N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Film Weekoverzicht van nieuwe films in de bioscopen en op streamingdiensten.
Sabeth Snijders
‘House Party’, met (vlnr) Tosin Cole, Jacob Latimore en D.C. Young Fly.
House Party Regie: Calmatic. Met: Tosin Cole, Karen Obilom, Jacob Latimore, Andrew Santino. Lengte: 101 min.
Remake van komedie uit de jaren negentig waarin maatjes Damon (Tosin Cole) en Kevin (Jacob Latimore) besluiten een feest te organiseren in de dure villa waar ze hebben schoongemaakt. Die blijkt van basketbal-ster LeBron James te zijn.
Thierry Fremaux tijdens de persconferentie van het Cannes Film Festival
Op het moment van schrijven staat hij nog ongeopend aan de Boulevard de la Croisette te wachten: de verrukkelijke doos bonbons die het filmfestival van Cannes is. Directeur Thierry Frémaux mocht ze voorproeven, en zat maandag zichtbaar te glunderen op zijn persconferentie bij de 78ste jaargang van ’s werelds belangrijkste filmfestival.
De filmbranche zit nog steeds in het slop, maar Cannes is weer toonaangevend. Het afbrandrisico is enorm, met 4.200 gestresste en bloeddorstige filmjournalisten. Maar maak je het hier, dan heb je een wereldhit en mogelijk Oscars.
Of hij geen druk voelde om die formidabele vorige editie te evenaren? Frémaux, cool als een komkommer: „Het enige dat hier nu in Cannes onder druk staat zijn de biervaten.” Ruim twintig jaar staat Frémaux al aan het roer; hij laveerde Cannes door de roerige jaren tien, toen het festival het onderspit leek te delven tegen het gecombineerde gewicht van de najaarsfestivals Venetië, Toronto, Telluride en New York. De wijsheid luidde toen dat je voor Oscarglorie in Cannes „te vroeg piekte”. Cannes, waar de Franse bioscopen machtig zijn, voerde bovendien oorlog met het machtige Amerikaanse Netflix, dat zijn dure prestigefilms van Scorsese, Alfonso Cuáron en de gebroeders Coen daarom in Venetië lanceerde. En altijd was er weer gedoe rond #MeToo, hoewel rivaal Venetië bepaald niet minder hanig was dan Cannes.
Met Gerard Dépardieu voor de rechter, tweemaal achter elkaar zeven vrouwelijke regisseurs in de hoofdcompetitie en Juliette Binoche die Greta Gerwig opvolgt als juryvoorzitter lijkt #MeToo dit jaar niet zo’n punt te worden. Eerder lijkt het hectische en overvolle Cannes uit zijn jasje te groeien. Vorig jaar ontving Cannes 39.000 filmprofessionals – het is ook ’s werelds grootste filmmarkt, rekende Frémaux voor. Zijn team beoordeelde dit jaar 2.909 ingezonden films, twee keer zoveel als vóór Covid.
Geen wonder dat Cannes recent maar weer een programma toevoegde aan de vele – Un Certain Regard, Semaine de la Critique, Quinzaine des Realisateurs, ACID. ‘Cannes Premières’ biedt ruimte voor grote namen waarvoor geen plek is in de hoofdcompetitie. Te winnen valt er niets, maar ze mogen wel op de rode loper, mits chique en netjes gekleed. Het festival weert namelijk blote aandachtstrekkerij , zoals het eerder vulgaire selfies weerde. Het wachten is op een ster die de grenzen opzoekt, want een zinloos relletje hoort erbij.
Dus wat zit er dit jaar in de bonbondoos van Thierry Frémaux? Hoe goed is het tienermoederdrama van de gebroeders Dardenne, hervindt Wes Anderson zijn vorm nu hij weer een peloton supersterren in stoïcijnse centraalcomposities uitrijdt in The Phoenician Scheme? Hoe reageert de Iraanse censor op dissident Jafar Panahi’s jongste guerrillafilm, biedt Richard Linklater terugblik Nouvelle Vague op Godards baanbrekende film À Bout de Souffle uit 1960 meer dan nostalgische pastiche? Schokt Julia Ducournau ons eens te meer met haar hiv-film Alpha, en hoe bevalt het Cannes-debuut van arthorror-icoon Ari Aster? En Spike Lee, en Bi Gan, en Ethan Coen, en Kelly Reichardt, en Sergej Loznitsa, en Fatih Akin? Slagen de filmsterren Scarlett Johansson, Kirsten Stewart en Harris Dickinson ook als debuterend regisseur? Tijd om de bonbonsdoos uit te pakken.
Het komt niet vaak voor dat de amputatie van een been als een vrolijke aangelegenheid in beeld wordt gebracht, maar in biopic Sarah Bernhardt, la divine zien we hoe de dan 70-jarige wereldberoemde actrice en socialite Sarah Bernhardt (1844-1923) haar ingreep even theatraal benadert als alles in haar leven. Ze groet vrolijk ex-geliefden die op bezoek komen, maakt morbide grapjes en sprenkelt wat emotionele chantage over pre- en postoperatieve gesprekken, de operatie voelt als een grote performance.
Bernhardt wordt gezien als de beroemdste Franse toneelactrice ooit, maar ook als een van de eerste echte wereldsterren – de Marilyn Monroe van de Franse Belle Époque. Ze toerde wereldwijd, tot in de VS, en bij haar overlijden kwamen meer dan 600.000 mensen samen in Parijs. De elegante art-nouveau-afbeeldingen die de schilder Alphonse Mucha maakte van Bernhard voor de posters van toneelstukken, zijn nog steeds wereldberoemd en uit duizenden te herkennen.
