N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Recensie Beeldende kunst
Tentoonstelling Ontwerper-kunstenaar Maarten Baas maakt klokken waarin een mens verborgen lijkt te zitten. Museum Voorlinden brengt ze samen: elke klok heeft zijn eigen ritme.
„Alleen aan de mens kan de tijd blijven haken”, schrijft Yves Petry in zijn roman Liefde bij wijze van spreken (2015). Een prachtig beknopte formulering voor een oud idee: wijzelf zijn de maat voor hoe we de tijd beleven. Een seconde voelt kort ten opzichte van een mensenleven, een decennium vinden we lang. Tegelijkertijd oogt de klok objectief: wat hier staat, geldt voor alles en voor iedereen. De wijzers jagen de tijd erdoorheen, aan de mens blijft die steken.
De klokken die ontwerper-kunstenaar Maarten Baas al zo’n vijftien jaar maakt onder de naam Real Time zijn de perfecte verbeelding van dat spanningsveld tussen de ‘geleefde tijd’ en de kloktijd. In die klokken, waar Museum Voorlinden in Wassenaar nu een prettig-compacte tentoonstelling aan wijdt, zijn het telkens menselijke handelingen die de tijd dicteren.
Analog Digital Clock (2009) bijvoorbeeld ziet eruit als zo’n bekende digitale wekker-klok, met rode cijfers op een zwarte achtergrond, maar erachter zit een mannetje verscholen, dat delen van de cijfers afplakt of schoonmaakt om de tijd aan te passen. In Sweepers Clock (2010) beweegt een duo schoonmakers in blauwe overall twee enorme wijzers van afval voort om de tijd aan te geven. In Confetti Clock (2021) voert een figuur in blauw kostuum zijn carnavaleske sisyfustaak uit door met een borstel wijzers van confettivlokken bijeen te vegen, en de rest van de witte plaat schoon te houden.
Openbare ruimte
Centraal in de ruimte in Museum Voorlinden staat de enorme Paddington Clock, die sinds 2021 in de buurt van Paddington Station in Londen te zien is. Deze klok bestaat uit een video van een enorme klassieke wijzerplaat met Romeinse cijfers, die hier is geïnstalleerd in een metershoge muur. Achter het melkglas van de wijzerplaat staat Maarten Baas in een 19de-eeuws kostuum; met verf en kwast geeft hij twaalf uur lang de tijd aan door de wijzers te tekenen en weer weg te halen. Het lijkt opvallend echt.
Ook in Nederland zijn de klokken van Maarten Baas in de openbare ruimte te zien. In de vertrekhal van Schiphol hangt er een, net als in de hal van het ziekenhuis Erasmus MC in Rotterdam. Maar waar zo’n enkele klok in het voorbijgaan als een trucje oogt, krijgen de klokken in museumopstelling meer filosofische lading. Alle klokken geven dezelfde tijd aan, maar ze hebben toch allemaal een ander ritme, een andere nadruk en boodschap: tijd als afval, tijd als feestje, de digitale tijd. Dat er een indrukwekkende performance aan vooraf moet zijn gegaan (alle video’s duren twaalf uur, om het klokje rond te maken) draagt daar aan bij.
Niet minder dan aangrijpend is de serie Grandfather Clock: drie rechtopstaande klokken naast elkaar, waar Baas de illusie wekt dat er een oude man (The Father, 2019), hijzelf (Self Portrait, 2019), en een jong kind (The Son, 2022) in zitten opgesloten die de tijd op de klok tekenen. Drie fases, uit misschien wel hetzelfde leven.
Stoelen en videowerken
Een ontwerper heeft soms aan één briljant idee genoeg om wereldwijd door te breken. Maarten Baas had dat idee al in zijn eindexamenjaar aan de Design Academy in Eindhoven: hij verbrandde designklassiekers van beroemde voorgangers als Gerrit Rietveld en Ettore Sottsass, en fixeerde de verkoolde meubelen met transparante epoxy. Baas haalde er de voorpagina van The New York Times mee en werd op slag wereldberoemd. Net als de klokken was het een schijnbaar eenvoudig idee, met grote implicaties: verbrandde hij zijn voorgangers? Was het een afrekening of een eerbetoon? Een statement tegen de ‘maakbare wereld’?
Die verbrande meubels zijn in Voorlinden niet te zien, maar wel enkele recente werken uit de serie die erop volgde: Clay, handgekleide meubels in vaak kinderlijk vrolijke kleuren – ultiem anti-design. De vijf stoelen uit de reeks The Empty Chair (2023) zijn niet felgekleurd, maar zwart. De rugleuning is een ladder die, in sommige gevallen, tot voorbij het dak van het museum doorloopt.
Baas maakte de eerste versie van deze stoelen in 2011 voor een campagne van Amnesty International, tegen de onderdrukking van kunstenaars, journalisten en activisten. In het zwart verliezen deze stoelen alle associaties met kinderlijkheid: ze krijgen een soort streng existentialisme dat je eerder met de beelden van Giacometti verbindt. De lege stoel, de trap die het zitvlak verbindt met de lege ruimte erboven en de sporten van de ladder die je wel als tralies zou kunnen zien: alles samen geeft de stoelen een prachtige poëtische lading.
Na die memorabele zaal met klokken en die prachtige wankele stoelen is het jammer dat de twee zaaltjes met recente videowerken tegenvallen. De video-installatie I Think, Therefore I Was (2019) bestaat uit een u-vorm van je omringende beeldschermen met mensen in tv-programma’s die allemaal ‘I think’ zeggen, een geroezemoes van aanzetten tot gedachten – zoveel mensen, zoveel meningen. Second Nature – Water (2021) is een waterval van beeldschermen, waarop telkens een fragment van water te zien is – alles stroomt, en op tv bekijk je ook streaming-diensten. Het zijn leuke visuele vondsten, maar de poëzie ontbreekt hier. Dat maakt niet uit, niet ieder idee hoeft briljant te zijn.