Ons cultureel erfgoed gaat naar de knoppen, zegt de klokkenmaker

Op een bovenverdieping in Vlaardingen klinkt het getik van tientallen klokken als regen op het dak. De tiktak van Zaanse klokken, Franse haantjes, de belslag van een Friese staart, het speelwerk – elk kwartier! – van een Westminster. Aan alle wanden bewegende wijzers en slingers en hamers die je doen beseffen dat het leven verder tikt. Elke seconde opnieuw.

Maar Willem van Diggele (67) laat zich door de tijd niet gek maken. De klokkenmaker buigt zich onverstoorbaar en met vaste hand over de haperende spillegang van een antieke comtoise, op zijn rechterbrillenglas een achttien maal vergrotende lens. „Hier, die tap moet gepolijst, dat is waar de raderen op draaien.”

Af en toe een druppeltje olie en het tikt oneindig door

En met dezelfde precisie beziet hij vanuit zijn raam op de tweede etage van zijn woonhuis de buitenwereld. De afvalbakken voor zijn deur waar nooit vuilnis naast ligt want bewoners weten… – „ze hebben de pech dat ik altijd thuis ben”. Het perkje dat hij zelf bijhoudt want de gemeente doet ’t niet. De parkeerplaats voor een elektrische auto waarover hij nog steeds flink stampij maakt want niemand in deze buurt met veel sociale huurwoningen hééft een elektrische auto – en hijzelf parkeerde er graag. Het grasveld dat bijna was volgestouwd met huizen als Van Diggele niet op een informatiebijeenkomst zo’n knaap van de gemeente eens haarfijn had uitgelegd – liniaal op het bestemmingsplan uit 1957 – dat-ie toch echt een tiental meters verkeerd zat. Dus nu – hij wijst naar rechts – staat de nieuwbouw dáár. En hij had gelijk gevraagd om doeltjes voor de voetballende jeugd. Kregen ze van die kleine kutdingetjes. Maar goed. Ze worden gebruikt.

Kit-Cat Clock

Trrriiiiing, de telefoon. „Goedemorgen, klokkenmakerij Van Diggele… Ja, ik denk dat we even moeten praten. Hij is al eens gerepareerd maar niet goed geolied en daardoor is de slijtage van de klok gigantisch. En diegene heeft ’m met een inbus zo strak aangedraaid dat ik de schroef niet loskrijg… Het is nog niet helemaal negatief maar het is wel even een dingetje waar ik al uren over zit te piekeren. En nou heb ik wel een ideetje… maar… moet u horen, ik heb nu een bespreking met een meneer, maar ik laat het graag even zien. Na twee uur vanmiddag… Ja, oké. Is goed. Daaag.”

De Kit-Cat Clock, daar kom ik voor. Een zwart-witte slingerklok in de vorm van een kat met rollende ogen en een zwiepende staart. Het ding, ontworpen in de jaren dertig, groeide in Amerikaanse gezinnen uit tot symbool van cheerfulness. Volgens de fabrikant is er de afgelopen vijftig jaar elke drie minuten eentje verkocht, en je vindt hem terug in talloze commercials en films. Zoals in de openingsscène van Back tot the Future uit 1985, waar in de garage van uitvinder Doc Brown bijna net zoveel klokken hangen als bij Van Diggele thuis.

‘Niet aan de kleine wijzer draaien’, stond in grote letters op de verpakking. Maar bij gebrek aan klopboor had ik ’m nog niet opgehangen. De klok slingerde al een tijdje door de woonkamer en mogelijk/vermoedelijk is toen bij familiebezoek door een neefje tóch aan de kleine wijzer gedraaid. In ieder geval doet-ie het sindsdien niet meer en een dooie kat hang je niet aan de muur.

Foto Lars van den Brink

Ik hoopte op reparatie maar al bij de eerste aanblik houdt de klokkenmaker een hand voor zijn ogen. Aarzelend pakt Van Diggele de kattenklok aan en werpt een blik op het binnenwerk. „Zo, nou, dát is een goeie voor het milieu! Twee dikke batterijen.” Formaatje C. Een batterijklok repareert hij „in de regel” niet. Maar oké, hij wil wel even kijken.

