De zaak
In september 2020 treedt een man in dienst bij een farmaceutisch dierengezondheidsbedrijf. Hij wordt country manager Benelux. Na tweeënhalf jaar blijkt dat er geen klik is en werkgever en werknemer besluiten uit elkaar te gaan. Er komt een vaststellingsovereenkomst. Beide partijen zijn bijgestaan door advocaten. Ze spreken een vertrekpremie af van 80.000 euro.
Maar dan komen de advocatenkosten ter sprake. De vertrekkende manager schat dat hij daar zo’n 30.000 euro aan kwijt zal zijn. Hij stelt voor om zelf 15.000 euro voor zijn rekening te nemen en vraagt van de farmaceut de rest te betalen. Die wil dat bedrag maximeren op die 15.000 euro. Daar stemt de man mee in.
Hij wil zijn eigen bijdrage aan de advocatenkosten graag verrekenen met zijn vertrekpremie, want voor hem is dat fiscaal aantrekkelijker, terwijl het voor de werkgever niks uitmaakt, zegt hij. Hij rekent voor wat dat dan betekent voor zijn vertrekbedrag. Als zijn advocatenkosten in totaal bij 30.000 euro blijven, dan krijgt hij 65.000 euro aan transitievergoeding en betaalt de werkgever de advocaat rechtstreeks de 30.000 euro. Wordt het meer, bijvoorbeeld 35.000 euro, dan wordt zijn vertrekpremie 60.000 euro en maakt zijn baas nog steeds rechtstreeks het totaalbedrag over aan de advocaat. Helemaal goed, wat de werkgever betreft. De vaststellingsovereenkomst wordt gesloten.
Vervolgens krijgt de manager nog vier loonstroken. Daaruit blijkt dat er loonbelasting over de vergoeding van de advocatenkosten is geheven en dat die heffing voor rekening van de man zelf is. Dat klopt volgens hem niet. De advocatenkosten zijn ten onrechte meegenomen als brutoloon, zegt hij.
De werkgever stelt dat de vergoeding voor die kosten wel degelijk gezien moet worden als brutoloon. En als de loonheffing voor rekening van het bedrijf zou komen, is het bedrijf alsnog het dubbele kwijt van wat ze maximaal aan advocatenkosten wilden betalen.
De zaak komt bij de kantonrechter van rechtbank Den Haag terecht.
De uitspraak
De rechter bevestigt dat inderdaad ook over een vergoeding voor advocatenkosten loonheffing moet worden betaald. De vraag is alleen voor wiens rekening die is. Daarover zou de vaststellingsovereenkomst uitsluitsel moeten geven. Maar waar bij de vertrekpremie wel duidelijk staat dat het om een brutobedrag gaat, is er bij de vergoeding van de advocatenkosten niks afgesproken. En dan komt het aan op wat beide partijen „redelijkerwijs mogen verwachten”, zegt de rechter.
Uit de e-mail van de man aan het bedrijf waarin hij voorstelt om de vergoeding te verrekenen met zijn vertrekpremie, omdat dat voor hem gunstig zou zijn en voor de werkgever niet zou uitmaken, maakt de rechter op dat hij daarmee uitging van een bruto-nettovoordeel voor hemzelf. Of zijn redenering feitelijk klopt, doet er wat dat betreft niet toe. De werkgever kan moeilijker aantonen dat die juist uitging van een bruto vergoeding. Het verweer dat de manager expliciet had moeten zeggen dat het hem om een nettovergoeding ging en dat hij toch immers werd bijgestaan door een deskundige die hem daarop had moeten wijzen, veegt de rechter van tafel. De verantwoordelijkheid voor duidelijke afspraken ligt bij beiden en bovendien had de werkgever net zo goed deskundige ondersteuning.
De dierenfarmaceut moet alsnog de ingehouden loonheffing voor de advocatenkosten aan de oud-medewerker betalen, wat neerkomt op een kleine 15.000 euro. Netto.
Het commentaar
„Het komen tot een vaststellingsovereenkomst (vso) is vaak een soort spel”, zegt Tim de Raad, advocaat en fiscalist bij A&O Shearman, „waarbij de medewerker zoveel mogelijk compensatie binnenhaalt en de werkgever zich kritisch opstelt.”
Maar wat er vervolgens ook in de overeenkomst staat, „uitgangspunt is dat alles wat uit de dienstbetrekking genoten is, loon is. Dat is heel breed, vergoedingen en ook loon in natura vallen daaronder.” En daarover moet loonbelasting worden betaald. Als voorbeeld noemt hij het meenemen van de lease-auto. Daarvan moet de waarde dan worden vastgesteld en ook daarover moet loonbelasting worden betaald. „We zien regelmatig dat werkgever en werknemer er commercieel tot in de puntjes uit zijn, maar niet de fiscale gevolgen overzien.”
Deze zaak laat zien dat je echt alles, ook fiscale afspraken, goed moet vastleggen in een vso, zegt De Raad. Normaal gesproken komt loonbelasting voor rekening van werknemers zelf. Dus dan zou je kunnen denken dat dat bij zo’n advocatenkostenvergoeding ook automatisch het geval is. Tot die conclusie zou de rechter waarschijnlijk ook zijn gekomen, denkt De Raad, als er nergens iets over de fiscale gevolgen stond. Maar in dit geval stond er bij de afgesproken vertrekpremie wel dat die bruto was en bij de advocatenkosten stond niks over de loonheffing. Daarom heeft de rechter nu naar de verwachtingen over en weer gekeken en geconcludeerd dat het hier om een netto vergoeding ging.
In deze vso is ook een finale kwijting opgenomen, vertelt de advocaat. Dat betekent dat beide partijen na uitvoering van de overeenkomst niks meer bij elkaar kunnen claimen. Daarom heeft de rechter gezegd dat de werkgever nu ook niet alsnog de loonheffing bij de medewerker kan vorderen.