De overheidsplannen om de uitstoot van stikstof door de landbouw fors terug te dringen zijn onvoldoende om de doelstellingen voor 2030 of 2035 te halen. Dat concluderen het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL), het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM), de Wageningen Universiteit (WUR) en ingenieursbureau Deltares volgens persbureau ANP na het bestuderen van de plannen die de twaalf provincies vorig jaar hebben ingediend bij de inmiddels demissionair minister Christianne van der Wal van Natuur en Stikstof (VVD).
Om de gestelde doelen wel te halen zou de veestapel nog verder moeten inkrimpen, zouden natuurgebieden moeten worden uitgebreid en moet de wijze waarop landbouwgrond wordt gebruikt veranderen. Maar volgens de kennisinstellingen is het „niet plausibel” dat dit allemaal binnen tien jaar gaat lukken „gezien de omvang van de opgave”.
De onderzoekers vragen zich ook af of de overheid wel in staat is alle benodigde veranderingen te bewerkstelligen, omdat daarvoor „een machinerie” nodig is „die veel sneller draait dan in het verleden”, terwijl de capaciteit en de expertise juist zijn afgebouwd. Ook vinden ze dat de voorgestelde stikstofaanpak van de provincies te veel stoelt op „onrealistische theoretische aannames”, omdat veel technische maatregelen zich nog in de experimentele fase bevinden en nog maar moet blijken of die in de praktijk werken.
De instanties adviseren de overheid prioriteiten te stellen, omdat „niet alles tegelijk kan”. Zo zouden gebieden waar de natuur sterk achteruitgaat voorrang kunnen krijgen. Ook moet duidelijker worden wie waar verantwoordelijk voor is, zodat Rijk en provincies niet naar elkaar blijven wijzen.
Minister Van der Wal: opgave moeilijker dan gedacht
Demissionair minister Van der Wal geeft tegenover ANP toe dat het „moeilijker blijkt dan eerder gedacht” om de stikstofdoelen te halen. Volgens haar lag de overheid aanvankelijk op schema, maar kwam daar verandering in toen vorig jaar uit wetenschappelijk onderzoek bleek dat de schade die stikstof aanricht in de natuur groter is dan eerder werd aangenomen.
Van der Wal zegt na het kritische rapport van de kennisinstellingen dat het „heel duidelijk is dat er meer nodig is en dat er scherpere keuzes gemaakt moeten worden”. Ze beaamt dat de overheid niet moet wachten op „perfecte plannen die op elk detail zijn uitgewerkt”, maar stap voor stap aan oplossingen moet werken en die gaandeweg bij moet stellen als dat nodig blijkt.
Het huidige demissionaire kabinet had ruim 24 miljard euro uitgetrokken om de landbouw duurzamer te maken, maar de kosten van alle plannen die de provincies hebben ingediend bedragen minimaal 58 miljard euro. En het is sowieso nog maar de vraag hoeveel er over blijft van alle plannen van Van der Wal, omdat verkiezingswinnaars PVV, NSC en BBB weinig zien in haar stikstofbeleid.
Roman Starovojt, tot maandagochtend de minister van Transport van Rusland, is dood aangetroffen in zijn auto. Dat meldt het Russische staatspersbureau TASS. De eerste bevindingen van een ingesteld onderzoek zouden wijzen op zelfmoord, aldus de officiële lezing van een Russische onderzoekscommissie.
Maandagochtend ontsloeg president Vladimir Poetin de minister per decreet, een ruim jaar na diens aantreden in mei 2024. Een reden voor het ontslag noemde het Kremlin niet. Enkele uren nadat het bericht naar buiten kwam, werd Starovojt volgens de berichten even buiten Moskou dood aangetroffen in zijn auto met een schotwond.
Een anonieme ingewijde zegt tegen persbureau Reuters dat de positie van Starovojt al enige tijd onder druk stond. Starovojt was tot mei 2024 gouverneur van de zuidwestelijke regio Koersk, bij de Oekraïense grens. De ambtstermijn kwam opnieuw in de belangstelling te staan na de verrassingsinval van Oekraïne in de Koersk-regio afgelopen augustus.
Nadien arresteerde de politie meerdere bewindslieden op verdenking van corruptie, onder wie Alexi Smirnov, de opvolger van Starovojt. Het zou onder meer gaan om verduistering van geld dat bedoeld was voor de verdediging van de regio, aldus The Moscow Times. Het is onduidelijk of Starovojt ook deel uitmaakte van het onderzoek.
Het Kremlin verving Starovojt maandag door Andrei Nikitin, die nu fungeert als waarnemend minister van Transport.
