Op de wachtlijst voor een Nederlands horloge van 155.000 euro

Reportage

Horlogemakers In het universum van het mechanische horloge is ‘Swiss made’ de norm. Maar het Nederlandse horloge is in opkomst. De wereld van de CVDK Planetarium, de 1941 Grönograaf en de PreLiminality, waar alles geruststellend klopt, zolang je het opwindt.

Foto Lin Woldendorp

In de vroege avond van 1 maart was aan de westelijke hemel een bijzonder verschijnsel te zien: de planeten Venus en Jupiter draaien in hun eigen banen rond de zon en waren op dat moment 700 miljoen kilometer van elkaar verwijderd, maar vanaf de aarde gezien leken ze elkaar, helderder dan ooit, bijna te kussen.

Feest voor astrologen. Want zo’n ‘conjunctie’ van de godin der liefde en de ‘grote weldoener’ verhoogt passie en verlangens. Het was ook een mooi moment voor de selecte groep aardbewoners in het bezit van een Christiaan van der Klaauw Planetarium, een mechanisch horloge met onder in de wijzerplaat zes concentrische cirkels waarin Mercurius, Venus, Aarde, Mars, Jupiter en Saturnus als minuscule bolletjes rond de zon cirkelen. Op dat polsplanetarium, het kleinste ter wereld, is meestal weinig reuring. Zo heeft Saturnus een omlooptijd van 29 jaar – dat rondje kun je drie keer in je leven meemaken. Maar op 1 maart stonden het blauwe bolletje Aarde, het groen-gele Venus-bolletje en een iets grotere bruin Jupiter-bol spectaculair op één lijn.

Zulke genoegens kun je al smaken voor 46.000 euro voor een CVDK Planetarium met een stalen kast, tot een bedrag van 96.000 euro voor een kast van wit goud en diamanten, en een wijzerplaat van nachtblauw kristal.

Complicaties

Andere merken, waaronder giganten als Patek Philippe en Van Cleef & Arpels, maken ook modellen waarin de sterrenhemel of maanfases een rol spelen. Maar alleen CVDK uit Naarden maakt uitsluitend horloges met astronomische ‘complicaties’, zoals de mechanische hoogstandjes boven op de gewone tijdsfuncties heten. „Ik ken geen ander gebied waar ‘complicatie’ een positieve betekenis heeft”, grijnst Pim Koeslag, CVDK-ceo en meester-horlogemaker. „Astronomie is nu eenmaal de basis van de tijdrekening, en daarvan hebben we de kern van ons merk gemaakt.”

Onder de wijzerplaat zie je iets van
het bonsai machinekamertje

Met de limited edition van zijn Planetarium-horloge, geïnspireerd op het planetarium dat Eise Eisinga in 1781 in Franeker bouwde, won CVDK een Grand Prix d’Horlogerie de Genève, de Oscars van de branche. Maar in het universum van het mechanische horloge was en is ‘Swiss made’ (Audemars Piguet, Patek Philippe, Breguet, Rolex en vele andere A-merken) de zon. Met Duitsland (Lange & Söhne, Glasshütte) en Frankrijk (Cartier, Bell & Ross) als iets zwakkere sterren.

Nederland heeft ook een eerbiedwaardige traditie van klokken en vroege zakhorloges. Het genie Christiaan Huygens (1629-1695) geldt als uitvinder van het slingeruurwerk, de opwindveer en de minutenwijzer. En Nederlandse klokkenbouwers verloren in de achttiende eeuw maar nipt van de Britse bij de zoektocht naar een betrouwbare scheepsklok, essentieel voor navigatie op zee. Maar als horlogeland was het daarna vrijwel onzichtbaar. Tot voor kort.

Synthetische robijntjes

„Als mensen op een beurs vroegen waar we vandaan kwamen en we zeiden ‘Nederland’, liepen ze meteen door. Nu zetten we ‘The Netherlands’ prominent op onze horloges”, zegt Bart Grönefeld, die met zijn broer Tim horloges bouwt in Oldenzaal onder de naam Grönefeld, The Horological Brothers.

