Je verwacht niet dat een film over een moordende, insectoïde alien met zoutzuur als bloed een geliefd studieobject voor psychologen wordt. Toch is het zo. Sinds in 1979 Ridley Scotts eerste Alien-film uitkwam, zijn academici er verzot op. En de thematiek is verrassend divers en rijk: van de grens tussen kunstmatige en menselijke intelligentie, tot de verderfelijke kracht van kapitalisme. Maar het meest bestudeerde thema is waar de horror volledig om draait: voortplanting.
Scenarist Dan O’Bannon draaide er niet omheen toen hij twee maanden na uitkomst van de originele Alien werd geïnterviewd: „[De alien] gebruikt zijn slachtoffers als drager. Hij verkracht ze. […] Dat maakt het zo verontrustend.”
Dit was al vroeg in het schrijfproces de intentie. Alien werd bedacht als horrorslasher in de ruimte – Texas Chainsaw Massacre in space. Bemanningsleden van een ruimteschip moesten een voor een worden opgepeuzeld. Maar hoe komt de alien in dat ruimteschip terecht? Het eureka-moment van scenarist Ronald Shusett: „Hij zou een bemanningslid moeten naaien.”
De originele film begint met een bevruchting. Onderzoekers stuiten op een alien-ruimteschip, op een buitenaardse planeet. Daar springt uit een ei een schorpioen-achtige parasiet: de face hugger. Naamgetrouw grijpt het zich vast op het gezicht van bemanningslid Kane (John Hurt), een tentakel glibbert zijn keel in, en legt een ei in zijn buik. Volgens O’Bannon een „homoseksuele, orale verkrachting”. Kort daarna barst er een alien uit zijn borst. Kane kreunt en schreeuwt. Acteur Hurt zei „de pijn van een bevalling” te hebben geacteerd.
H. R. Giger
Onder leiding van regisseur Ridley Scott werd alles in Alien in dienst gesteld van die seksuele horror. De vormgeving van de wereld van Alien werd gedaan door de Zwitserse kunstenaar H. R. Giger, wiens biomechanische tekenwerk bekendstaat om verontrustende psychoseksuele symboliek. Hij maakte de alien een freudiaanse nachtmerrie. De alien die uit Kanes borst breekt, is niet anders te omschrijven dan als penis met tanden. En volgroeid is de alien ook een wandelende fallus: een langgerekte Aztekenschedel, omtrokken met een glimmende olie-achtige huid. Hij doodt zijn slachtoffers liefst met een uitschuifgebit dat doodpenetreert.
De wereld om de alien heen verwijst weer naar de vrouwelijke voortplantingsorganen. Het ruimteschip waarin de alien wordt gevonden, is een baarmoeder. De deuren van het mensenschip hebben de vorm van vagina’s. En de opening van de eieren van de alien was aanvankelijk zó ‘vulvaal’ dat Ridley Scott het omschreef als „one great fanny”. Warner Bros. droeg Giger op het ontwerp aan te passen: het zou kijkers in katholieke landen vervreemden. Giger doorkliefde de oorspronkelijke opening om een „dubbel obsceen” kruis te maken: „Daar kijken katholieken kennelijk graag naar.” Dit soort anekdotes en citaten zijn er overvloedig: bijna meer dan dialogen in alle Alien-films.
Het klinkt als puberale pesterij, maar het gaat verder. De seksualiteit van Alien ís wat de film zo eng maakt. Scenarist O’Bannon zei angst voor seks te hebben willen gebruiken. En dan met name de mannelijke angst voor penetratie. Het feit dat de alien geboren wordt uit een man was volgens hem een „terugbetaling” voor alle keren dat vrouwen in horror werden geslachtofferd door mannelijke monsters.
Psychoanalisten poneren dat de film verkrachting suggereert: de ultieme schending van de lichamelijke autonomie. De grens tussen film- en complottheorie overschrijdend, beweren sommigen zelfs dat de alien symbool staat voor een verkrachtingstrauma. Wat het nog griezeliger maakt, volgens psychoanalist en kunstcriticus Harvey Greenberg, is dat de lezer de horror indirect verbindt met zijn eigen oerfantasieën én herinneringen aan seks en het geboorteproces. Andere psychologen wijzen naar het concept ‘abjectie’ van psychoanalyticus Julia Kristeva: het gevoel van gruwel dat de kijker voelt als de grens tussen ‘het zelf’ en de ‘angstaanjagende ander’ vervaagt. Met andere woorden: voortplantingshorror brengt de alien dichterbij. Met psychoseksuele paniek tot gevolg.