De afgelopen vrijdag overleden filmproducent Rob Houwer verwierf grote bekendheid door de films die hij met regisseur Paul Verhoeven maakte. Hun legendarische samenwerking begon in 1971 met het pikante Wat zien ik?, daarna produceerde Houwer onder andere de kaskrakers Turks fruit (1973), Keetje Tippel (1975) en Soldaat van Oranje (1977). In totaal wist het succesvolle duo met deze films 6,7 miljoen mensen naar de bioscoop te lokken.
Robert Piet Houwer werd op 13 december 1937 geboren in Hoogeveen. Omdat de Nederlandse Filmacademie in 1956 nog niet was opgericht, ging hij naar Duitsland, waar hij aan de filmacademie van München afstudeerde in de richtingen regie, dramaturgie en camera. Daarnaast studeerde hij Theaterwetenschap aan de universiteit van München.
In 1959 begon hij als zelfstandig filmproducent (Houwer-Film) en regisseur. Zijn eerste korte film Hundstage (1959) viel goed, net als enkele andere door hem geregisseerde korte films, maar na het succes van het door hem geproduceerde Mord und Totschlag (Volker Schlöndorff, 1967) legt Houwer zich meer en meer toe op productie. Vooral omdat hij inzag dat anderen meer talent hadden als regisseur dan hij.
Rob Houwer met een Gouden Kalf voor De kleine blonde dood. Foto Frans Vanderlinde/ANP
Papas Kino ist tot!
Met zijn Duitse producties leverde hij een belangrijke bijdrage aan de stroming die bekendstaat als de ‘Nieuwe Duitse Film’, waarin het Oberhausener Manifest uit 1962 (‘Papas Kino ist tot!’), dat Houwer ook ondertekende, een cruciale rol speelde. Een groep van 26 Duitse filmmakers eiste toen meer vrijheid, minder commercie. Het door Houwer geproduceerde O.K. (Michael Verhoeven, 1970) zorgde voor een rel op het filmfestival van Berlijn. Hoewel de film over een groepsverkrachting en moord door een peloton Amerikaanse soldaten was gesitueerd in Europa, verwees O.K. naar een incident in Vietnam in 1966. De jury wilde de „anti-Amerikaanse”-film uit de competitie en in het tumult werden allerlei films uit protest teruggetrokken en de competitie gestaakt.
Naast auteursfilms als Michael Kohlhaas (Schlöndorff, 1969) produceerde de geslepen Houwer ook softe seksfilms, een genre dat in die jaren opkwam en zeer succesvol was in de bioscoop. Titels als Engelchen oder Die Jungfrau von Bamberg (Nederlandse titel: Wild op liefde!) en Met blanke borst en spitse degen spreken boekdelen. Seks bracht veel geld in het laatje, dus was het een kleine stap om ook in Nederland erotische films te produceren, zoals Paul Verhoevens Wat zien ik?. Deze komedie (2,3 miljoen bezoekers) ging over de Amsterdamse prostituee Blonde Greet (Ronny Bierman) die allerlei vreemde types aan hun gerief helpt. Met het eveneens door Houwer geproduceerde Turks fruit (1973) en Keetje Tippel (1975) stond de film aan de wieg van wat filmhistoricus Hans Schoots in zijn boek Van Fanfare tot Spetters ‘de seksgolf’ in de Nederlandse speelfilms noemt. Waar Wat zien ik? nog een hoog ‘o la la’-gehalte heeft, valt Turks fruit perfect samen met de seksuele revolutie van de jaren zeventig en de afschaffing van de filmcensuur. De verfilming van de roman van Jan Wolkers wordt mede dankzij de openlijke seksualiteit en de ontwapenende hoofdrollen van Monique van de Ven en Rutger Hauer een ongeëvenaard kas- en schandaalsucces.
Oorlogsfilm Soldaat van Oranje (1977), tegenwoordig bekender van de langlopende musical, was met z’n 1,5 miljoen bezoekers een relatieve flop voor Houwer en Verhoeven. Houwers plannen om met Jean van de Velde Soldaat van Oranje 2 te maken strandden wegens financiële perikelen. In 2006 beschuldigt weekblad Vrij Nederland Houwer van oplichting en claimt bewijzen te hebben dat hij bij het maken van het vervolg op Soldaat van Oranje een miljoen achterover heeft gedrukt.