Foto links Tim en Bart Grönefeld. Foto rechts Michiel Holthinrichs
Foto’s Lin Woldendorp

Hij geeft een rondleiding door het atelier, ooit zijn kleuterschool. In de voormalige lokalen staan nu helder verlichte werkbanken met arsenalen pincetten en schroevendraaiertjes, schroefjes, veertjes, asjes, de minuscule kunstrobijntjes waarin die gelagerd worden en busjes met voor elk draaipunt een afzonderlijke olie. Het werkblad zit op ooghoogte, zodat je heel even denkt dat de mannen die hier horloges assembleren of afstellen, de meesten met een loep voor hun oog, kinderen zijn.

Grönefelds model 1941 Grönograaf won vorig jaar een Grand Prix in Genève, hun derde sinds 2014. Meest in het oog springende complicatie: de wijzer van de stopwatch die niet – pats! – terugspringt bij de reset, maar een fluweelzachte landing maakt. Wie er een wil kopen – à 155.000 euro – moet op de wachtlijst. Na 140 bestellingen in een paar dagen sloten de Grönefelds het loket voorlopig. Reken maar uit, met een productietijd van een maand of vier per horloge en zeventien man personeel (man; mechanische horloges bouwen – en kopen – is grotendeels een mannenwereld).

In aantallen stelt de Nederlandse horlogeproductie weinig voor. „Wij bouwen enkele honderden horloges per jaar”, zegt Pim Koeslag. „Bij Patek Philippe omvat een limited edition van een model al duizend stuks.” Maar de niche is wel typisch Nederlands. Zijn CVDK – een van de 65 merken in de wereld die officieel de haute horlogerie vormen – benadrukt dus de astronomische traditie. De Grönefelds combineren een potpourri aan Nederlandse elementen, zoals een gegraveerd golfjesmotief in het model Deltawerken en bevestigingssteunen (‘kloven’) in de vorm van klokgevels. Dat laatste was toeval, maar sinds iemand ze erop wees, benadrukken ze het in hun verhaal.

In zijn hoofd kan Pim Koeslag een compleet uurwerk in 3D in- en uit elkaar halen én zien wat hij moet aanpassen

Hun in 2016 bekroonde model Remontoire bevat een mechanisme om de veerkracht constant te houden dat ook voorkomt in het uurwerk van de Sint Plechelmus-basiliek tegenover hun atelier. Hun vader, voormalig juwelier Sjef Grönefeld, heeft het zijn hele leven onderhouden. Bart Grönefeld: „Als hier een Amerikaan een horloge komt ophalen, nemen we hem altijd even mee de toren op. Die is ouder dan de Verenigde Staten.”

Toch heeft Zwitserland hen diep beïnvloed. Na de vakschool in Schoonhoven deden Tim en Bart Grönefeld een opleiding bij de prestigieuze horlogemakersschool Wostep in Neuchâtel en werkten daarna jarenlang in een Zwitsers atelier. Pim Koeslag, opgeleid op de Vakschool in Amsterdam, ontwierp tussen 2001 en 2022 bij Frédérique Constant in Genève zo’n dertig uurwerken, heeft tientallen patenten op zijn naam staan en in zijn tongval hoor je nog een vleugje Frans. Voor FC, intussen overgenomen door het Japanse Citizen, zette hij in 2008 het luxelabel Ateliers deMonaco op.

Horloges printen

Of neem Wybe van der Gang in Dokkkum, geen horlogemaker van huis uit, maar opgeleid als instrumentmaker. Hij runde dertig jaar een bedrijf dat fijnmechanische onderdelen produceert, waaronder ragfijne instrumentjes voor netvliesoperaties en componenten voor de ruimtevaart. „Hightech met ambacht als basis”, zegt hij. Zo – en met een Zwitsers en Duits machinepark – maakt hij sinds 2004 ook horloges; de kasten, alle componenten, waarvan de tolerantie tot op de duizendste millimeter vastligt, en wijzerplaten in een ruisvrij ontwerp, die aan operatiekamers en cockpits doen denken. „Hoe minder handwerk, hoe beheersbaarder het proces”, zegt Van der Gang terwijl de beitels van een vijf-assige draaimachine in een nevel van snijvloeistof automatisch een stukje metaal frezen. Na precies 673 seconden komt een elegante stalen kroon (het knopje om een horloge op te winden en te verstellen) tevoorschijn.

