Ooit waren vliegers een bamboe kruis met vliegerpapier en een touwtje. Nu zijn het acrobaten

Er is hoegenaamd geen wind, maar precies genoeg voor het ballet van twee identieke W-vormige vliegers. Samen klimmen ze in een trage bocht omhoog, volgen elkaar en draaien van elkaar af, om elkaar onderaan een cirkel of ellips, vlak boven het gras weer te ontmoeten. Ze wentelen om elkaar, verstrengelde lijnen, ontstrengelde lijnen, vluchten met schokjes weg, hervinden elkaar. En dan draait de ene vlieger zich ondersteboven en vlijt zich tegen de andere vlieger. Zo schuiven ze samen langs de lucht, als parende libellen.

De vliegers uit mijn jeugd: een kruis van twee stokjes bamboe, touwtje tussen de hoeken, kraakglanzend oranje of groen vliegerpapier eromheen lijmen, een staart knopen uit repen van een oud hemd, rennen. En als de wind je vlieger optilt de klos zo ver mogelijk afwikkelen en niet helemaal zeker meer weten of je het einde van het vliegertouw wel hebt vastgemaakt. Maar deze hightech acrobaten zijn van ragfijne kunststof en hebben vier stuurlijnen. Met zulke quad kites kun je tekenen in de lucht. Als je het eenmaal kunt.

Rond het grote veld op de Rijsbergse Vliegerdagen, elk jaar in het derde weekend van augustus, staan kop aan kont campers, tenten en caravans. Thermoskannen koffie, straks gaat de koelbox open. ‘Rijsbergen’, in de weilanden even ten zuiden van Breda, geldt als het gezelligste vliegerfestival. Ook bij nul Beaufort. Honderden vliegers – ‘éénlijners’ in ontelbaar gedaanten – wachten rond het grote veld op wind. Veel vliegeraars, vaak al wat ouder, prutsen intussen aan hun lampionnetjes voor de traditionele ‘lichtjesavond’.

Foto Giedo van der Zwan

Loek Ruijssenaars (58) was te laat om zich in te schrijven voor een plaatsje rond het grote veld. Daarom staat hij nu langs het veld met de ‘vierlijners’. Zelf heeft hij ook zulk spul – thuis. Hij vliegert al 25 jaar, maar sinds een paar jaar is hij overgestapt op het type dat voor het grootste visueel spektakel – en een glimlach – zorgt en daarom als ‘festivalvlieger’ bekendstaat: grote, frameloze stripfiguren, paradijsvogels en zeedieren met tentakels en lange staarten, octopussen, roggen, kwallen; een vlucht, een school zacht wiegelende wezens in rimpelend dundoek, die de lucht zichtbaar maken.

‘Luchtzakken’ zeggen stuntvliegeraars laatdunkend. Ruijssenaars spreekt liefkozend van line laundry, want zo kun je ze ook zien: als bollend wasgoed aan de lijn. Een enkeling maakt ze zelf. Ruijssenaars heeft zijn Chinese kikkervis en zijn molletje, het Tsjechische animatiefiguurtje Krtek, online besteld.

Foto’s: Giedo van der Zwan

„Bovenin zit wel wind, hoor”, zegt hij. Maar zie die kikkervis daar maar eens te krijgen. Na drie of vier pogingen geeft hij het op en zijgt de fluorescerend oranje vis met zijn bolle ogen ineen. Maar als het goed doorwaait heeft hij al zijn kracht nodig om de kikkervis in bedwang te houden en moet hij de lijn verankeren aan een ijzeren staaf in de grond.

In China en andere landen in Azië is het oplaten van een vlieger contact zoeken met de voorouders. Met die spirituele dimensie heeft Ruijssenaars weinig, zegt hij. Vliegeren is vooral „een uitlaatklep voor de dagelijkse stress”. Als hij niet vliegert is hij facilitair manager. „Je bent buiten, je bent gezond bezig en je loopt niemand in de weg.” Maar als zijn vlieger eenmaal hoog staat en hij er op een stoeltje naar gaat zitten kijken – „Dan geeft dat toch wel een bijzonder gevoel”. Onthecht? „Ja, noem het zen.”

Foto’s: Giedo van der Zwan