Heel even vertraagde John Berends zijn pas richting het spreekgestoelte voor een knikje naar het publiek. Naar de leden van de Gedeputeerde Staten, met wie hij sinds 2019 als commissaris van de koning de provincie Gelderland bestuurde; naar de Statenleden, voor deze bijzondere, extra vergadering bijna allemaal present. Zijn eerste knikje in de statige zaal van het provinciehuis in Arnhem in tien maanden.
Vanwege lopend onderzoek naar zijn functioneren had Berends zich al die tijd niet welkom gevoeld in zijn eigen provinciehuis. Niet betreden en met niemand contact, was hem verzocht. En het viel hem zwaar, verklaarde Berends in zijn speech in een afgeladen Statenzaal woensdag halverwege de ochtend. Hij heeft zich „persona non grata” gevoeld. Zat tien maanden thuis vanwege anonieme aantijgingen in de media „waartegen ik mijzelf niet kon verdedigen”. Alsof „de persoon John Berends” niet meer bestond, alleen nog „de zaak John Berends”.
Onafhankelijk onderzoek
Die zaak begon in september vorig jaar, toen de 68-jarige CDA-bestuurder in dagblad De Gelderlander op basis van anonieme bronnen werd beschuldigd van grensoverschrijdend gedrag op de werkvloer. Hij zou met de deuren slaan en zich schuldig maken aan verbale intimidatie, geroddel, pesten en soms fysiek grensoverschrijdend gedrag. Vooral in zijn eigen ambtelijk apparaat zouden medewerkers zich onveilig voelen. In een reactie zei de commissaris van de koning zich niet te herkennen in dat beeld. Hij besloot zijn taken tijdelijk neer te leggen om ruimte te geven voor een onafhankelijk onderzoek. En zo geschiedde.
Adviesbureau KPMG interviewde tussen december en juni in totaal 34 betrokkenen, onder wie medewerkers van het provinciehuis, maar ook mensen van daarbuiten, zoals burgemeesters, ondernemers en een burger. Het adviesbureau vroeg iedereen die wilde meewerken aan het onderzoek zich te melden en garandeerde anonimiteit. Een klein deel van de geïnterviewden was aangedragen door Berends. In hoeverre de anonieme bronnen van De Gelderlander zijn gesproken, is onbekend.
Uit het KMPG-onderzoek blijkt van grensoverschrijdend gedrag geen sprake. Ja, hij kan een stem verheffen, maar schreeuwen hebben geïnterviewden niet meegemaakt. En ook niet met deuren slaan. Noch zijn er meldingen gedaan van pesten, discriminatie, fysiek grensoverschrijdend gedrag. Ook zijn er nooit officiële meldingen van grensoverschrijdend gedrag gedaan.
Wel typeerden sommigen Berends als een „stevig bestuurder” die houdt van „directe feedback” geven, „veeleisend” kan zijn en „hoge verwachtingen” heeft van zijn medewerkers. Dat kon bedreigend overkomen. Hij zou tegen een medewerker eens hebben gezegd: „Als jij het mij moeilijk gaat maken, ga ik het jou ook moeilijk maken”. Hij zou soms informatie delen met anderen óver anderen; dat gaf sommigen een onveilig gevoel. Berends zou hebben verwacht dat medewerkers soms ook buiten kantoortijden bereikbaar waren, of tijdens vakanties, dat ze in de coronatijd tijdens een lockdown alsnog naar kantoor kwamen. Die werkstijl werd door sommigen gewaardeerd, maar leverde anderen spanning op en leidde tot uitval.
‘Weinig corrigerend vermogen’
Zijn bestuursstijl was volgens geïnterviewden niet los te zien van de omstandigheden. Zo had hij de taak om in de ambtelijke organisatie veranderingen door te voeren en daar hadden medewerkers moeite mee. Er heerst op het provinciehuis een „familiecultuur met weinig corrigerend vermogen”. Ambtenaren – sommigen werken er al tientallen jaren – zouden het lastig vinden om elkaar aan te spreken op gedrag en binnen de „Gelderse cultuur, waarin conflicten worden vermeden”, wordt dat al snel gezien als aanval. De gesloten bestuurscultuur moet opengebroken worden, reageerde Berends zelf in het rapport. Dat had hij als zijn opdracht beschouwd.
„Na lezing van het rapport kan ik zeggen dat ik mij bevrijd voel. Ik beschouw de uitkomsten van dit rapport als een rehabilitatie. En ALS [Berends benadrukte het woord met zijn vinger] het nodig is om de genoemde mogelijke onrust te voorkomen, heb ik mij bereid verklaard mijn taken neer te leggen”, zo richtte Berends zich in zijn speech woensdagmorgen tot de Statenleden.
Daarmee legde Berends, die graag wilde aanblijven als commissaris van de koning, de bal bij de Statenleden. Die mochten met een stemming beslissen over zijn toekomst.
Terwijl de bestuurder vanuit een zijkamertje meekeek per videoverbinding kregen de fractievoorzitters één voor één het woord.
„Het wordt eens tijd dat vertegenwoordigers van de media reflecteren op hun rol, waarin elke dag weer mensen voor de trein worden gegooid”, zei de fractievoorzitter van de BBB, met 14 zetels veruit de grootste fractie.
„Ook ik vraag de media hierop te reflecteren”, zei de fractievoorzitter van 50Plus met een verwijtende blik naar de perstribune. De partij gaf aan vóór aanblijven te zijn.
‘Onveilige sfeer’
Maar er was ook discussie. Binnen de BBB-fractie, die verdeeld bleek en hoofdelijk wilde stemmen. Binnen de VVD-fractie, die vermoedde dat er sprake was van een „onwerkbare situatie” en het gedrag „bij vlagen vervelend, hardvochtig en lomp” noemde. Het CDA, zijn eigen partij, noemde zijn bestuursstijl „niet passend in deze tijdgeest” en vond een terugkeer „in het belang van Gelderland” niet wenselijk. De ChristenUnie vroeg zich af of de commissaris als „boegbeeld” en als „symbool voor veiligheid en professioneel leiderschap” die functie nog wel kan vervullen. ChristenUnie: „Geen positieve bijdrage aan de organisatie”. Partij voor de Dieren: „Onveilige sfeer”.
Het ging de partijen, kortom, niet om grensoverschrijdend gedrag maar om óngewenst gedrag in de functie van commissaris van de koning. En om de vraag of zijn terugkeer nog „werkbaar” was. De partijen gingen in overleg en er volgde schorsing op schorsing. Totdat rond drie uur het college van Gedeputeerde Staten (het dagelijks bestuur) verklaarde „onvoldoende basis” te zien „om te komen tot het herstel van een goede samenwerking”.
Van een stemming kwam het daarna niet meer, want amper een uur later volgde een statement van John Berends zelf, voorgelezen door de voorzitter. „Ik heb begrip voor de wens tot rust in de organisatie. En ik geef daaraan gehoor.”
Hij had zijn laatste knikje gegeven.