Een echte slingerklok, meent Van Diggele, loopt dankzij de wetten van de mechanica. Energie-overdacht door een veer of een gewicht. De zwaartekracht. Al moet je zo’n slinger als je hem ophangt natuurlijk wel één keer een zetje geven. Ook dat ziet hij weleens misgaan. Hangt zo’n klok na een onderhoudsbeurt weer bij de klant, wordt-ie alsnog gebeld: ‘doet het niet!’

Peuterend aan de kleine wijzer: „Waar slaat dat nou op?” De kleine wijzer staat via een wisselrad in verbinding met de grote wijzer en daar moet je, zegt hij, inderdaad niet te veel aan prutsen. Maar in principe kan het ook weer niet zó veel kwaad. „Dat kind heeft niks kapotgemaakt hoor. Dit is natuurlijk gemaakt voor de weggooimaatschappij. Als het binnenwerk metaal was geweest kon ik er iets voor bestellen. Maar plastic…”

Foto Lars van den Brink

Tijdreizen

Terug in de tijd, daar gaat Back to the Future over. Uitvinder Doc Brown heeft een teletijdmachine ontworpen waarin hoofdpersoon Marty McFly naar 1955 reist om vervolgens per ongeluk zijn eigen bestaan op het spel te zetten door te voorkomen dat zijn ouders elkaar ontmoeten.

Maar bij klokkenmaker Van Diggele thuis besef je dat al dat gedoe met tijdreizen helemaal niet nodig is om de fifties te ervaren. ‘Let op geen pin!’ staat op een hangend bord in zijn werkkamer. Contant betalen. Of een overschrijving. Bonnetjes gaan op de prikker en op de mechanische kassa staat als geheugensteuntje ‘1 euro is 2,20371 gulden’. Schrootjesplafond, goudgeel tapijt, bruinhouten meubelen, Daimler voor de deur en op de overloop een geur die ik voor het laatst heb geroken in het huis van mijn lang geleden overleden grootouders. De geur van Toen was geluk heel gewoon.

Zijn huis lijkt wel een museum, maar dat is het niet. Van Diggele heeft het razend druk. Hij is nog zowat de enige Rijksgediplomeerd uurwerkhersteller in de verre omtrek. Heel Vlaardingen en omstreken komt langs voor een onderhoudsbeurt, een klokreparatie of gewoon een bakkie. Vorige week kregen klanten nog zelfgebakken muffins mee.

‘Een zaak van vertrouwen’ is de slogan waarmee de familie al ruim zestig jaar adverteert. Het vak heeft Van Diggele geleerd bij zijn vader in de juwelierszaak eveneens in de Westwijk van Vlaardingen. Daar was het altijd zoete inval, en dat is het nu op de bovenverdieping van zijn woonhuis nog steeds. Want met vertrouwen bedoelt hij niet alleen eerlijkheid, maar ook gewoon een praatje. Precies wat de mens in deze gedigitaliseerde tijd volgens Van Diggele zo mist. „Elkaar even in de ogen kijken.”

Foto’s: Lars van den Brink

Naar de knoppen

‘Kom’ gebaart hij, de trap afdalend naar een zijkamer met stellages vol slingerklokken, ingepakt in plastic. Tientallen exemplaren, die vroeger zowat elk pasgetrouwd stel in Nederland van familie kreeg als huwelijkscadeau; klokken die stuk voor stuk decennia lief en leed in huiskamers hebben meegemaakt. Bij het leegruimen van de ouderlijke huizen, vertelt hij, worden ze nu massaal verbannen naar de kringloop. Niemand wil ze hebben, maar Van Diggele pakt ze graag aan om met de onderdelen anderen te kunnen helpen. Als bedankje heeft hij er zelfs een handdruk en een doos Belgische bonbons voor over – in zijn koelkast liggen altijd een paar doosjes klaar.