Op een satijnen doek neemt hij zijn jongste instrument uit de kluis: een mechanische kalender die dagen, weken, de maanden inclusief die rare februari, jaren én schrikkeljaren toont. Het horloge met de ‘eeuwigdurende’ kalender is in 2025 te koop. Als niemand hem vóór is, zal Van der Gang in Nederland als eerste de ijlste top van de haute horlogerie hebben beklommen.

En dan is er Michiel Holthinrichs, die aan een Delfts grachtje horloges bouwt. „Ik hou van organische vormen”, zegt hij en wijst op een wand vol tekeningen en foto’s: Eero Saarinens terminal op JFK Airport in wulps beton, een art-deco-trapleuning van Victor Horta in Brussel, en een Peugeot 504 Coupé, klassiek ontwerp van het Turijnse Pininfarina.

In 2016, het jaar dat hij afstudeerde als bouwkundige aan de TU Delft, bracht hij zijn eerste horloges uit. Om de investering in materiaal en machines te kunnen doen, moest hij zijn verzameling oude horloges, waaraan hij zijn hele studiefinanciering had opgesoupeerd, van de hand doen en bijlenen.

Zwevende streepjes

Waar anderen een horlogekast meestal maken door materiaal weg te snijden uit een stuk staal, bouwt Holthinrichs zijn kasten juist op uit laagjes metaalpoeder – titanium, staal – met een 3D-printer. Als pionier van dat proces in zijn branche heeft hij er jaren over gedaan om het volledig te beheersen, vertelt hij. „Mijn eerste prototypes vielen uit elkaar.” Intussen kan hij ermee toveren, omdat 3D-print kan wat niet kan met traditionele technieken. Zoals het ‘openhouden’ van een constructie en ‘om de hoek’ printen zodat sommige onderdelen, zoals de urenstreepjes, lijken te zweven.

Een wonderlijk, door mensenhanden gemaakt machientje aan je pols dat, als je eerlijk bent, eigenlijk ‘nergens voor is’

Daar kleeft meer dan een beetje postmodernisme aan. Over zijn jongste model, de Deconstructed, zegt Holthinrichs dat hij „de structurele mogelijkheden tart door de kinetische essentie van de tijd selectief te laten zien”. Het klopt natuurlijk, want dat is zo’n klokje met open achterkant: een bonsai-machinekamertje waarin je niet meteen alles overziet of begrijpt, want net als in goede architectuur en mode moet er iets te raden of te dromen blijven.

Je ziet het ook bij zijn modellen met een wijzerplaat die door een meteoor lijkt getroffen, zodat je als door een wak of wond een stukje ziet van het meest fragiele onderdeel in een uurwerk, het balanswiel, dat in het Nederlands zo mooi ‘onrust’ heet. De wijzerplaat is in azijn gedoopt en verhit, schroefkoppen zijn geblauwd in een vlam en het uurwerk is verkoperd, zodat het langzaam maar gecontroleerd oxydeert. Zo vliedt de tijd dubbel.

Foto’s Lin Woldendorp

Holthinrichs was de facto lang een eenmansbedrijf. Nu maken hij en zijn acht medewerkers honderd horloges per jaar. Alleen al in het handmatig polijsten en de anglage, ‘inwaartse hoekjes’, zit per horloge honderden uren werk. Zijn duurste timepiece kost 8.900 euro ex btw, en hij werkt aan een duurdere lijn in kleine oplage, die zo’n 35.000 euro per stuk moeten kosten. Maar financieel is zijn bedrijf pas een paar maanden op orde, zegt hij. In 2020, na twee publicaties in de vakpers, regende het opeens bestellingen. „Maar ik wist niets van prijsstelling, het financiële verhaal interesseerde me niet. Ik ontdekte dat ik op mijn duurste horloge honderd euro verdiende, terwijl ik dagen van zestien uur maakte.” Hij raakte overspannen, er was een akkefietje met een zakenpartner dat hem veel kostte, hij sliep niet en reed een auto in de prak.

En toen zette zijn vriendin hem weer op de rails. Holthinrichs trok een Franse en een Belgische horlogemaker aan (Nederlandse blijven tot ieders frustratie schaars), speelde open kaart over schulden en leningen en maakte een nieuw begin. Al is hij naar eigen zeggen zelf nog steeds „de slechtst betaalde werknemer van Holthinrichs”.

