Op de Arnhemse modebiënnale: een werkjas met een plek voor een ventilator

Als kind lag kunstenaar Mounira Al Solh ’s nachts doodsbang wakker – ze groeide op tijdens de Libanese burgeroorloog – en maakte dan kleine scheurtjes in haar pyjama. Haar moeder naaide die met liefde weer dicht, een meditatieve handeling waar ze rustig van werd. In de grote doeken die Al Solh heeft opgehangen alsof het tenten zijn, zitten ook gaatjes. Als je er pal onder staat, lijkt het alsof je naar een sterrenhemel kijkt. Uit speakers klinken kinderstemmen die slaapliedjes zingen in verschillende talen. Of zijn het toch kogelgaten?

Het is een van de vele maatschappelijk geëngageerde werken die te zien zijn tijdens de Arnhemse modebiënnale, die sinds 2018 State of Fashion heet. En die staat is niet best, wordt al gauw duidelijk. Deze editie, Ties that Bind genaamd, gaat over het destructieve karakter van de mode-industrie: overconsumptie, uitbuiting van arbeiders, vervuilde rivieren, gigantische CO2-uitstoot, overproductie en onvoorstelbare bergen afval.

Weinig organisaties nemen hun streven om democratisch en inclusief te werk te gaan zo serieus als State of Fashion. Via een open-call gingen ze op zoek naar curatoren, die de opdracht kregen om „onze westerse manier van cureren te bevragen”, zegt directeur Iris Ruisch. De twee Londense uitverkorenen, Louis Bennetts (ontwerper en researcher) en Rachel Dedman (curator moderne kunst uit het Midden-Oosten bij het Victoria & Albert Museum in Londen), pitchten het idee om de biënnale te decentraliseren.

Textielsculptuur van Filwa Nazar uit Saoedi-Arabië, met op de achtergrond de doeken van Mounira Al Solh uit Libanon.
Foto Eva Broekema

Ruisch: „Ze wilden de ongelijke machtsverhoudingen tussen het dominante globale noorden en het vaak uitgebuite zuiden laten zien. Maar ze wilden niet alleen vanuit Westers perspectief alles wat landen uit het zuiden te bieden hebben hierheen halen, maar dat ook in lokale context laten zien. Hun idee was om dáár ook tentoonstellingen te maken en zo kennis en financiële middelen te delen.”

Een derde van het biënnalebudget ging naar tentoonstellingen in drie ‘zustersteden’: Nairobi, São Paulo en Bangalore, georganiseerd door plaatselijke co-curatoren. Een selectie uit die tentoonstellingen, die afgelopen maart en april waren te zien, is nu ook in Arnhem.

Kleding van druivenafval

Het Rembrandt Theater doet dienst als hoofdlocatie. De voormalige bioscoop in het centrum van Arnhem is door modeduo Maison the Faux succesvol tot tentoonstellingsruimte getransformeerd. Vooral de grootste filmzaal, waar ze stoelen weghaalden en podia bouwden, is indrukwekkend. In het theater is het werk van 26 ontwerpers met zuidelijke roots te zien. Ze kaarten niet alleen problemen in de modewereld aan, maar komen met vrolijk stemmende alternatieven.

Het Nigeriaanse merk NKWO bijvoorbeeld, dat met behulp van traditionele West-Afrikaanse ambachten de afgedankte kleren upcyclet die het Westen daar met tonnen tegelijk dumpt. Of het Argentijnse Nous Étudions dat genderloze kleren maakt van biolatex afkomstig van druivenafval en ‘leer’ gemaakt van cactussen. Tsang Mei Sze uit Hong Kong keek jarenlang met verbazing naar de oncomfortabele en weinig beschermende werkkleren die haar vader en zijn collega’s op de bouwplaats droegen. Met haar merk TMS.Site ontwerpt ze in samenwerking met bouwvakkers doordachte, praktische werkkleren. In een van haar jasjes kan bijvoorbeeld een kleine ventilator geplaatst worden.

Een collectie ontworpen door een groep vrouwen met verschillende nationaliteiten die zich geïsoleerd voelen in de Nederlandse maatschappij en wekelijks samenkomen in Arnhem. In samenwerking met de Nederlands-Mexicaanse ontwerper Zyanya Keizer.
Een sculptuur van de Braziliaanse ontwerper en activist Dayana Molina, die zich inzet voor de vertegenwoordiging van inheemse bevolkingsgroepen in de mode-industrie, in samenwerking met de eveneens Braziliaanse kunstenaar Sallisa Rosa.

Foto’s: Eva Broekema

Het ontroerendst zijn de werken die draaien om de intieme band die we met kleding en textiel hebben. Bas Kosters maakte een wandkleed met als basis de quilt die zijn inmiddels overleden moeder ooit voor hem maakte.

Om te huilen zo sympathiek is één van de drie Arnhemse publieksprojecten die ietwat oneerbiedig in het bioscoopcafé opgesteld staan: ‘Atelier Teddy’. Modeontwerper Ruben Jurriën, bekend van zijn ontwerpen bezaaid met hartjes en slogans als „kindness will save the world”, ontwierp samen met een groep scholieren van een Arnhemse middelbare school een collectie met hun slaapknuffels als inspiratiebron. Jurriën: „Kleren die draaien om zachtheid, geborgenheid en liefde.”

Leuzen op T-shirts

In de tweede locatie, Rozet, het cultureel centrum even verderop, stuit je bij binnenkomst meteen op de zeefdrukmachine van de Libanese grafisch ontwerper Farah Fayyad. In 2019 sleurde ze die machine naar de protesten in Beiroet en liet ze demonstranten leuzen en kunstwerken drukken op hun jassen, T-shirts en spandoeken. In Arnhem kunnen bezoekers gratis een van de acht voor de biënnale ontworpen prints op een zelf meegebracht kledingstuk laten drukken. Een paar verdiepingen hoger is op een kleine tentoonstelling werk van vijf aan Arnhem gelieerde ontwerpers te zien.

Performance artist Lisette Ros in de kledingboom van de Indonesische kunstenaar Melati Suryodarmo.
Foto Eva Broekema

Op de derde en laatste locatie, Museum Arnhem, staat één werk: de Kleidungsaffe (‘kledingaap’) waarmee de Indonesische kunstenaar Melati Suryodarmo al sinds 2006 rondreist. Een metershoge boom gemaakt van kleren die ze steeds aanvult met afgedankt textiel dat ze inzamelt op de plekken die ze aandoet – een verwijzing naar ons buitensporige consumptiegedrag. Op gezette tijden zit een performance artist urenlang in de boom om de stam te omhelzen.

Zullen deze kleine, goedbedoelde initiatieven de modesystemen omver werpen? Waarschijnlijk niet. Al zouden veel modehuizen een voorbeeld mogen nemen aan het Guatemalteekse duo Luna Del Pinal, dat niet alleen met behulp van ambachtslieden uit gemarginaliseerde gemeenschappen volledig handgemaakte collecties maakt, maar ook ongebruikelijk transparant is over hoe hun prijzen tot stand komen. Elk seizoen delen ze een overzicht van al hun uitgaven, van materiaal- en transportkosten tot uitbetaalde lonen.

Jurk gemaakt van kralen, gemaakt door Patricia Mbela uit Nairobi.
Foto Eva Broekema