In 1977, bij de perspremiere van ‘Soldaat van Oranje’ in Tuschinski. Op de trappen v.l.n.r.: Erik Hazelhoff Roelfzema (schrijver van het gelijknamige boek), Paul Verhoeven (regie), Rob Houwer (producent), onder: Rutger Hauer, Jeroen Krabbé en Lex van Delden. Foto Ben Hansen
Flops
Na ruzie met Verhoeven – die met Joop van den Ende in zee ging bij zijn film Spetters – ging Houwer eind jaren zeventig met andere makers in zee. Naast de eenmalige hereniging met Verhoeven bij De vierde man (1983) werkte Houwer met iets minder succes met filmmakers als Wim Verstappen (Grijpstra & De Gier, 1979), Dimitri Frenkel Frank (Hoge hakken, echte liefde, 1981) en Pieter Verhoeff (Van geluk gesproken, 1987). Ook maakte hij een avondvullende tekenfilm: Als je begrijpt wat ik bedoel (1983), naar Marten Toonders Olie B. Bommel-strips. Soms – zoals bij Brandende liefde (1983) of Gouden Kalf-winnaar De kleine blonde dood (1993) – deed hij ook het scenario.
Houwer was tevens verantwoordelijk voor enkele van de slechtste films ooit in dit land gemaakt. Met name het erbarmelijke De zeemeerman (Frank Herrebout, 1996), over een jongen die penetrant naar vis stinkt, oogste hoon, net als de oubollige Maarten ‘t Hart-verfilming Het woeden der gehele wereld (Guido Pieters, 2006).
De kans om in 2006 met Paul Verhoeven Zwartboek te maken sloeg Houwer af omdat hij budget dat Verhoeven eiste te hoog vond. De keiharde Houwer had de reputatie nogal op de centen te zijn. Zo wilde hij geen tickets naar Los Angeles betalen toen Turks fruit voor een Oscar werd genomineerd: de film maakte in zijn ogen toch geen kans. Paul Verhoeven klaagde dat hij een paar maanden na elk filmhit weer in de bijstand moest, hoewel uit archiefstukken in Eye Filmmuseum blijkt dat Houwer Verhoeven en de onlangs overleden scenarist Gerard Soeteman vrij goed betaalde. Maar een beoogde tentoonstelling in Eye over Verhoeven ging niet door omdat Houwer teveel geld wilde zien voor de vertoning van filmfragmenten, en ook bij een prestigieuze Verhoeven dvd-box en de restauraties van Houwer-producties zat hij dwars. Het neemt niet weg dat Rob Houwer van eminent belang is geweest voor de Nederlandse publieksfilm in de jaren zeventig en tachtig.
Voor slachterij Esa in Apeldoorn staan maandag aan het eind van de ochtend twee transportwagens met loeiende runderen geparkeerd. Een van de chauffeurs rookt een sigaret naast zijn wagen, hij kan het terrein toch nog niet op. Door de bezetting van Europese dierenrechtenactivisten van 269 Libération Animale, die in de nacht van maandag op zondag begon, en in de loop van de ochtend is opgebroken, heeft het transport flinke vertraging opgelopen.
En dat is niet alleen bij Esa het geval. Ook Ameco – dat zichzelf „een innovatieve rundvleesverwerker” noemt – en Ekro, dat ook al in 2021 werd bezet, kregen te maken met een bezetting. In totaal vielen in één nacht bij zes slachterijen zo’n honderd activisten binnen: drie in Apeldoorn, één in Nieuwerkerk aan den IJssel, en twee in Frankrijk, in Boulazac en Châteaubourg.
In Apeldoorn heeft de politie „rond de veertig mensen” aangehouden op verdenking van vernieling en huisvredebreuk. In Nieuwerkerk aan den IJssel negen. Volgens Franse media werden ook in Frankrijk „meerdere personen” gearresteerd.
De dieren zitten nog langer vast voordat ze worden geslacht dan gebruikelijk
„In de appgroep hadden ze het er al over”, zegt een chauffeur die bij Ameco staat te wachten om slachtafval op te halen. „Die activisten willen kalveren beschermen, maar vandaag is het effect averechts, want de dieren zitten nog langer vast voordat ze worden geslacht dan gebruikelijk.”
Maar het gaat de activisten niet alleen om het effect dat ze vandaag bereiken, blijkt uit de video’s op hun Instagram-pagina. „We want total liberation”, staat op A4-tjes die ze in de slachterijen ophangen. Op de filmpjes is ook te zien hoe de in zwart gestoken activisten rond drie uur in de nacht ESA binnendringen, uitgerust met hoofdlampen en de kettingen waarmee een deel zichzelf later buiten zou vastketenen.
Lees ook
Lesley en Madelaine mogen de trucks vol jonge kalveren geen moment uit het oog verliezen
Stiertje
De activisten scharen zich onder de 269 Life Movement, gebaseerd op ‘kalf 269’, dat in 2012 door anonieme activisten werd gered uit een Israëlisch slachthuis. Het stiertje werd een symbool. De Franse tak, 269 Libération Animale, omschrijft zichzelf als een ‘radicaal en door vrouwen geleid antispeciësistisch collectief’ – verwijzend naar het filosofische idee dat mensen niet superieur zijn aan dieren. Ze richten zich op „de grootste namen in dierenuitbuiting en slacht in Europa”.
