Ondanks alle weerstand blijkt een quotum toch echt de meest effectieve manier om diverser te worden

Het aantal beursgenoteerde bedrijven dat nog niet voldoet aan de eis om de raad van commissarissen voor minimaal een derde uit vrouwen te laten bestaan, is sinds de invoering van een wettelijk quotum fors gedaald. Inmiddels voldoet 18 procent van de beursgenoteerde bedrijven nog niet aan die eis, de rest (ruim 80 procent) heeft wel voldoende vrouwen in de raad van commissarissen. Vijf jaar geleden, toen er nog geen wettelijk quotum was, voldeed maar 35 procent van de bedrijven aan deze regel.

Bedrijven die qua omvang vergelijkbaar zijn met de beursgenoteerde bedrijven, maar die in plaats van een wettelijk quotum nog mogen werken met een vrijblijvend streefcijfer, blijven nog verder achter. Bij deze bedrijven voldoet nu 43 procent aan de eis om in de rvc minimaal een derde vrouwen te hebben. Dit onderschrijft de effectiviteit van een bindend quotum ten opzichte van een vrijblijvend streefcijfer.

Dat blijkt uit een donderdag door het Centraal Planbureau (CPB) gepresenteerde eerste evaluatie van de Wet ingroeiquotum en streefcijfers, in de volksmond ook wel het vrouwenquotum genoemd. Het vrouwenquotum bepaalt dat benoemingen in rvc’s van beursgenoteerde bedrijven moeten bijdragen aan een verhouding van ten minste een derde man en een derde vrouw. Wordt daar niet aan voldaan, dan wordt de benoeming nietig verklaard.

Einde aan de discussie

De evaluatie maakt in één klap een einde aan de jarenlange discussie of dwang wel het juiste middel is om tot verandering te komen. Vertegenwoordigers van het bedrijfsleven hebben zich lang verzet tegen het verplichte karakter van een quotum en beloofden zelf met verbeteringen te komen. Dat ging echter zo langzaam dat de politiek uiteindelijk in 2020 besloot om toch wettelijke grenzen af te dwingen, zoals eerder al succesvol in onder meer België, Frankrijk, Italië en Noorwegen was gebeurd.


Lees ook
Meer vrouwen in de top? Dat lukt alleen de bedrijven die ertoe verplicht worden

Meer vrouwen in de top? Dat lukt alleen de bedrijven die ertoe verplicht worden

Het fascinerende aan het rapport van het CPB is dat de aankondiging van de wet al voldoende bleek om een enorme verandering tot stand te brengen. De wet, die pas in 2022 in werking trad, wierp in positieve zin zijn schaduw vooruit. Al vanaf de aankondiging begonnen bedrijven met benoemingen die bijdragen aan een betere man-vrouwbalans in de rvc, constateren de onderzoekers. Uiteindelijk steeg het aandeel van bedrijven dat voldoet aan het quotum tot bijna 82 procent.

Het CPB-rapport leest sowieso als één grote weerlegging van zo’n beetje alle drogredenen die er jarenlang aangevoerd zijn om onder een quotum uit te komen. Er zouden niet genoeg gekwalificeerde vrouwen te vinden zijn, werd gezegd. En als ze er al waren, dan zouden die paar vrouwen die wel in rvc’s zitting namen veel meer van die posities moeten gaan bekleden in verschillende bedrijven dan hun mannelijke evenknieën, het zogenoemde ‘golden skirt’-fenomeen.

De onderzoekers van het CPB gingen daarom ook op zoek naar de karakteristieken van de rvc’s vóór en na de invoering van het vrouwenquotum. Er werd gekeken naar individuele kenmerken van de leden, zoals het opleidingsniveau, de opleidingsrichting, jaren bestuurservaring en jaren managementervaring. Terwijl de man-vrouw-verhouding in de rvc fors veranderde, bleef de rvc qua karakter nagenoeg onveranderd. De ervaring daalde niet, het opleidingsniveau daalde niet, zelfs de gemiddelde leeftijd veranderde nauwelijks. Of, zoals de onderzoekers het formuleren: „Het uitblijven van significante negatieve effecten op de kwalificaties suggereert dat er voldoende vrouwelijke bestuursleden met de juiste competenties beschikbaar waren om de gemiddelde kwalificaties van het bestuur op peil te houden.” Ook is er geen snipper bewijs gevonden voor ‘golden skirts’. Per saldo is het fabeltje dat er niet voldoende vrouwen met de juiste kwalificaties beschikbaar zouden zijn dus precies dat: een fabeltje.

Kleinere rvc’s

Zelfs de verwachting dat het quotum vooral gehaald zou worden door de kleinere rvc’s (die met de vervanging van één man door een vrouw in één klap het quotum zouden halen) is geloochenstraft. De evenrediger verdeling van mannen en vrouwen is over de hele linie meetbaar, zowel bij grote als bij kleinere rvc’s. Ook halen bedrijven het quotum over het algemeen niet door de rvc uit te breiden.

Op één punt blijven de resultaten van het quotum achter. De gedachte was dat een evenwichtiger man-vrouw-verhouding in de raad van commissarissen ook een positief effect zou hebben op andere vormen van diversiteit. Uit de wetenschap bleek namelijk dat vrouwen minder waarde hechten aan traditie en sociaal inclusiever zijn dan mannen. Meer diversiteit in leeftijd, opleidingsachtergrond of nationaliteit zou positief kunnen zijn voor de bestuurskwaliteit vanuit het oogpunt van diversity of thought. De onderzoekers van het CPB moeten vaststellen dat het quotum niet heeft geleid tot meer spreiding van de leeftijd van commissarissen, meer diversiteit in opleidingsachtergrond, of een hoger aandeel met een buitenlandse nationaliteit.