Het oorlogsarchief, met daarin dossiers van 425.000 Nederlanders die tijdens de Tweede Wereldoorlog mogelijk collaboreerden met de Duitsers, wordt toch inzichtelijk. Dat heeft minister Eppo Bruins (NSC, Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) donderdag gezegd. Maar dan wel alleen na aanvraag en vanuit de studiezaal van het Nationaal Archief mag men het online archief raadplegen.
Het Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging (CABR) zou vanaf januari volgend jaar volledig openbaar worden. Het archief zou ook online inzichtelijk worden. Minister Bruins besloot het openstellen van dit beladen archief echter uit te stellen, nadat de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) waarschuwde over de mogelijke inbreuk op de privacy van nabestaanden.
De precieze details van de openstelling ontbreken nog, maar duidelijk is wel dat het maken van kopieën of foto’s verboden is, dat toestemming tot inzage alleen wordt verleend aan mensen die daar een goede reden voor hebben en dat buiten de studiezaal inzage dus helemaal niet mogelijk is. Op den duur hoopt minister Bruins door middel van het wetswijziging het oorlogsarchief alsnog voor iedereen online inzichtelijk te maken. Het papieren archief is al wel toegankelijk vanaf volgend jaar.
Lees ook
Pijnlijke vertraging bij openbaarmaking van oorlogsarchief
‘Verre van ideaal’
„Deze oplossing is verre van ideaal, maar ik vind het belangrijk om verbeterde toegankelijkheid te bieden aan met name nabestaanden van slachtoffers en onderzoekers”, zegt Bruins volgens persbureau ANP. „Dit oorlogsarchief is van onschatbare waarde voor historisch onderzoek, het levend houden van de herinnering aan de Tweede Wereldoorlog en voor nabestaanden die op zoek zijn naar informatie.”
De AP, met wie is overlegd bij de totstandkoming van de tijdelijke voorziening, zegt dat het plan van Bruins er „op hoofdlijnen goed uit” ziet. „De manier waarop het Nationaal Archief eerst van plan was om het CABR toegankelijk te maken, ging te ver. Met volledige, online toegang voor iedereen en de mogelijkheid voor iedereen om op elke naam, en op elk denkbaar woord, te zoeken”, zegt een woordvoerder van de AP volgens het ANP. „Het plan dat de minister nu heeft, gaat uit van een beperktere toegankelijkheid en heeft betere waarborgen.”
Lees ook
Dé waarheid staat niet in het archief over ‘foute’ landgenoten
Bij een 93-jarige patiënte leg ik als huisarts de tweewekelijkse visite af. Ze ligt met griep op bed, de krant op schoot. Elke visite krijg ik dezelfde vragen: „Hoe is uw werkweek?” „Best druk, maar we doen ons best.”
„Wie helpt u dan thuis met de kindjes?” „Mijn lieve (schoon)ouders die oppassen”.
En dan: „Ook een man, dokter?” „Jazeker, een heel knappe”, zeg ik gekscherend. „Het is een zegen dat hij het met me uithoudt!”
„Dat is niet zo moeilijk, dokter.” Ik kijk gevleid op. „U bent nooit thuis!”
Lezers zijn de auteurs van deze rubriek. Een Ikje is een persoonlijke ervaring of anekdote in maximaal 120 woorden. Insturen via [email protected]
De grootste politieke bedreiging voor schaduwpremier Geert Wilders heet niet Omtzigt of Timmermans, laat staan Yesilgöz, maar Faber. Het wordt steeds duidelijker waarom Wilders voor de positie van asielminister aanvankelijk de voorkeur gaf aan PVV-Kamerlid Gidi Markuszower, die vervolgens sneuvelde in de veiligheidsscreening door de AIVD.
Wilders moet beseft hebben dat Marjolein Faber een risico vormde, maar hij had geen andere keus meer. De navrante consequenties daarvan worden met de dag duidelijker. ‘Het strengste asielbeleid ooit’ dat Wilders steeds zo parmantig aankondigt, moet uitgevoerd worden door iemand die aanspraak maakt op de omschrijving ‘slechtste minister ooit’.
Het beeld dat van Faber oprijst in de publiciteit is desastreus. Een zich isolerende minister die overhoop ligt met iedereen die ze nodig heeft om haar beleid uit te voeren: Kamerleden, ambtenaren, woordvoerders, burgemeesters. In het onthullende NRC-artikel over Faber deze week van Romy van der Poel en Derk Stokmans zei Kamerlid Queeny Rajkowski van notabene coalitiepartij VVD: „Ik heb haar telefoonnummer niet eens.” Contact met Fabers politiek assistent had ze ook niet meer: „Maar die is ook verdwenen.”
