N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
De vrouw is meer dan een muze, volgens de Rotterdamse fotograaf Sebiha Öztaş. Daarom gaf zij voor haar serie ‘WOMXN.’ 23 vrouwen de regie over hoe zij gefotografeerd wilden worden. Hoe zien zij zichzelf? Wat inspireert hen? Öztaş selecteerde de vrouwen vanwege hun bijdrage aan de stad Rotterdam en de kracht die zij uitstralen. Het werk van de Rotterdamse is vaak maatschappelijk geëngageerd en documentair. Eerdere series van haar verschenen onder andere in NRC. De tentoonstelling ‘WOMXN.’ opent woensdag 8 maart, op Internationale Vrouwendag, in het Nederlands Fotomuseum in Rotterdam en is daar tot in het najaar te zien.
„Get your shit together. Spreek elkaar aan op gedrag met betrekking tot vrouwen in plaats van het te bagatelliseren en te zeggen dat niet elke man hetzelfde is.”
Mieke Megawati Vlasblom
„Tegen mannen zeg ik: wees solidair. Solidair met man, vrouw, trans vrouw, non-binair. Gebruik je mannelijke privilege. Laat je stem horen vanuit je cis man.”
Peggy Sno
„Mannen geven ons wel ruimte, maar die nemen we niet altijd. Het is al ingewikkeld genoeg voor mannen om met ons vrouwen te leven.”
Clara Sies
„Vrouwen moeten zich nog steeds drie keer harder bewijzen dan mannen om dezelfde waardering te krijgen. Hoffelijkheid mag wel blijven.”
Amina Ali Hussein
„Wij vrouwen moeten voor onszelf opkomen, maar zonder mannen kunnen we niet. Mijn thema is delen. Niet alleen geld, maar deel ook blijdschap, je leven.”
Naomi Brusselman
„Wij vrouwen moeten blijvend onze stem laten horen. Blijf je uiten. Blijf erop vertrouwen dat je gehoord wordt. Blijf jezelf en pas je niet aan.”
Welmoed Sijtsma had Theo van Gogh: de hunkering (BNNVARA) alvast bekeken. „Ik vond het indrukwekkend om te zien in wat voor tijd we toen leefden”, zei Welmoed, „in vergelijking met nu. De wereld is veranderd in die jaren.” Yoeri Albrecht – baas van De Balie, Van Gogh-versteher en maandagochtend te gast in Goedemorgen Nederland (WNL) – knikte. „Zeker”, zei Albrecht, „de tijden zijn enorm veranderd. Vertrut, zou ik zeggen. Ik zou bijna zeggen, met een heel chic woord: een soort hervictorianisering van de tijd. We zijn preuts geworden. Als je de vrijheid en het gemak ziet van die jaren…”
Ik vond het lastig maandag, zal ik ruiterlijk toegeven. Toen regisseur, filmmaker en interviewer Van Gogh in 2004 overleed was ik acht; ik ben een oude gen Z’er of een jonge millennial, net welke kant je op wil. Dat maakt me vermoedelijk een van de voortrekkers van vertrut Nederland (mea culpa), en als jonge burgertrut is de haat-liefdeverhouding tussen Nederland en Van Gogh er eentje die me nooit echt heeft aangesproken. Tegelijkertijd is hij gruwelijk aan zijn eind gekomen en valt de impact van die moord niet te onderschatten. Op de doden katten is weinig chique en een nationaal trauma recenseren voelt ook nooit verstandig – dus wat schrijf je dan, met je vertrutte vingertjes, over de nieuwe documentaire over de provocatieve kunstenaar?
Ter voorbereiding keek ik ’s ochtends naar Goedemorgen Nederland, waar de docu (die ’s avonds zou worden uitgezonden) werd voorbesproken. Al gauw verschoof het onderwerp van het gesprek van persoonlijke anekdotes – Van Gogh belde Albrecht elke dag rond vijven om op hoge toon het nieuws door te nemen – naar de vraag hoe hij in het hier en nu zou gedijen. Niet goed, dacht De Telegraaf-verslaggever en medegast Silvan Schoonhoven. „Ik vraag me af wat er van Theo zou overblijven in deze tijd: zou hij zich anno 2024 overeind kunnen houden? Zou hij zich in zijn graf omdraaien als hij zou kijken naar deze tijd waarin alles gevoelig ligt en tenen langer zijn dan ooit?”
