N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Interview
Extreme folkgroep Lankum De folkmuziek van Lankum kan keihard klinken, maar komt voort uit oude Ierse tradities. „We storten de luisteraar in een zwart gat, ergens tussen hemel en hel.”
Als na een kleine vijf minuten de viool invalt bij ‘Go Dig My Grave’ lijkt het alsof een brandweersirene bezit heeft genomen van de muziek. Alles snerpt, giert en rammelt in het eerst nog serene nummer van Lankum, de Ierse folkband die qua volume meer gemeen heeft met Motörhead en Sunn O))) dan met The Dubliners of Pentangle. Traditionele folk speelt een belangrijke rol in de muziek van het viertal uit Dublin. Maar op het album False Lankum mag het allemaal een heel stuk harder, indringender en verontrustender dan de geitenwollensokkenmuziek waarmee folk doorgaans geassocieerd wordt.
Zangeres Radie Peat speelt harmonium, concertina, orgel en bayan (net als de concertina een accordeon-achtige). Zanger Cormac Mac Diarmada voegt daar de fiddle, altviool, dulcimer, banjo en gitaar aan toe, naast Ian Lynch op de uilleann pipes en de hurdy gurdy (allebei verwant aan de doedelzak). Zijn broer Daragh Lynch speelt gitaar, piano en dulcimer, een horizontaal bespeeld snaarinstrument. Bij dat akoestische instrumentarium komt een zwaarwegend elektronisch element in de vorm van noise, drones en eerder opgenomen ‘gevonden’ geluid.
De centraal op het podium opgestelde stapel geluidsboxen is een belangrijk onderdeel van Lankums sound, zegt Cormac Mac Diarmada, die met Daragh Lynch naar Amsterdam is gekomen om het vierde studio-album toe te lichten. „Geluidsman John ‘Spud’ Murphy is in feite ons vijfde bandlid. Hij voert het geluid van onze instrumenten terug door de speakers op het podium, waardoor er een extra geluidsgolf rondwaart. Als muzikanten reageren wij daar op. Zo ontstaat er een diepere laag die de muziek omhoog tilt. Dat moet hard, want anders heeft het geen effect.”
Moord & doodslag
De groep Lankum werd genoemd naar de oude folksong ‘False Lankum’, in 1971 aan de vergetelheid onttrokken door de Ierse troubadour John Reilly. Lankum, ook wel Lankim, was een mythische figuur die zowel als een schurk als een weldoener werd afgeschilderd. Veel van Lankums repertoire stamt uit de zeventiende en achttiende eeuw, bewaard gebleven door overlevering en vol van moord, doodslag en verraad. Centraal op het nieuwe album staat de ballade ‘The New York Trader’, een duistere vertelling die nauw samenhangt met de eeuwenoude Iers-Amerikaanse scheepvaartverbinding. „De legende wil dat een crimineel aan boord ongeluk brengt”, zegt Cormac Mac Diarmada over het drama dat zich in het lied voltrekt. „Een schip vertrekt uit Dublin en op volle zee komt de bootsman er achter dat de kapitein zijn vrouw en kinderen heeft vermoord. Er steekt een levensbedreigende storm op. Bootsman en bemanning spannen samen om de kapitein overboord te gooien. De wind gaat liggen en het schip bereikt Amerika ongeschonden. Dit soort liederen heeft het drama dat wij zoeken, om er een spannende muzikale context omheen te bouwen.”
Authenticiteit zit in de geestdrift waarmee we musiceren, niet in de goedkeuring van anderen
Cormac MacDiarmada zanger
Naast traditionals als het zeventiende-eeuwse liefdesdrama ‘Go Dig My Grave’ en de oude Ierse ballade ‘Lord Abore and Mary Flynn’ zoekt Lankum het repertoire ook in recentere bronnen. De fraaie close-harmonysong ‘Clear Away in the Morning’ kennen ze van een jaren tachtig-album van de obscure Amerikaanse zanger Gordon Bok. De tijdloos klinkende ballade ‘The Turn’ is van Daragh Lynch zelf, met een finale die totaal uit de hand loopt in onstuimig machinegeraas. „Onze definitie van folkmuziek is bijzonder ruim”, zegt Diarmada. „We realiseren ons dat we deel uitmaken van een traditie maar we weigeren gehoor te geven aan alle ongeschreven regels over wat wel of niet authentiek zou zijn. Authenticiteit zit in de geestdrift waarmee we musiceren, niet in de goedkeuring van anderen. De discussie of je elektrische instrumenten of versterking mag gebruiken in folkmuziek ligt ver achter ons. We doen het gewoon.”
