Op heterdaad betrapt in de keuken, met een blikje cola en een Mars

Ronald (67) heeft een strafblad van 53 kantjes. Nu wordt hij voor de zoveelste keer geflankeerd door agenten de rechtszaal binnen geleid. Moeizaam strompelt hij door de zijdeur en laat zich op een verkeerde stoel zakken. „Ook goed”, begint de rechter.

Ronald leunt wat naar voren en schreeuwt: „Ik hoor héél slecht.”

Hij wordt ervan verdacht dat hij vorig jaar twee keer heeft ingebroken in dezelfde boot, een keer in april en een keer in mei. Die eerste keer was hij te zien op camerabeelden, de tweede keer werd hij op heterdaad betrapt door de politie. Hij zat in de keuken, met een blikje cola en een Mars. De derde verdenking is het overtreden van een gebiedsverbod. Datzelfde voorjaar zat hij crack te roken op een plein in de Bijlmer, waar hij op dat moment niet mocht komen.

In de Amsterdamse rechtszaal stuurt Ronald na het aanhoren van de verdenking eerst zijn advocaat weg. „Ik ken haar niet”, zegt hij. „Ik doe mijn verdediging zelf.”

„Ik hoor meneer duidelijk zeggen dat hij zijn verdediging zelf wil doen”, zegt de rechter op luide toon.

„Nou, dan ben ik dismissed”, zegt de advocaat luchtig. Ze pakt haar tas en loopt de zaal uit.

Het verweer van Ronald bestaat uit vier zinnen. „De boot was open. Ik heb niks ingebroken. Ik heb niks gepakt. Dat was alles.”

„U bent twee keer op de boot geweest?”, vraagt de rechter.

Ronald grijpt naar zijn oor.

„Wáár?!”

„Op de boohooooooot.”

„Nee, één keer. Alleen in mei. Ik weet niets van andere keren.”

De boot was open. Ik heb niks ingebroken

Ronald
verdachte

De rechter zegt hem dat de eigenaar van de boot een schadevergoeding wil en dat hij ook de reparatiekosten van de deur op Ronald wil verhalen. „Hij heeft ook een offerte laten uitbrengen om meer beveiligingsmaatregelen te treffen.” Onderkoeld: „Er waren al camerabeelden, maar hij wil er blijkbaar meer. De kosten van de deur…”

Ronald begint te tieren: „Ik heb niet ingebroken en daar blijf ik bij.”

Nou, zegt de rechter, „dan bent u het niet eens met de kosten van de deur”.

„Je moet geen misbruik maken van de gelegenheid.”

„Ik hoor het u zeggen.”

De rechter bladert door het dossier. „Uw hele leven komt u met justitie in aanraking, hè?” Hoeveel delicten er precies op het strafblad van Ronald staan, blijft onbenoemd, maar hij is een paar jaar geleden in een inrichting voor stelselmatige daders geplaatst – de ISD-maatregel. De bedoeling is dat de maatschappij zo langere tijd wordt beschermd en de dader zelf hulp kan krijgen. „Maar dat is denk ik niet zo goed afgelopen”, zegt de rechter. „Hoe is dat gegaan?”

„Ik ben geen herhaalmachine”, antwoordt Ronald. Wanneer de officier nog een keer over de inrichting begint, wendt hij zijn blik van haar af. „Houd u alsjeblieft op”, zegt hij.

De officier begint haar requisitoir streng. „Dat het met u niet goed gaat, is geen legitimatie om bij anderen iets weg te nemen”, zegt ze. Maar ze zegt ook dat Ronald sinds hij uit de inrichting is ontslagen weinig contact heeft gehad met politie en justitie. „Alleen deze drie zaken, eigenlijk.” Volgens haar betekent dit „dat meneer zich wellicht redelijk staande kan houden zonder crimineel te zijn”

„Hoorde u dat?”, vraagt de rechter. Ze herhaalt de eis van de officier. „Twee weken gevangenisstraf, met aftrek van de dagen die u al zat. Dat wil de officier als straf. En dat u een schadevergoeding betaalt aan de meneer van de boot.”

„Mevrouw!”, schreeuwt hij terug, „ik kan het niet ophoesten!”

De rechter geeft hem twee weken gevangenisstraf, met aftrek. „In de aangifte wordt gesproken van braaksporen”, gaat ze rustig verder. „Of dat de schade is die nu wordt gevorderd, kan ik niet helemaal vastst–”

„Mevrouw de rechter!”

„Ik wijs het af, hè”, zegt ze. „U hoeft geen schade te betalen.” Enigszins verbaasd valt Ronald stil. De rechter knikt naar de agenten, ze staan al achter hem. „Gaat u maar mee. Dááág!”