
De Britse superster Dua Lipa stond enkele weken geleden in een stampvolle Ziggo Dome. Van de zangeres is bekend dat ze grondig onderzoek doet naar de cultuur van de plek waar ze optreedt. De zaal slaakte dus een zucht van verrukking bij de eerste iconische accordeontonen van het lijflied van André Hazes: ‘Bloed, Zweet en Tranen’. Die collectieve verrukking kwam deels door het opvallend goede Nederlands van Dua Lipa, maar toch lijkt me dat niet de hele verklaring. Het kwam vooral omdat de stem van Hazes tot diep in de ziel van de Nederlander zit. Zijn liedjes zijn deel van het nationaal geheugen. Een kenmerk van het levenslied, dat door een nieuwe generatie populairder is dan ooit.
Hoe klinkt het levenslied?
Qua structuur is het levenslied vrij simpel. De teksten zijn herkenbaar, de instrumentatie is vaak een combinatie van een accordeon (nu) of een orgel (vroeger), een pianootje (nog steeds), een gitaar (af en toe) en synthesizers (steeds vaker). Het gevoel: kroeg, kantine, meezingen, vrolijkheid, melancholie, fanfare, en heel veel van dat oer-Hollandse, unieke concept: gezelligheid. Hoewel het levenslied soms wat meesmuilend een smartlap wordt genoemd, is het meer dan goedkoop sentiment. Het is een uitdrukking van het Nederlandse leven, wellicht een gulden middenweg tussen het intieme, meer poëtische Franse Chanson en de wat grovere Duitse Schlager.
Toegegeven, dat is een brede definitie. Maar waar sommige mensen zouden beargumenteren dat Bløf een band is van het levenslied, of kleinkunstenaars Acda en De Munnik, of zelfs Herman van Veen, Maarten van Roozendaal, Ramses Shaffy en Wim Sonneveld, zou ik hier willen stellen dat er drie pilaren zijn die het levenslied dragen. Ten eerste is het volksmuziek pur sang: door en voor het volk, ‘eenvoudig’ (zonder iets normatiefs te bedoelen). Het is geen hoogdravende poëzie, maar het zijn alledaagse verhalen, vol humor en melancholie. Ten tweede, natuurlijk, het vibrato. ‘Aan de voehoehoet van die Mooie Wehehester’, zongen Johnny Jordaan en Willy Alberti. En wat tot slot alle levensliederen bindt: het hoge oorwurm-gehalte. Een levenslied blijft in je kop hangen, of je het wil of niet. Misschien past Shaffy er dan wel bij (probeer maar eens van „Hoog Sammy, kijk omhoog Sammy”, af te komen), maar niet iedere Nederlandstalige muzikant hoort dus in dit rijtje.
Waar komt het vandaan en wie moet ik kennen?
De wortels van het levenslied liggen in het Nederlandse cabaret en variété van het begin van de twintigste eeuw. Rondreizende zangers-cabaretiers-journalisten Jean-Louis Pisuisse en Max Blokzijl zouden de term hebben gemunt. In hun boekje Avonturen als straatmuzikant uit 1907 schrijven ze naast ‘levenslied’ ook over ‘hartroerende romancen’ en ‘café-chantant-moppen.’
In de jaren twintig en dertig vonden de eerste Nederlandse levensliedjes hun weg naar de grammofoonplaat via pionier-volkszangers als J.H. Speenhoff, Willy Derby, Lou Bandy en Louis Davids. Zij bezongen toen het leven van de gewone man, soms lyrisch, vaker satirisch. ‘Wie heeft er suiker in de erwtensoep gedaan?’ In de jaren na de oorlog ging het genre dan ook vooral bloeien in arbeidersbuurten als de Amsterdamse Jordaan. De jaren zestig waren de hoogtijdagen van het levenslied: Tante Leens uitvoering van ‘Aan de Amsterdamse grachten’ was razend populair, evenals de liedjes van grote namen als Zangeres Zonder Naam en Manke Nelis. Mede door invloeden uit genres als rock en pop werd het genre volwassen in de jaren zeventig en tachtig: de tijd van Hazes, Vader Abraham, Corry Konings.
In de jaren negentig beleefde het levenslied een kleine dip, maar in de jaren nul hadden steeds meer mensen even voor Frans Bauer. En voor Marianne Weber, Django Wagner, Jan Smit, Jannes, Frans Duijts, Guus Meeuwis en voor de Toppers. Ja, toen kreeg het levenslied – geheel volgens tijdsgeest een toets foute glamour. Maar wel goed fout, als u snapt wat ik bedoel. En dat goed foute is helemaal terug van weggeweest: Mart Hoogkamer, Marco Schuitmaker, Wesley Bronkhorst, Tino Martin, Yves Berendse, Ammar, Robert van Hemert – stap een willekeurige voetbalkantine binnen, en de kans is 100 procent dat er muziek van een van hen opstaat.
