Ondertitels en Netflixen maken de Oscars een wereldfilmprijs

De Oscars worden steeds internationaler. Een doorbraak waren de vier Oscars voor de Koreaanse thriller Parasite in 2020, die onder meer de prijzen voor Beste Film en Beste Regie won. „Als u over de één inch hoge barrière van de ondertitels heen springt, maakt u kennis met zoveel verbazingwekkende films”, hield regisseur Bong Joon Ho Hollywood toen voor.

Hij was niet de eerste buitenlander die Hollywood opriep ondertitels te omhelzen. De Nederlandse regisseur Fons Rademakers sprak bij zijn Oscarspeech voor De Aanslag in 1987 namens het gouden beeldje: „Laat u niet afschrikken door ondertitels. Oscar denkt dat het de moeite waard is om soms kennis te nemen wat mensen denken en doen in andere talen.” Mike van Diem monkelde bij zijn Oscar voor Karakter in 1998: „Dit beeldje maakt duidelijk dat mijn film verdomd goede ondertitels heeft!”

De status van de Oscar, die in 1929 werd ingesteld om de louche reputatie van Hollywood op te vijzelen, is van oudsher ambivalent. Is het een Amerikaanse filmprijs of een wereldkampioenschap? Hollywood liet dat van oudsher graag in het midden: dat bestendigt je status als de berg Olympus van de filmwereld. Maestro’s als Ingmar Bergman en Frederico Fellini werden daarom negen- en twaalfmaal genomineerd, al was het natuurlijk niet de bedoeling dat ze de Oscar ook daadwerkelijk wonnen.

Buitenlanders mochten wel winnen in het getto dat in 1956 voor ze werd opgericht: ‘Best Foreign Language Film’, in 2019 omgedoopt tot het meer inclusieve ‘Internationale Film’. Maar dat overstroomt de afgelopen jaren stelselmatig: tien tot twintig ‘gewone’ nominaties voor ondertitelde films zijn het nieuwe normaal. Dit jaar werden twee films in vreemde talen genomineerd voor Beste Film: het Duitstalige The Zone of Interest (in totaal 5 nominaties) en de (overwegend) Franse Gouden Palm-winnaar Anatomie d’une chute (ook 5 nominaties). Het half Koreaans gesproken Past Lives is in de race voor Beste Film en Scenario. Dat valt nauwelijks op, want vorig jaar won het Duitstalige Im Westen Nichts Neues vier van zijn tien Oscarnominaties en in 2019 verzilverde het Mexicaanse Roma drie van zijn tien Oscarnominaties. Voorheen gebeurde dat ook wel eens: denk aan Holocaustkomedie La vita è bella in 1998 of de Chinese wuxia-film Chrouching Tiger, Hidden Dragon in 2001. Maar dat was mondjesmaat.

Het Oscarsucces van buitenlandse films hangt deels samen met de veranderde samenstelling van The Academy, de club filmprofessionals die verdeeld over zeventien beroepsgroepen stemt voor de Oscars. Toen The Academy in 2012 94 procent wit, 77 procent man en gemiddeld 62 jaar bleek te zijn, volgde een massale instroom van nieuwe leden om het gekleurder, vrouwelijker en jonger te maken. Die groei van 5.800 naar 9.500 stemgerechtigde leden bracht ook veel niet-Amerikanen aan boord: ruim 2.100. Dat betreft vooral Britten, maar dit jaar werd er vanuit 93 landen voor de Oscarnominaties gestemd. De branche van documentairemakers is nu al zo internationaal dat dit jaar geen enkele Amerikaanse documentaire werd genomineerd.

Ondertitels

Belangrijker is nog dat Amerika de ondertitels heeft omhelsd. Nasynchroniseren van films sloeg er nooit zo aan: cinefielen verkozen ondertitels, het grote publiek zag sowieso nooit iets van over de grens. Maar dat laatste is onder invloed van Neflix snel veranderd. Onlangs pochte Netflix-baas Reed Hastings bij de officiële opening van zijn Europese hoofdkwartier in Amsterdam dat zijn bedrijf een mondiale filmcultuur schept. Hij heeft een punt. Netflix’ streaming-rivalen zijn vooral Hollywoodstudio’s die hun Amerikaanse calalogus uitventen, Netflix zet wereldwijd in op lokale productie. Gevolg is dat de halve wereld nu kijkt naar het Koreaanse Squid Game, het Nederlandse The Forgotten Battle of het Spaanse La casa de papel – mét ondertitels. De VS vormen geen uitzondering: 30 procent van de kijktijd gaat daar nu op aan buitenlandse ‘content’.

Uit een peiling bleek vorig jaar dat ruim de helft van 1.200 Amerikanen inmiddels vrijwel continu ondertitels aanzet: 70 procent bij Gen Z, 35 procent bij boomers. Ook Amerikaanse films ziet men ondertiteld omdat dialogen moeilijk verstaanbaar zijn door matige audio, men via mobieltjes kijkt op plekken met veel omgevingsruis of thuis de tv zachter dan gewenst zet om huisgenoten te sparen. Ruim 62 procent klaagt bovendien over lastig te begrijpen accenten en dialecten.

Bong Joon Ho heeft dus zijn zin: ondertitels zijn een slinkend obstakel. Ben je ze eenmaal gewend op tv of tablet dan zijn ze ook in de bioscoop niet meer zo’n bezwaar. Donald Trump zag het in 2020 aankomen. Na de winst van het Koreaanse Parasite klaagde hij: „Kan Gone With the Wind niet gewoon weer winnen alstublieft?”

Gezien de kosmopolitische trend in The Academy én het kijkpubliek, houden buitenlandse films de wind vermoedelijk nog wel even in de zeilen. Dat is voor The Academy ook commercieel gunstig: het Oscargala kampt al heel lang met slinkende Amerikaanse kijkcijfers. Wellicht kan de rest van de wereld dat nu een beetje compenseren.