribune biedt uitzicht op de zee. Op de 150 meter zand ertussen wordt een rechthoek uitgelicht, alsof het een landingsbaan is. De sterke spot reikt tot aan de branding en vangt gedurende de voorstelling geregeld wolkjes vogels.

De acht dansers komen op vanaf de vloedlijn en lijken met hun dynamische dans vol geheven handen, dood neervallen en weer gewekt worden de cyclus van de natuur te verbeelden. De plots oplichtende, vliegende figuranten boven de golven vormen een onmisbare aanvulling bij dit idee.

Beam on the Beach op Oerol
Foto Dieuwertje Bravenboer

Het publiek zit klaar om naar de show Beam on the Beach van Ivgi & Greben te kijken op het Oerol Festival op Terschelling
Foto Dieuwertje Bravenboer

Acrobaten

Ook bij daglicht kun je genieten op het strand, zoals bij RoZéO van het Franse circusgezelschap Gratte Ciel. Drie acrobaten staan op tien meter hoge, onbegrijpelijke dunne palen. Buigzame palen, ook dat nog. Als ridders zonder doel, hun lange rokken wapperend in de harde wind, zwiepen ze met een lange stok in hun hand heen en weer. Of ze grijpen vergeefs naar de wolken, die hoog boven hen een machtig decor vormen.

Een zangeres en pianospel, meditatief dan wel dramatisch getoonzet, zorgen voor een bed van klanken waar de drie zich in vlijen. Van hun plek kunnen ze niet, wel tollen om hun as en met hun handen sierlijk gebaren. RoZéO is een fascinerend schouwspel, over geketend en vrij zijn tegelijk.

Zo kan de festivalervaring op Oerol ook enigszins aandoen: keuze te over, maar gebonden zijn aan tijd en fietskracht. Want bestaat er nog een festival waarin het een uur fietsen kan zijn tussen twee podia? Of meer, bij tegenwind?

Robots met ploegen

Bij keuzestress is Artificial by Nature van Nineties een aanrader. Dit is de voorstelling die je niet wil missen op Oerol. Op Crossbaan Zuid, een zandvlakte in het bos, slepen twee robots houten ploegen achter zich aan: een met tanden, die sporen maakt, de ander met een plank, die het zand weer glad strijkt. Het is een sterk, absurd beeld, zeker in combinatie met de zwart-witte robotpakken die hun lichaam en gezicht omhullen als een tweede huid, en de licht metalig vervormde klank van hun stemmen.

Tijdens hun zinloze handelingen stellen de twee allereerst een vraag over de mensensoort: „Wie beweegt hen eigenlijk? Wat beweegt hen?” Wat volgt is een lange opsomming van mogelijkheden waarom de mens uit bed komt. Dat ze aan de dag beginnen omdat ze iemand willen zijn. Dat ze opstaan voor koffie. Dat ze opstaan om hun eigen leegte niet te voelen. Om een rustig hoofd te krijgen.

De talloze veronderstellingen schetsen in al hun alledaagsheid juist een vervreemdend beeld van het menselijk bestaan. Want waarom komt een mens eigenlijk uit bed? De robots leggen de vinger op de zere plek.

Hun suggesties zijn ook effectief, omdat hun robotpraat uiterst droogkomisch is, met veel herhaling en geregeld aanstekelijk gelach. In de regie van Anne Maike Mertens spreken acteurs Yannick Noomen en Annelinde Bruijs hun teksten melodieus uit, met doorvoeld ritme. De muziekscore, knap gecomponeerd door Bruijs, sluit er perfect op aan: een bruisend scala aan elektronische piepjes, plokjes, tikken, gieren en suizen.

Mooi is dat de robots gaandeweg soepeler bewegen, tot aan dansjes toe, en hun spraak zangeriger wordt. Dat neemt niet weg dat er te weinig ontwikkeling in de tekst zit. Even lijkt er verandering in de maak, als deze mysterieuze robots, ook ridders zonder doel, het over henzelf hebben, maar het blijft bij een nuchtere constatering: „Wij zijn er sowieso niet. Maar we kijken wel.”