Bijna grappig vond ik de constatering dat Faber geen interviews geeft, zelfs „met De Telegraaf heeft ze al meerdere afspraken afgezegd”. Dat is te vergelijken met een artiest die een interview weigert met het blad van zijn eigen fanclub. Ook Wilders, die weleens gezegd heeft dat hij graag hoofdredacteur van De Telegraaf zou zijn, zal hier meewarig van opkijken.
Wilders heeft nu gedreigd dat hij niet langer tegenwerking op asielgebied zal dulden. „Mijn boodschap is dat mijn geduld op is.” Hij moet geschrokken zijn van de lichte terugval van de PVV in de peilingen. Opscheppen over zijn hoge stand in die peilingen is vast onderdeel van zijn pestgedrag richting andere partijen. Dat wil hij zich niet laten afnemen, maar lukt hem dat met een minister die bijna dagelijks in opspraak komt met een of andere belachelijke maatregel, geste of uitspraak?
Faber is een blok aan zijn been geworden, een dood gewicht dat hem steeds verder het ravijn van ongunstige peilingen kan insleuren. Maar hij is tot haar veroordeeld, want een eigen minister aan de kant zetten is een bewijs van bestuurlijk onvermogen dat hij zich niet kan veroorloven. Opnieuw blijkt dan dat hij als partijleider te weinig kader heeft opgekweekt om voor zijn land van betekenis te kunnen zijn.
Voorlopig zal Wilders nog wel gered worden door de onzekerheid in de gelederen van NSC. Het ongemak in NSC over de rol van Wilders is bijna tastbaar, maar het vooruitzicht van een monsternederlaag bij nieuwe verkiezingen verlamt die partij. Deze week zat Judith Uitermark, NSC-minister van Binnenlandse Zaken, wanhopig te worstelen in Eva om aan een moreel oordeel over Wilders te ontsnappen. Het ging over de massale bedreigingen van lokale politici. Wat vond de minister tegen die achtergrond van de tweet van Wilders over pro-Palestijnse demonstranten: „Het land uit met dat tuig. En Halsema mag mee”?
Uitermark wilde Wilders „niet de maat nemen”, het was niet aan haar hem „te recenseren”, kortom, de minister sprak de taal van de angst. Maar wie angstig is, wint nooit van Wilders.
Meneer G. (59) weet het zeker. Zijn huisbaas, een particulier, gaat volgend jaar voor een maximale huurstijging. Hij zit in de wachtkamer van een Amsterdams buurthuis voor een gesprek met stichting !Woon. Hij hoopt dat de organisatie hem kan helpen met de problemen met zijn huisbaas, die vrijwel nooit onderhoud aan de woning verricht. Omdat G. wil voorkomen dat de problemen met de huisbaas erger worden, wil hij niet met zijn naam in de krant. Wel wil hij kwijt dat minister van Volkshuisvesting Mona Keijzer (BBB) zich misschien eens achter de oren moet krabben. Zouden de huren wel verhoogd mogen worden als de huisbaas niet eens onderhoud heeft verricht?
Volgend jaar mogen de huren van minister Keijzer inderdaad ondanks de staat van de woning omhoog. In de vrije sector met maximaal 4,1 procent, in de middenhuur (900 tot 1185 euro per maand) met 7,7 procent en in de sociale huur met 5 procent. Dat maakte het ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening dinsdag bekend.
Hoeveel de huren maximaal mogen stijgen, is wettelijk vastgelegd. Het maximale stijgingspercentage is gekoppeld aan de loon- en prijsontwikkeling. Dit jaar betekent dat voor de vrije sector dat de huren omhoog mogen met de inflatie van 2024 van 3,1 procent plus 1 procent. In de middenhuur stijgen de huren mee met de gemiddelde stijging van de cao-lonen van 6,7 procent, plus nog 1 procent.
Voor de sociale huur besloten het kabinet, gemeenten en corporaties dat de huren tot 4,5 procent mogen stijgen en dat daar voor een individuele huurwoning maximaal 0,5 procent bovenop mag. Deze afspraak is tot stand gekomen zonder handtekening van huurdersvereniging de Woonbond. De vereniging is in november uit de onderhandelingen gestapt, omdat zij de beoogde toegestane huurstijgingen te hoog vond. Woningcorporaties en andere vastgoedeigenaren stellen echter dat de huurverhoging noodzakelijk is om hun bouw- en verduurzamingsdoelen te halen.
Grootste huurstijging
De maximale jaarlijkse huurstijging wordt vanaf 2026 gekoppeld aan het driejaarlijkse gemiddelde van de inflatie. Dat betekent dat de huurstijging minder sterk zal fluctueren. Huurders zullen dan beter weten waar ze aan toe zijn, aldus het ministerie, en corporaties kunnen rekenen op stabielere inkomsten.