Apple Watch

Bart Grönefeld kreeg het ook al eens financieel benauwd. De eerste keer was in 2015, na de introductie van de Apple Watch. „Maar het omgekeerde gebeurde”, zegt hij. „Er waren toen al veel mensen die niets aan hun pols droegen. Juist de wearables lieten hen opnieuw wennen aan dat idee en dat maakt het logischer om over te stappen naar een duurder polshorloge.”

Het bangst was hij toen corona uitbrak. Niemand bestelde meer een horloge, maar de annuleringen bleven óók uit. En toen de pandemie voorbij was, explodeerde zijn orderboek. „Onze klanten moeten gedacht hebben: de wereld is niet vergaan, pluk de dag!”

Maar waarom eigenlijk? De juiste tijd is alomtegenwoordig, van je telefoon tot magnetrondisplays en een mechanisch polshorloge loopt per dag altijd seconden achter- of voor. Dus draait het in de haute horlogerie om de ‘complicaties’: wijzerplaatspektakel als een tweede tijdzone, of de stand van eb en vloed, waarbij het tegelijkertijd gaat om de mechanica die dat in een minuscule behuizing mogelijk maakt. Of om vernuftige verbeteringen die het mechaniek – in de kern een veer met een ‘trein’ tandwielen en een snelheidsregeling – nog gelijkmatiger laten lopen. Maar een plastic kwartshorloge van een tientje is oneindig veel nauwkeuriger, dus komen veel complicaties neer op het oplossen van niet-bestaande problemen.

Foto links Pim Koeslag, foto rechts Wybe van der Gang.
Foto’s Lin Woldendorp

Noem het l’art pour l’art, noem het sport, noem het verdienmodel. Maar is niet alles al een keer gedaan? „Ik heb ideeën voor de komende twintig jaar”, zegt Pim Koeslag. Wat die zijn wil hij niet zeggen, want – in de woorden van collega Bart Grönefeld – „het is een kleine wereld en we vissen allemaal in dezelfde vijver”. De vier jaar waarin hij zijn chronograaf ontwikkelde waren „zenuwslopend”; altijd is er de mogelijkheid dat de concurrent op hetzelfde idee is gekomen.

Het begint wel met rationele overwegingen, zegt Koeslag. „Je wilt niet kopiëren wat er al is en je moet een idee over de prijs hebben, want je wilt niet investeren in iets moois te maken en dan ontdekken dat er geen markt voor is. Want dan heb je geen geld om een volgend model te maken.” Maar als dat helder is, „ja dán is het vuurtje aangestoken en is het moeilijk om niet ’s nachts te liggen doordenken”. Koeslag is „zo dyslectisch als wat”, zegt hij, maar in zijn hoofd kan hij „een compleet uurwerk in 3D in- en uit elkaar halen” én zien wat hij moet aanpassen. „Ik heb dat altijd gehad, als kind met Lego al, maar ik weet niet hoe het komt.”

Vraag aan Koeslag, Grönefeld, Van der Gang of Holthinrichs welk verlangen hun klanten drijft, en je krijgt vergelijkbare antwoorden: ze beleggen erin en bewaren het in de kluis, ze dragen het als statussymbool, of dromen weg bij de schoonheid van mechanisch vernuft dat over the top zo duur is, maar toch in een oerbehoefte voorziet.

Misschien is het: orde in chaos. Een wonderlijk, door mensenhanden gemaakt machientje aan je pols dat, als je heel eerlijk bent, eigenlijk ‘nergens voor is’, maar waarin alles licht en solide tikt, roteert en vibreert, waar alles geruststellend klopt, en blijft kloppen zolang je het maar op tijd opwindt.

Het is ook die Venus-Jupiter-conjunctie met drie bolletjes op een rij. „Dat je denkt: op dat blauwe bolletje zitten wij”, zegt Pim Koeslag. Of zoals Simon Garfield schreef in
Timekeepers, zijn boek over onze obsessie met de tijd (bij een Zwitsers topmodel à driekwart miljoen euro, met een roterende sterrenhemel die wordt aangepast aan de locatie van de klant op aarde): „Dit horloge maakt dat je je tegelijkertijd belangrijk en onbeduidend voelt.”