Strafrechtadvocaat Jillis Roelse dacht er hetzelfde over: „Je mag ook trots zijn op de westerse beschaving, met de gelijkheid tussen man en vrouw, daar mag je best voor opkomen” (nooit verkeerd om te benadrukken in een WNL-programma). Dat soort discussies mijden we nu in Nederland, vond Roelse, in verband met „discriminatie, enzovoorts”. Zo riep de aflevering uiteindelijk meer vragen op dan dat zij had beantwoord, met ‘heeft iemand deze mensen al op de hoogte gebracht van de verkiezingsuitslag’ als de meest prangende.
Katten en een wasmachine
Omdat het ’s ochtends niet gelukt was in de materie te komen deed ik ’s avonds extra mijn best met de eerste aflevering van de vierdelige docu. Moeilijk was dat niet: De Hunkering is prachtig gemaakt en slim gemonteerd. Archiefmateriaal illustreert de woorden van een enorme hoeveelheid geïnterviewde vrienden en familieleden, buurvrouwen en klasgenoten, bekend en onbekend. Uit hun verhalen klinkt afwisselend bewondering en afschuw voor een man die snoeihard en poeslief kon zijn, altijd ongrijpbaar, met een onmiskenbare aanleg voor ontregeling.
Ook van Van Goghs film Luger werden beelden gebruikt. Een controversiële film was het geweest, legde een van de geïnterviewden uit, met een gruwelijke scène met katten en een wasmachine. In het scherm verscheen een man die twee katten in een wasmachine schoof – ik zette de tv meteen uit. Bijzonder truttig, besefte ik beschaamd toen ik de scène googelde en tot de conclusie kwam dat die katten natuurlijk niet écht een wasje hadden meegedraaid. Maar, schrale troost: toen de film uitkwam in 1981 begrepen mensen dat ook niet en zegden flink wat vrijzinnige tv-kijkers hun abonnement op bij de VPRO, die de wasmachinescène had uitgezonden. Zo erg zijn de tijden nou ook weer niet veranderd.
Marjolein Faber wist het in de oppositie zo goed te verwoorden, allemaal. Lekker recht voor z’n raap, zonder zich iets van anderen aan te trekken, zelfs zonder iets aan te trekken van de waarheid. Ze was met haar houding de gedroomde tegenhanger van het ouderwetse politieke dier, dat zich in de ogen van het PVV-electoraat vooral bezighoudt met nodeloos ingewikkeld geleuter.
Faber doet niet aan ingewikkeld, ze doet gewoon aan dom nabauwen van wat ze op verjaardagen in de kring heeft horen zeggen, zonder de moeite te nemen zich te verdiepen in de materie. Ze roept zonder enige scrupule dat er „natuurlijk een relatie tussen de mensen die binnenkomen en de woningnood” zit. Dat de belangrijkste schuld voor de woningnood ligt bij hele andere, strikt autochtone oorzaken zoals slecht politiek beleid (met dank aan Rutte I en II), de economische crisis die nog steeds doorwerkt in de woningbouw, en een verdunning van huishoudens door onder andere het grotere aantal gescheiden partners en andere alleenwonenden – dát wordt beschouwd als een onnodig ingewikkeld verhaal. En dat er feitelijk helemaal geen sprake is van een asielcrisis, weerhoudt Faber er niet van om er een uit te roepen. Want, zegt ze pruilend, zo voelt dat voor haar persoonlijk en als ze dan kijkt „in de maatschappij, dan hebben we gewoon een crisis”. Tja, als iets voor Faber zo voelt, dan is het echt. Intussen zegt ze halfslachtig sorry wanneer ze op de vingers wordt getikt voor racistische opmerkingen, zoals toen ze werd geconfronteerd met het noemen van de omvolkingstheorie. En toen ze keer op keer loog dat de dader van een steekpartij in Brabant een ‘Noord-Afrikaans uiterlijk’ had. Terwijl getuigen en politie allang hadden verklaard dat het om een witte zestigplusser ging, bleef Faber voor de camera’s zeggen dat „mijn tweet klopt”. Die grove, gevaarlijke leugen nam ze trouwens nooit helemaal terug. Dat hoefde ook niet, want het kwaad was allang geschied.