Robuuster sound
Op het eerste album Cold Old Fire (2014, toen nog onder de bandnaam Lynched) was de consensus dat de muziek zo veel mogelijk live moest klinken. „Optredens waren een ramp”, zegt Daragh Lynch over de begindagen. „Het was bijna onmogelijk om al onze akoestische instrumenten te versterken, met alle feedback en ontstemde snaren van dien. Pas toen Spud een manier vond om onze technische problemen te verhelpen, werden we de band die we nu zijn. Naarmate we populairder werden in de Engelse folkscene en vaker op festivals mochten spelen, was het onvermijdelijk dat onze sound robuuster en groter moest worden.”
Diarmada noemt het „onze experimentele jaren”. Zijn viool was een probleemgeval. „De ouderwetse condensatormicrofoons boven de snaren waren zo gevoelig dat ze behalve mijn spel ook het geluid van het publiek opvingen. Bij die eerste festivaloptredens moesten de schuiven zo ver open dat ik mezelf niet kon horen boven het geroezemoes, dat we ongewild zelf aan het doorversterken waren. Ik speelde puur op mijn spiergeheugen, in de hoop dat het wel goed zou komen met het totaalgeluid. Nu we met geavanceerdere middelen werken, zoals een element op de viool dat een microfoon overbodig maakt, zijn we veel beter in staat om naar elkaar te luisteren en te reageren op elkaars spel. Als we goed op stoom zijn voelt de band als één ademend en levend organisme.”
De concertina is een veel gezien en gehoord instrument in de Ierse folkmuziek, gespeeld in de pubs van Dublin. In Lankums ‘Master Crowley’s’ zijn maar liefst drie concertina’s tegelijk te horen, die elkaar opstoken in een jachtige instrumental. „Heel ongebruikelijk,” zegt Daragh Lynch, „want een folkband heeft meestal maar één concertinaspeler. Naast onze Radie hoor je haar zuster Sadhbh Peat en de alom gerespecteerde Cormac Begley, misschien wel de beste muzikant van heel Ierland. Hij heeft een ‘bounce’ in zijn spel die je elders alleen hoort in techno. Hij gebruikt de lucht die de noten van de concertina aanstuurt als een onderdeel van de muziek. Zijn spel zucht en hijgt en hapt naar adem. In zijn eentje slaagt hij er in om een zaal vol mensen in beweging te krijgen, zo keihard swingt het. Regelmatig komt het voor dat hij een concertina aan flarden trekt.”
Buzz
Als Ierse muziekvernieuwers voelen ze zich verwant met The Pogues en Planxty. „Dat waren bands die de traditie niet voor lief namen”, zegt Cormac Mac Diarmada. „Muziek is voor ons de moeite waard als je er een buzz van krijgt, omdat het iets toevoegt aan de dingen die je al wist. Ik voel me vereerd als onze band vergeleken wordt met een fenomeen als Sunn O))), niet omdat onze muziek erop lijkt maar omdat ze op een vergelijkbare manier omgaan met de resonantie die je uit een enkele snaar kunt wringen. Een goed gerichte trilling van geluidsgolven kan dezelfde emotie opwekken als een mooie melodie of een aangrijpende songtekst.”
Het album False Lankum wordt in vieren gedeeld door een drietal ‘Fugues’ (fuga’s), aanzwellende instrumentale miniaturen met een duistere lading. „Die korte stukken zonder ritme of tekst zijn bedoeld als een reset-knop voor de geest”, zegt Diarmada. „Ze brengen je in een staat van hypnose, waardoor de ritmes en de teksten van de nummers intenser aankomen. Er zit een element van horror in onze muziek. Het voorlaatste album The Livelong Day speelde met contrasten tussen licht en donker. Dit keer storten we de luisteraar in een zwart gat, ergens tussen hemel en hel. De instrumentale passage van ‘Go Dig My Grave’ is een hamerslag, een klap op je kop.”
„Draai het hard, op goeie speakers”, zegt Cormac Mac Diarmada bij het afscheid. „Dan komt onze muziek binnen zoals het bedoeld is.”