In de geschiedenis ging de aftocht van de klassieke Franse haantjesklok hand in hand met de opkomst van zijn moderne Amerikaanse kattenvriend. Welkom in de wegwerpmaatschappij. Maar dat moderne spul – „en dat is nou precies de clou” – koop je voor een paar tientjes online en heeft geen enkele emotionele waarde. Kijk nou eens naar al die interieurs, zegt hij. Iedereen dezelfde bank, dezelfde kleur op de muur. Bedacht door woonprogramma’s op tv, die weer worden gedicteerd door de industrie. „Ons hele cultureel erfgoed gaat naar de knoppen. Ligt nu allemaal bij de kringloop.”

En kijk dan eens naar het mechaniek van zo’n klassieke pendule. „Af en toe een onderhoudsbeurt en een druppeltje olie en zo’n uurwerk tikt oneindig door.” Onverwoestbaar.

Maar wie maakt ze nog? Alle fabrieken in Europa zijn verdwenen, de kastenmakers gesloten, reserveonderdelen niet meer te krijgen. Bij gebrek aan onderdelen stopten ook de juweliers – vaak tevens uurwerkhersteller – met reparaties. Velen schonken Van Diggele hun onderdelen en daarom zitten de lades in zijn werkplaats nu overvol. Wijzerplaten, schroefjes, raderen, veertrommels, veren, lagers; van zowat elk model een exemplaar. En tot een paar jaar terug kon hij de voorraad nog aanvullen door het spul op te kopen bij uurwerkbeurzen, maar daar komt hij niet meer. Die beurzen zijn nu nog alleen voor particuliere horlogeverzamelaars interessant.

Het klokkenmakersvak staat onder druk. Terwijl vijftig jaar geleden, toen Van Diggele begon, het nog was alsof je lid werd van een gilde. Nederland telde drie opleidingen voor ‘fijnmechanische techniek’ en zonder proeve van bekwaamheid kon je een vestigingsvergunning voor een eigen zaak wel vergeten. Van Diggele ging voor het behalen van zijn diploma als gezel in de leer bij zijn vader. Moest hij twee jaar lang oefenen op afdankertjes alvorens hij de klok van een echte klant mocht aanraken.

Foto Lars van den Brink

Rond de eeuwwisseling zijn twee van de drie opleidingen gestopt – alleen in Schoonhoven is er nog eentje. Eén stageplek vond Van Diggele laatst nog op website van de Federatie Goud en Zilver. Bij een juwelier in Almelo. Voor klokkenmakers niets. Want ook het diplomastelsel gooide de overheid overboord. Dus nu noemen sommigen zichzelf al na een avondcursus van vijftien lessen klokkenmaker. „Winkelpandje huren, certificaat aan de muur en mensen denken: dat is een echte.” Met als gevolg dat hij nu geregeld het prutswerk van anderen herstelt.

‘Kun je leren? Doe iets met computers!’ zei de overheid. ‘Dat is de toekomst!’ Vakopleidingen werden niet gepromoot. Nou, daar zitten we nu mee.” Van Diggele loopt de trap weer op richting het raam vanwaar hij de buitenwereld heeft zien veranderen. Daar, aan de overkant, waar in de flats vroeger het personeel van Shell en Unilever woonde en nu veel mensen met een psychische beperking, alcohol- of drugsverslaving. Altijd de gordijnen dicht, ramen waar alleen ’s nachts licht brandt. En verderop ziet hij iedere dag mensen de hele dag met hun blote voeten onder de tafel werken, meerdere beeldschermen tegelijk voor hun neus. „Dat is nu de wereld.”

De mensen zijn heus nog aardig hoor, maar het is vooral de afstand tot elkaar waardoor het in onze samenleving nu zo… „zeg, hoe laat is het eigenlijk?” Van Diggele kijkt verschrikt op – hij draagt geen horloge. „Oh, kwart over twaalf al?”

En ja, misschien houdt hij wel meer van klokken dan van de tijd. Maar dan wel mechanische, zonder batterijen. „Hier, eerst maar eens nieuwe erin”, klinkt het nadat hij de c’tjes van de Kit-Cat Clock door een batterijtester heeft gehaald. „Deze zijn hartstikke leeg.”