
De zaak
De Italiaanse Claudia B. (58) knielt neer in de rechtszaal, op de grond tussen twee bureaus waaraan haar advocaat en haar tolk zitten. „Ik wil u laten zien dat ik aan het lijden ben”, zegt ze. „Ik voel me heel depressief en naar over deze zaak.” De rechter vraagt haar om weer op haar stoel te gaan zitten, zegt dat dit niet nodig is.
Toen Claudia B. op 4 maart voor een kort bezoek in Nederland was, stuitte zij tijdens een wandelingetje op een agent van de dierenpolitie. Die vond Tommy, haar Hongaarse puli van twaalf jaar oud, er verwaarloosd uitzien. Dit type hond heeft haar dat snel vervilt, en daardoor iets weg kan krijgen van een bos dreadlocks. Maar bij deze hond waren het „plakken” geworden, zegt de rechter, en dat kan heel pijnlijk zijn. Er zat bovendien ontlasting in de vacht. De politie heeft het dier in beslag genomen, en Utrechtse dierenartsen concludeerden na een controle dat Tommy verwaarloosd was, vanwege de staat van de vacht en ook vanwege de rotte tanden in zijn bek. De officier van justitie vindt dat de hond „verbeurd” moet worden verklaard. Dat betekent dat de hond wordt opgenomen in een asiel, en niet teruggaat naar de eigenaar. Tommy zit sinds het wandelingetje begin maart in een opvang, en Claudia B. hoopt dat ze hem snel terug zal krijgen. B. leeft in Italië van een erfenis van haar „welgestelde” broer, en werkt als schoonmaker en oppas. „Ik heb Tommy twaalf jaar lang goed verzorgd. Ik heb hem eten en drinken gegeven, ik heb hem nooit alleen gelaten.” Ze vertelt dat ze een kinderwagentje voor Tommy had meegenomen naar Amsterdam, voor als hij te moe zou zijn om te lopen. „Een hond van twaalf is als een mens van tachtig”, zegt ze. Dat verklaart volgens haar ook de staat van zijn gebit en vacht, die ze die avond naar eigen zeggen nog had willen verzorgen. „Allora”, zegt ze, „we kunnen het niet aan om gescheiden van elkaar te leven. We zullen doodgaan van verdriet.”
Deze middag worden in de rechtbank van Amsterdam meer zaken behandeld over verwaarloosde dieren. Sinds 1 januari 2024 kunnen dierenmishandeling en dierverwaarlozing strenger worden aangepakt. Daders van dierenmishandeling kunnen een houdverbod krijgen, ze mogen dan gedurende een bepaalde periode helemaal geen dieren bezitten. De officier vindt dat zo’n verbod zou moeten gelden voor Jean F. (52). In het voorjaar van 2024 werden er bij hem thuis zeven honden en een kat in beslag genomen.
Verschillende buren uit het appartementencomplex hadden meldingen gedaan bij 144, het telefoonnummer van de dierenpolitie. Die gingen onder meer over gegil van de honden, geschreeuw van de verdachte en urine in het gebouw. Een buurvrouw zag op haar deurbelcamera bovendien dat Jean F. zijn hond schopte, en maakte daar melding van. Toen de politie aan huis kwam trof die urine in een aantal benches aan, sommige dieren waren te mager, anderen hadden tandsteen, een van de honden had erg veel eelt.
Jean F. is emotioneel. Vrijdag was een van zijn oudste honden jarig. „Ik kan alleen maar huilen. Deze honden zijn meer dan honden, het is mijn gezin. Het is alles dat ik heb.”
F., een grote man met een kaalgeschoren hoofd en een bril met zwart montuur, vertelt dat het tijdens de „covid-periode” snel bergafwaarts is gegaan. Hij was personal trainer maar zijn werkte stopte, waardoor hij geen inkomsten meer had. Hij had toen nog twee honden, maar het teefje raakte onverwacht zwanger, waardoor hij met pups kwam te zitten. Die probeerde hij van de hand te doen, wat niet lukte. Hij kon de dieren niet het beste voer geven, vertelt hij. Daar voelt hij zich schuldig over. F. neemt zichzelf ook kwalijk dat ze niet op een zachte ondergrond konden liggen. Maar hij ontkent de beschuldigingen van schreeuwen en schoppen. „Ik heb een luide stem”, zegt hij. De camerabeelden laten volgens de verdachte alleen een dreigende beweging ziet, maar daar is de officier het niet mee eens. F., geboren en opgegroeid in Frankrijk, vertelt dat hij als soldaat in het vreemdelingenlegioen heeft gediend. „Deze honden hebben mij een tweede kans gegeven om mens te zijn.”
Het oordeel
De rechter vindt dat Jean F. zijn dieren de nodige zorg heeft onthouden. „Dieren zijn weerloos. Ik snap goed dat u een moeilijke situatie had, maar daar kunnen honden niets aan doen.” Op het moment van inbeslagneming waren de ‘pups’ alweer twee jaar oud, en had Jean genoeg tijd gehad om een oplossing voor ze te vinden. De rechter vindt ook dat uit de camerabeelden wel degelijk blijkt dat F. zijn hond heeft geschopt. De officier stelt een taakstraf van tachtig uur voor, maar dat vindt de rechter te veel. „De ergste straf voor u is dat u de honden niet heeft.” Hij krijgt daarom een taakstraf van veertig uur, maar zijn honden krijgt hij niet meer terug. Bovendien mag hij twee jaar lang geen dieren bezitten. „Veel sterkte voor u”, zegt de rechter.
Dat Claudia B. kort voordat zij naar Nederland kwam nog bij een dierenarts in Italië is geweest, die de hond op schrift gezond heeft verklaard, spreekt voor haar, zegt de rechter. Haar hond krijgt ze dan ook terug, maar ze moet wel een geldboete van 750 euro betalen. B. gaat opnieuw op haar knieën. „Dankuwel, ik ben zo gelukkig, ik voelde me zo schuldig.” De rechter: „Dat was ook wel terecht. Staat u op? Wij moeten door met de volgende zaak.”