Marjolein Faber doet me denken aan een slecht opgevoed kind. Een kind dat te veel ruimte heeft gekregen van haar ouders, omdat haar persoonlijke vrijheid het hoogste goed is. Wie mij persoonlijk kent, weet dat ik weinig dingen irritanter vind dan onopgevoede kinderen. Faber is wat dat betreft voor mij de belichaming van de perfecte storm: slecht opgevoed, intellectueel infantiel en – misschien juist daarom – opvallend egocentrisch. Als een kind dat een koekje uit de trommel steelt, en daarbij een kostbare vaas omgooit, kijkt ze verwonderd op als er een reprimande op volgt. ‘Ja, sorry hoor’, zegt Faber dan. ‘Ik wilde gewoon een koekje.’ Dat is voldoende argument voor de veroorzaakte schade, want wat zij wil, dat staat centraal. Een verwend kind verwacht dat het haar niet echt kwalijk wordt genomen.
De vraag is, hoe zo’n onbehouwen persoon zich ontwikkelt nu ze niet meer vanuit de oppositie kan stampvoeten, maar zelf aan de knoppen zit. Tot nu toe lijkt ze vooral verbaasd te zijn; het is allemaal toch niet zo eenvoudig als ze had gedacht. Ik schaamde me plaatsvervangend voor haar, toen ik de reactie van de andere EU-ministers in Luxemburg terug keek. Geconfronteerd met Fabers paradepaardje – een Nederlandse opt-out in het Europese migratiebeleid – keken de Europese bewindsvoerders verbaasd, sommigen lacherig, anderen streng. Wat een aanfluiting van een minister – je hoorde het ze bijna denken.
Ooit, in een niet eens zo ver verleden, rekenden we erop dat onze ministers van niet minder dan onberispelijk gedrag waren. Inmiddels zijn we verworden tot een land dat van onze vertegenwoordigers niet méér verwacht dan dat ze onze ruwste driften weerspiegelen. Ze zijn als heiligverklaarde kinderen, die overal mee wegkomen. Het komt misschien omdat we in hen zien wat we stiekem zelf zouden willen doen: egoïstisch zijn, onnadenkend rondwandelen in een versimpelde versie van de wereld, en vooral: doen wat we willen, zonder ervoor verantwoordelijk gesteld te worden. We zijn dan als land niet minder infantiel dan de mensen die namens ons in de regering zitten.
De liefde voor economie zat er al vroeg in bij Jaap Koelewijn. Toen hij op 14-jarige leeftijd 700 gulden van zijn oma kreeg, besloot hij te gaan beleggen, in obligaties, vertelde hij enkele jaren geleden aan de website IEX geld. „Ik kreeg voor stukken van Nederlandse Spoorwegen toen nog 7 procent rendement en ik vond het geweldig! Totdat de rente ging stijgen: de obligatiekoers dook omlaag. Ik was diep teleurgesteld. Maar het principe van beleggen vond ik prachtig.”
Deze fascinatie zou uiteindelijk leiden tot een loopbaan langs verschillende plaatsen in de financiële wereld. Met als meest prominente aanstelling het hoogleraarschap goed ondernemingsbestuur en bedrijfsfinanciering aan de Nyenrode Business Universiteit. Ook in de media nam hij de mores in de bestuurskamer veelvuldig on de vuur. Stevig, maar ook met een knipoog.
Jaap Koelewijn overleed afgelopen week na een lang ziekbed op 68-jarige leeftijd.