Trainingspakchic

Het alledaagse opmerkelijk maken is ook de kunst van straattheaterduo Zwermers, dat optreedt tegenover de Hema in het dorpje West. Een man en vrouw tonen menstypes aan de hand van hun kleding, door zich stilzwijgend in tientallen creaties te hullen, van Engels platteland tot trainingspakchic. Het is een rituele performance die zelfs de luidste kletsers in het publiek („Ik zie een vrouwtje dat zich aan en uitkleedt. Dat kan ik ook. Kan ik verderop gaan staan” en „Het is denk ik iets over de wegwerpmaatschappij”) aandachtig laat kijken.

Tegenover straattheater dat verrast, staan voorstellingen die weinig of niets met de locatie of het landschap doen en evengoed in het theater kunnen staan. Zoals Kunst van De Veenfabriek. De voorstelling opent met een kakafonie van muziek, losse zinnen en vogelgeluiden. Herkenbaar zijn de herhaalde woorden: „Staren naar de wolken. Opeens denken: waarom?”

Drie acteurs spelen de uitvinding van het impressionisme na. Wat Monet schilderde, noemde een recensent een „impressie”. Als schimpscheut. Waarna het conservatisme van recensenten op de korrel wordt genomen. Want die denken: „Iets nieuws? Mijn reet! Kunst moet voorspelbaar zijn.”

Kunst biedt alle ruimte om ‘impressionistisch’ te worden genoemd. Het is een beetje van alles en dus van niks. De enscenering is statisch en veel tekst wordt voorgelezen van papier. Er worden twintig definities van kunst opgedreund, met relativerende tegenopmerkingen als: „Laat maar zien dan, die kunst.” Wat je zegt.

Uitleg over het absurde volgens Camus staat naast melige grappen over Oerol. Een interessante, geestige aanzet over hoe je kunst moet benaderen („Bij Mondriaan kijk ik vast naar het verkeerde vierkantje”) verdrinkt in deze potpourri.

Beter ingebed in de omgeving is High-Rise van Orkater/ Konvooi, naar de dystopische roman van J.G. Ballard. De duintop waarop deze voorstelling staat is een geschikte plek om een flatgebouw van veertig verdiepingen te suggereren. Het gebouw van de toekomst, waar een nieuwe wereld moet ontstaan, is van alle gemakken voorzien – zoals een zwembad, hier met zand gevuld.

Ondanks het achterliggend ideaal blijkt de gemeenschap radicaal hiërarchisch verdeeld in boven en beneden en voelen de bewoners zich alleen en verlaten. De angst voor de onbekende ander dicteert het leven. Ook in de toekomst spelen oude problemen de hoofdrol.

Uitzondering is nieuwkomer Alice, een zeldzame optimist in deze nihilistische omgeving, waar rijk en arm uiteindelijk met veel geweld op elkaar botsen.

De vijf acteurs zetten het conflict met veel energie neer, en de tussentijdse koorzangen dragen bij aan de dreigende sfeer van doem en ondergang. Maar de afstandelijke speelstijl en het voorspelbare plot voorkomen dat de val van deze nieuwe wereld je echt raakt.

Tot het beste wat Oerol zou gaan bieden, behoort het optreden van het Franse performancegezelschap Groupe ZUR, dat lang geleden furore maakte op het festival. Maar hun Vento pakt uit als een kitscherig spel met filmprojecties en gekleurd licht op wapperende vlaggen en lappen plastic folie, begeleid door beukende beats. De Fransen walsen dit magere idee uit tot een voorstelling van drie kwartier. Dat is de kou

die in je botten trekt als de temperatuur tegen middernacht onder de acht graden zakt – ondanks de muts en winterjas – niet waard.