Meryl Streep
Essentieel voor Alien was Sigourney Weaver. En vice versa. De rol maakte haar een van de eerste vrouwelijke actiehelden. Entertainmentvakblad Variety schreef destijds dat zij de enige vrouw was die in de jaren tachtig een actiefilm kon dragen. Nadat Weaver de Alien-reeks had verlaten, namen andere vrouwen het over: Noomi Rapace, en nu Cailee Spaeny. Ironisch genoeg was het feit dat Weaver een vrouw is, juist wat haar rol (en de film) zo effectief maakte.
In het scenario waren geen geslachten gedefinieerd. Het was regisseur Ridley Scott die besloot dat hoofdpersoon Ripley een vrouw moest zijn. Nadat zijn eerste keus, Meryl Streep, was uitgevallen, werd het Weaver. In de film is zij aanvankelijk androgyn, zoals iedereen op het ruimteschip. Seks lijkt weggepoetst. De bemanning gaat op een platonische manier met elkaar om. In eerdere versies van het scenario hadden ze constant seks, om de tijd te doden. Maar in de uiteindelijke film blijft het bij hints: een pornoboekje, de staart van de alien tussen de benen van een bemanningslid.
In de eindscène barst het dan los. Plots wordt Sigourney Weaver geseksualiseerd op het scherm: bijna naakt, met slechts een strak T-shirt en een witte mini-onderbroek. De alien valt Ripley nu langzaam aan: dreigend en seksueel. James Cameron, die het vervolg zou regisseren, vond dat de scène een grens overschreed. Maar dit was exact de bedoeling van Scott én Weaver. Ze planden zelfs een scène waarin Ripley in de douche werd bespioneerd door een wellustige alien. Maar in de eindscène is dat voyeurisme impliciet gemaakt. Als kijker zie je Ripley hoe de alien haar ziet. Dit versterkt de seksuele horror; het leidt tot de ‘abjectie’ waar Julia Kristeva over schreef.
Eigen kroost beschermen
Doordat Weaver de hoofdpersoon was, kon de Alien-reeks in latere films verder bouwen aan de thematische geboortehorror. Aliens (1986), deel twee, draait om moederschap. Ripley ontfermt zich over een meisje nadat ze haar eigen kind heeft verloren. In de slotscène bevecht ze een alien-moeder; beiden beschermen hun kroost. Alien 3 (1992, door regisseur David Fincher, gaat over dood en zelfopoffering voor het voortbestaan van het mensenras. Daarnaast is het de eerste film die de alien expliciet aan verkrachting verbindt. Als Ripley neerstort op een gevangenenplaneet is de opzichter bang dat de gevangenen zich op haar zullen storten, maar het is de alien die kwijlend richting Ripley kruipt. In de film blijkt ze ook ‘bevrucht’ te zijn.
In deel vier, Alien: Resurrection (1997), en deel vijf, Prometheus (2012, de eerste film zonder Weaver) breidt de film uit naar genetica. Ripleys dna wordt met dat van de alien gehusseld in vier. En in vijf zien we de oorsprong: hoe de mensheid dna deelt met de alien. Het monster zit ook ín ons. Ten slotte zet Alien: Covenant (2017) de mensheid neer als schepper van iets nieuws: kunstmatige intelligentie, de volgende stap in de evolutie van de mensheid.
In alle films is de seksuele thematiek onmisbaar. De reeks bestrijkt de hele schepping: van dna tot dood. En het schetst een beeld van voortplanting als een soort erfzonde: de horror waar we allemaal vandaan komen. De gruwel is de natuur, het leven zelf. Ook de zevende Alien-film, Romulus, haakt daarop in. Hoe precies? Dat mogen we niet schrijven, er zit een embargo op de film. Maar verwacht sekssymboliek zoals je het sinds 1979 niet hebt gezien.
Een recensie van Alien: Romulus verschijnt woensdagavond online.