De zes slachterijen zijn allemaal onderdeel van de Nederlandse VanDrie Group, de wereldmarktleider op het gebied van kalfsvlees. ‘Het Van Drie-imperium tot stilstand gebracht’ – noemt 269 Libération Animale de actie. Dat imperium is ontstaan in „de vroege jaren ’60 van de vorige eeuw”, staat op de site van VanDrie. Toen „Jan van Drie senior zijn eerste kalf van een melkveehouder” kocht.
Het vermogen van de familie Van Drie wordt in de laatste Quote 500 op 1,7 miljard geschat
Ruim zestig jaar later, blijkt uit het jaarverslag van 2023, gaat het om zo’n 1.4 miljoen kalveren en 140.000 runderen per jaar. Er werken zo’n 2.700 werknemers bij vestigingen in Nederland, maar ook in België, Frankrijk, Italië en Duitsland. Quote schrijft begin dit jaar dat de nettowinst van het „slachthuizenimperium” datzelfde jaar tot een record van 134 miljoen euro is gestegen, op een omzet van 3,2 miljard. Het vermogen van de familie Van Drie wordt in de laatste Quote 500 geschat op 1,7 miljard – „een stijging van 21,4 procent” ten opzichte van het jaar daarvoor.
Dat geld, stelt dierenrechtenorganisatie Dier&Recht, wordt „verdiend over de rug van weerloze kalfjes”. Sinds februari 2024 voert deze organisatie een rechtszaak tegen VanDrie, die ze „de ongekroonde koning van kalverleed” noemt. De zaak heeft als doel „een einde te maken aan de illegale kalvertransporten tussen Ierland en Nederland”.
Dierenactivisten bij de hekken van slachterij Ameco aan de Energieweg. Persbureau De Breij / ANP
Dierenwelzijn
In Ierland worden ruim een miljoen kalfjes per jaar geboren. Maar de stiertjes en twee derde van de vrouwelijke kalfjes gelden als overtollig, en ruimte hebben ze er ook niet voor. Vooral Nederlandse bedrijven hebben interesse in deze dieren, die ze in bulk aanschaffen, bij prijzen van 5 euro per dier. VanDrie is hoofdimporteur van deze Ierse dieren.
Voor specifiek het transport tussen Ierland en Nederland is afgelopen jaren veel aandacht. Volgens de EU-verordening 1/2005 mogen „meer dan veertien dagen oude” kalveren op transport. Ze moeten „na een transporttijd van 9 uur” ten minste een uur rust krijgen, waarin ze „gedrenkt en zo nodig gevoederd” moeten worden. Daarna kunnen ze „opnieuw gedurende 9 uur worden vervoerd”. En dat is te lang volgens andere commissies, zoals expertisecentrum voor dierenwelzijn EURCAW.
Tijdens de overtocht van Ierland naar Nederland krijgen de dieren dertig uur niets. Die hele route is vastgelegd door drie dierenwelzijnsorganisaties: L214 uit Frankrijk, Ethical Farming Ireland en het Nederlandse Eyes on Animals. Hun beelden, waaruit blijkt dat de dieren bij aankomst worden geslagen met stokken en peddels, werden door Zembla uitgezonden.
‘Onrechtmatigheden’
De zaak was vorige maand, zo schrijft Dier&Recht in een persbericht, nog in behandeling bij de rechter. Daarbij gaf VanDrie Group, terwijl het dit „eerder ontkende, [ditmaal ] toe dat het de transporten van Ierland naar Nederland zelf organiseert”. Dier&Recht hoopte op een uitspraak, maar de rechter verwees de zaak door naar „een bestuursrechtelijk handhavingstraject”. Dier&Recht schrijft „te blijven doorvechten voor deze kwetsbare kalfjes”.
VanDrie Group heeft na de bezetting van 269 Libération Animale medewerkers geïnstrueerd niet te reageren op vragen. Wel hebben ze een statement online geplaatst: „Meerdere van onze bedrijven [zijn] bezocht door actievoerders waarbij onrechtmatigheden hebben plaatsgevonden. Deze onrechtmatigheden keuren wij af.” Ze houden zich „vanzelfsprekend aan alle geldende wet- en regelgeving”. Daarbij staan „diergezondheid, dierenwelzijn en voedselveiligheid” centraal.
Lees ook
‘Zie je een robot het vlees net zo netjes afsnijden als ik doe?’