Expert gedrag in bestuurskamers
Koelewijn werd op 11 mei 1956 geboren in Amsterdam. Daar groeide hij samen met vijf broers en zussen – onder wie NRC-redacteuren Jannetje en Rinskje Koelewijn – op in een gereformeerd gezin. De opvoeding was streng en zijn vader schuwde lichamelijke tucht niet, zo valt te lezen in het boek De Hemel Bestaat Niet dat Jannetje Koelewijn schreef over hun ouders. Later keerde hij de kerk de rug toe.
Jaap Koelewijn studeerde in de jaren zeventig economie aan de Vrije Universiteit en promoveerde er op het onderwerp bankentoezicht. Hij kwam daarna terecht bij onder meer vermogensbeheerder Mees Pierson en toezichthouder AFM. Bij die laatste was hij enige tijd hoofd onderzoek. Meest prominent was zijn parttime aanstelling aan Nyenrode waar hij als hoogleraar te boek kwam te staan als een van dé experts op beleggingsbeleid en goed ondernemingsbestuur. Hij werd columnist voor het Financieele Dagblad (FD) en schoof ook geregeld aan in radioprogramma’s om bestuurscrises te duiden.
Daarbij schuwde Koelewijn kritische kanttekeningen niet. Zo noemde hij het verdienmodel van accountants – waarbij accountants mogelijk kritische vragen schuwen uit angst klanten naar de concurrent te jagen – „corrumperend” en betitelde hij het gedrag van bepaalde grote bedrijven die ondanks flinke reserves in de coronacrisis toch een beroep deden op steunmaatregelen „schandalig”. Wie sprak met de hoogleraar kon stevige quotes verwachten, vaak in creatieve metaforen verpakt.
Smet op blazoen
Stevig was echter ook de kritiek die Koelewijn ten deel viel toen in 2020 na onderzoek van het FD bleek dat Koelewijn zich had ingelaten met twee frauduleuze beleggingsadviseurs. Zo werd hij directeur van Eurofonds, een beleggingsfonds dat in Ierse huurwoningen investeert. En ook werd hij voorzitter van de raad van commissarissen van Topfund. In beide gevallen werkte hij onder meer samen met Michel G. Die werd enkele jaren daarvoor al eens veroordeeld tot een celstraf vanwege beleggingsfraude. Ook stond Koelewijn toe dat G. onder een valse naam beleggers benaderde.
Hoewel er bij de beleggingsfondsen geen strafbare feiten werden gepleegd, werd het Koelewijn, nota bene expert op het gebied van governance, flink aangerekend dat hij zich inliet met twee omstreden beleggers. Nyenrode beëindigde na de publicatie de betrekking van de hoogleraar. Ook stopte hij als bestuurslid van het pensioenfonds van toezichthouder AFM en als voorzitter van de raad van commissarissen van belegger SynVest.
Lees ook
Hoogleraar Jaap Koelewijn weg bij Nyenrode na een rel rondom een beleggingsfonds
De publieke storm viel hem zwaar. Koelewijn was van mening dat hij het juiste had gedaan omdat G. beloofde niet opnieuw tot frauduleuze handelingen over te gaan . „Iemand met spijt verdient een tweede kans”, vond Koelewijn. Hij benadrukte altijd dat bij de beleggingsfondsen waar hij zich aan verbond geen fraude is gepleegd of geld is weggesluisd.
In een interview met het FD verwees Koelewijn naar zijn gereformeerde opvoeding om het zaken doen met twee veroordeelde beleggers te verklaren. Hij had de kerk verlaten, maar bepaalde christelijke waarden had hij nog altijd hoog in het vaandel staan. „Ik geloof in het goede van de mens. Mijn wortels liggen in het streng-protestantse Spakenburg. [….] We moeten ophouden met mensen achtervolgen met wat ze ooit hebben gedaan. Ik vraag mezelf altijd: wat laat je na op deze wereld? Heb je mensen geholpen? Aan helpen zit een grens, dat wel, maar bij Michel heb ik gedacht dat het nog binnen mijn grens ligt.”
De laatste jaren had Jaap Koelewijn een column voor verschillende managementbladen. Hij laat drie kinderen achter.