In Sarah Bernhardt, la divine ligt de nadruk minder op historische nauwkeurigheid, de film toont vooral hoe de charmante Bernhardt zich helemaal niets aantrok van de conventies van haar tijd. Ze was ongetrouwd moeder, had affaires met zowel mannen als vrouwen en was niet vies van extravagantie en pathetiek. We zien haar uitrusten in een doodskist, ze hield wilde dieren thuis, waar het veel weg had van een propvolle brocante.
Het traditioneel opgebouwde scenario laat de zeventigjarige Bernhardt, bedlegerig door de amputatie, terugblikken op haar leven. Van haar getroebleerde jeugd en het antisemitisme waar ze mee werd geconfronteerd krijgen we slechts af en toe een flard mee. Centraal staat vooral de dag waarop kennissen een feest gaven om haar te eren en waarop een belangrijke geliefde hun jarenlange affaire verbreekt. Het levert een lichtvoetige, onderhoudende en diepromantische film op, waarin het ene na het andere culturele icoon opduikt uit de kringen die Bernhardt frequenteerde, van Émile Zola tot Cyrano de Bergerac-auteur Edmond Rostand. Sandrine Kiberlain leeft zich volledig uit bij het spelen van al Bernhardts excentrieke karaktertrekjes en grootheidswaanzin.
Echt acteren zien we ‘La divine’ alleen zeer kort aan het begin van de film. Jammer, want hoewel haar acteerstijl vandaag de dag waarschijnlijk als oubollig zou worden ervaren, vraag je je daardoor geregeld af waar de geestige en vaak aan hysterie grenzende adoratie vandaan kwam die Bernhardt in de film continu ten deel valt.
Door dat laatste voelt de film behalve als een ode aan de eigenzinnige en ooit vooruitstrevende Bernhardt, ook als een grafrede voor een type kunstenaar dat langzaam lijkt te verdwijnen. Want behalve geniaal en charmant, is de actrice in de film ook volstrekt egoïstisch en behoorlijk grensoverschrijdend. We zien haar regelmatig tegen een huishoudelijke hulp schreeuwen of terloops iets naar hem gooien. Een ‘nee’ accepteert ze noch van haar personeel, noch van (ex-)geliefden.
Iedereen vergeeft haar al haar grillen, want ach, ze is geniaal en charmant. De makers brengen het zonder waardeoordeel en met een kwinkslag in beeld, waardoor Sarah Bernhardt, la divine ook op dat vlak soms voelt als een tijdscapsule.
The Jacket, volgens de Belgische regisseur Mathijs Poppe „een documentaire die de tools van fictie gebruikt”, volgt de in ballingschap levende Jamal Hindawi. Zijn gezin verblijft in vluchtelingenkamp Shatila in de Libanese hoofdstad Beiroet. Poppe ontmoette de Palestijnse theatermaker toen hij vrijwilliger was in Shatila, waar hij ook zijn afstudeerfilm uit 2017 situeerde. Die ging over de droom van vluchtelingen ooit terug te keren naar Palestina. The Jacket, dat vorig jaar tijdens IDFA in première ging, is er een logisch vervolg op.
„Ze zullen niet stoppen”, zijn de profetische woorden die Jamal uitspreekt als hij op het nieuws ziet dat Israëli’s een Palestijns gezin uit hun huis in Israël zet – nieuws van vóór 7 oktober 2023. Het is voor Hindawi extra pijnlijk omdat het herinnert aan de Nakba (‘de ramp’), de periode tussen 1947 en 1949 tijdens de stichting van de staat Israël waarin Palestijnen met geweld verdreven werden uit mandaatgebied Palestina, waarbij hun land en bezittingen werden afgepakt. De Nakba is ook de reden dat Hindawi in Libanon woont, waarheen zijn ouders in 1948 vanuit Jaffa (bij Tel Aviv) vluchtten. In Libanon wonen veel ontheemden, zowel oude als nieuwe. In The Jacket ontmoet Hindawi bijvoorbeeld enkele Syriërs die tijdens de Syrische burgeroorlog naar Libanon trokken.
Jamal repeteert een toneelstuk waarbij een jas met kleurrijke lappen erop een grote rol speelt. Het rekwisiet staat symbool voor de tragische Palestijnse geschiedenis, waarin diverse landen (de gekleurde lapjes) hun kwalijke sporen achterlieten. Als die jas – hun gezamenlijke geschiedenis – kwijtraakt, gaat Jamal op zoek naar het symbolische theater-attribuut. Tijdens zijn zoektocht ontmoet hij ontheemden zoals hijzelf, onder wie een Syriër die naar Irak wil om iets meer te verdienen dan in het straatarme Libanon, waar het „ondraaglijk is geworden” door de beroerde economische omstandigheden. Om dit te illustreren voegt Poppe een scène toe, waarin Hindawi in een ov-busje zit, die alleen als doel heeft iemand te laten zeggen dat de benzine zo duur is geworden – deze expliciete scène schuurt met de rest van zijn film.
Pas in de climax, een mooi telefoongesprek tussen Jamal en zijn in het Engelse Bristol studerende dochter, toont Poppe zijn filmische kwaliteiten met een prachtig zwevend shot langs huizen in Beiroet, waarbij oplichtende televisies de (meestal boze) buitenwereld tonen.