Dit jaar vond al de grootste huurstijging in ruim dertig jaar plaats, berekende het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). In juli dit jaar waren de huren gemiddeld 5,4 procent hoger dan een jaar eerder. Vorig jaar stegen de huren nog gemiddeld 2 procent, aldus het CBS.
De Woonbond is daarom bezorgd over de toegestane huurverhogingen voor volgend jaar. Woordvoerder Mathijs ten Broeke noemt de maximale huurstijgingen in alle drie de segmenten „enorm hoog”. Vooral omdat de huren vorig jaar ook al zo hard stegen. De Woonbond had het kabinet daarom opgeroepen om weer een forse stijging volgend jaar te voorkomen. „Twee forse stijgingen achter elkaar hakken er echt in bij huurders.”
Er wordt door voorstanders vaak gezegd dat huurstijgingen niet zo’n probleem zijn voor huurders omdat de cao-lonen ook zijn gestegen, zegt Ten Broeke. „Maar niet alle werkenden vallen onder een cao. Dus niet iedereen profiteert van dezelfde loonstijgingen.”
De Woonbond ziet dat het nieuws over de toegestane huurstijgingen bij huurders veel losmaakt. „Voor veel huurders voelt het onrechtvaardig”, zegt Ten Broeke. „Een man zei bijvoorbeeld: mensen met een koophuis zien de waarde van hun woning ieder jaar stijgen en hun hypotheeklasten dalen, terwijl ik als huurder ieder jaar meer betaal voor dezelfde woning.”
Niet alle huren stijgen maximaal
Of de huren ook echt zo hard zullen stijgen, moet nog blijken, zegt Matthijs Korevaar, universitair hoofddocent woningmarkt aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. „Niet alle verhuurders zullen de huren maximaal laten stijgen”, verwacht hij. Korevaar wijst op een eerder deze maand gepubliceerd onderzoek van economen van ABN Amro in economenvakblad ESB. Zij analyseerden de maandelijkse huurbetalingen die via de bank worden gedaan. Daaruit bleek dat verhuurders dit jaar niet de maximale huurverhoging doorvoerden.
„Dat kan enerzijds komen doordat verhuurders hun huurders graag willen houden”, zegt Korevaar. „Als je een goede huurder hebt, die goed voor de woning zorgt, wil je diegene liever niet wegjagen met de maximale huurstijging.” Anderzijds, ziet Korevaar, hangen de huurstijgingen die verhuurders doorvoeren veelal af van hoe sterk de vraag naar huurwoningen is. „Als er minder vraag is naar huurwoningen zullen verhuurders niet zo snel voor de maximale verhoging kiezen, want dan gaat een potentiële huurder gewoon naar een goedkopere woning.”
Het is wel zo dat er momenteel veel vraag is naar huurwoningen, zegt Korevaar. Het is volgens hem dus aannemelijk dat de huurprijzen weer gaan stijgen. „Maar de echt hogere huurprijzen zullen vooral huurders in de vrije sector voelen die naar een nieuwe woning gaan”, zegt hij. Daar mogen verhuurders het startbedrag zelf bepalen. „Maar voor zittende huurders verwacht ik dat de stijgingen zullen meevallen, omdat veel verhuurders hun huurders liever tevreden willen houden.”
Problemen met huisbaas
Mevrouw J. heeft niet het idee dat haar huisbaas haar tevreden probeert te houden. Ze heeft al een tijdje last van een vervelende geur in haar woning. De huisbaas doet er niets aan, en zegt tegen haar dat ze overgevoelig is voor geur. Omdat ze al te veel aan haar hoofd heeft, wil ze niet met haar naam in de krant. J. woont sinds 2006 in dezelfde sociale huurwoning in Amsterdam-West. Ze herinnert zich slechts één keer eerder dat haar huur met 4 procent steeg. De jaarlijkse huurstijging is misschien een paar tientjes, zegt ze, maar als de zorgverzekering ook steeds duurder wordt, tikt alles bij elkaar behoorlijk aan.
De huisbaas van meneer G. vroeg hem onlangs, na de zoveelste aanvaring, of hij niet liever wilde verhuizen. Dat wil ik wel, reageerde hij, maar waarnaartoe? De wachtlijsten zijn lang. Er is geen huis meer te krijgen. Zeker niet in Amsterdam, waar zijn twee kinderen naar school gaan. En als hij zijn sociale huurwoning verlaat voor een woning in de middenhuur of vrije sector, mag hij de hoofdprijs gaan betalen.