Vanaf het Corsicaanse dorpje Lumio, op tweehonderd meter hoogte, zie je de Middellandse Zee glinsteren in de baai van Calvi. Je ziet de besneeuwde toppen van de Monte Cinto, de hoogste berg van het Zuid-Franse eiland. Daartussen een heuvelachtig gebied vol terracottakleurige dorpjes en olijf- en citroenbomen. En: opvallend veel gloednieuwe villa’s. Als de voorjaarszon in zee zakt, weerkaatsen de laatste stralen op de luiken die bij vrijwel alle huizen over de ramen zijn geschoven.
Want deze woningen staan het grootste deel van het jaar leeg: het zijn de vakantiehuizen waar de regio Balagne mee vol staat. Op heel Corsica staan relatief veel vakantiehuizen, maar Balagne spant samen met twee andere toeristische regio’s de kroon. Zo is in Calvi, de regionale hoofdstad, 54 procent van alle woningen een vakantiehuis. In Lumio, een dorpje bestaande uit een paar straten en een roze kerk, ligt dat percentage zelfs op 78 procent.
Lees ook
Dit bergstadje is het ‘laatste bastion’ van het bedreigde Corsicaans
Het aantal vakantiewoningen is de afgelopen tien jaar flink toegenomen en dat wringt bij eilandbewoners. De 59-jarige wijnhuismedewerkster Dominique Marchetti vertelt aan haar keukentafel in Lumio dat haar dorp onherkenbaar is veranderd. „In de zomer is het hier chaos, door de komst van alle continentaux”, zegt ze doelend op Fransen van het continent die op Corsica op vakantie gaan. „Maar de rest van het jaar is het dorp in winterslaap. Er is niemand op straat, er is nauwelijks iets open.”
Toen Marchetti jong was, vormde Lumio een hechte gemeenschap. „We hadden wel tien bars, en meerdere kruideniers. Religieuze feesten als Pasen vierden we samen. Maar nu wonen hier in de winter nog maar dertig mensen.” Half maart is er één restaurant geopend – de eigenaren kijken onbekenden met een mix van nieuwsgierigheid en wantrouwen aan.
Geen pottenkijkers
Ook badplaats Calvi is uitgestorven. In het centrum zijn vrijwel alle winkels en restaurants gesloten, in een bij vakantiewoningbezitters populaire buitenwijk lopen alleen katten op straat. In een enkele woning is leven te vinden, zoals bij Angèle Fournier (92), Corsicaanse meisjesnaam Acquaviva, een gepensioneerde naaister. Gebarend naar de heuvels rondom haar roze huis met houten luiken zegt ze: „Toen ik hier in de jaren negentig kwam wonen, was dit allemaal maquis”, typisch Mediterraans, doornachtig struikgewas. „Mijn man en ik wilden rust en geen pottenkijkers dus het was perfect. We hadden uitzicht op de zee.” Dat veranderde toen een Bretonse familie na een paar jaar het stuk land pal voor Fourniers huis kocht en daar een huis bouwde. „En daarna is de rest gekomen.” Fourniers huis is nu omringd met villa’s.
„Iemand zoals ik zou met de huidige prijzen hier nooit iets kunnen kopen”, verzucht Fournier. En Marchetti woont enkel in het centrum van Lumio dankzij een erfenis. „Andere Corsicanen trekken hier weg, naar dorpjes in het binnenland of naar het vasteland.” In hun woorden klinken breder gedeelde zorgen: Corsicanen – die doorgaans minder verdienen en een lager opleidingsniveau hebben dan het Franse gemiddelde – zien zich verdrukt op de woningmarkt. Hierbij speelt mee dat huisbazen graag korte contracten afspreken, zodat ze hun woningen in de zomer tegen piekprijzen kunnen verhuren aan toeristen.
Ange Santini (72), de burgemeester van Calvi, erkent in zijn statige werkkamer dat de woningmarkt verstoord is. „Sinds 2005, 2010 is het gekanteld” – een reactie op de lage rentes en het feit dat het relatief rustig was op het eiland, waar vorige eeuw nog geregeld aanslagen plaatsvonden van Corsicaanse nationalisten. „Er wonen nog maar weinig geboren Calvais, zoals ikzelf, in Calvi. Hele families zijn verdwenen.”
Anti-Franse leuzen
Het heeft de sfeer veranderd. Niet alleen is er een groter verschil tussen de seizoenen, ook groeit het wantrouwen richting continentaux – dat sinds Frankrijk Corsica in de achttiende eeuw kocht van de republiek Genua sowieso sterk aanwezig was. Zo laten nationalisten geregeld bommetjes afgaan bij vakantiehuizen, of bekladden ze die met anti-Franse leuzen. In Balagne is van geweld geen sprake, maar ook daar is spanning. Zo vertelt makelaar Antoine Suzzoni (42) dat sommige Corsicanen met speldenprikjes hun onvrede tonen. „Dan doen ze onbeleefd, of pikken ze je parkeerplek in.”
Marchetti zegt dat ook zij liever niet heeft dat er wéér een Fransman of buitenlander een huis in haar dorp koopt. „Het probleem is dat veel continentalen geen enkele moeite doen om te integreren. Zij komen twee weken per jaar, of ze blijven in een bubbel met anderen van het continent.”
Lees ook
Corsica pakt zó de wapens weer op. ‘Door dit menselijke drama zijn we op een kantelpunt beland’
Makelaar Suzzoni – zoon van een Corsicaanse vader en een Parijse moeder – kent de zorgen, maar hij ziet ook voordelen. „Op Corsica zijn weinig banen; we zijn sinds de jaren zeventig bijna volledig afhankelijk van toerisme” – zo werken veel Corsicanen alleen in het zomerseizoen, ook Marchetti. „En de komst van deze woningen leidt tot banen voor architecten, tuinmannen, technici enzovoort. En die gaan weer eten en slapen in onze restaurants en hotels.” Ook burgemeester Santini noemt deze economische voordelen. En, benadrukt hij, een deel van de vakantiehuizen wordt gekocht door Corsicanen. Hoeveel precies, is onbekend.
Binnen de familie
Ook zijn er maatregelen getroffen om verdere ontwrichting te voorkomen. Zo heeft Santini vorig jaar een belasting op vakantiewoningen met 30 procent verhoogd en zijn er woonprojecten waarbij jonge Corsicanen voorrang krijgen. „We zitten nog maar op 54 procent tweede woningen”, relativeert de burgemeester. „Zo dramatisch is het niet.” Suzzoni sust: „Vergeleken met de prijzen aan de Côte d’Azur valt het reuze mee”.
Marchetti en Fournier bezweren beiden hun huizen binnen de (Corsicaanse) familie te zullen houden. Marchetti heeft onlangs ook de woning van haar oudtante tegenover haar huis kunnen overnemen. „Daarvoor hebben we een lening afgesloten, dus dat was wel een risico. Maar het huis moet onder Corsicanen blijven.” Het is beter voor de sfeer in het dorp. „Corsicanen zijn heethoofden”, zegt ze betekenisvol. „Onze buren willen ook liever geen Duitser of Fransman als buurman.”