De Tunesische campagne ‘#Winou El Petrol’ (‘Waar is de olie’) had rond 2015 veel succes. Mensen droegen gele T-shirts met de slogan erop in vet gedrukte Arabische letters. Op internet verschenen gefotoshopte beelden van wereldleiders die zich in tekstballonnen afvragen waar de olie is. En een rapnummer: „Ze hebben ons de mond gesnoerd toen we over olie begonnen. Ze zeiden dat Tunesië leeg is: ‘Ga maar gewoon lol trappen’.”
Veel Tunesiërs konden niet geloven dat de buurlanden Algerije en Libië vol olie zaten terwijl Tunesië slechts over een paar verwaarloosbare olieveldjes zou beschikken. Volgens sociologen was de woede bij de bevolking vooral veroorzaakt door het gevoel dat de opbrengst van de schaarse Tunesische grondstoffen oneerlijk werd verdeeld terwijl de winsten vooral naar grote multinationals gingen.
Ineens in trek bij oliebedrijven
Bijna tien jaar later is Tunesië toch in trek bij grote oliemaatschappijen, zij het om raffinaderijen te bouwen, merkt een Tunesische energie-expert met goede contacten bij de directie Energie van het Tunesische ministerie van Industrie, Mijnen en Energie. „Buitenlandse olieraffinaderijen staan in de rij voor een vestigingsvergunning. In enkele maanden kwamen er zo’n vijftien aanvragen binnen”, aldus de expert, die niet met zijn naam in de krant wil, omdat de informatie vertrouwelijk is.
Oorzaak is dat de vraag naar olie wereldwijd afneemt en Amerikaanse en Europese olieraffinaderijen het hoofd moeilijk boven water kunnen houden. Ze kampen met allerlei milieuregels en hoge CO2-belastingen. „Zo zijn Azië en Afrika in trek geraakt”, weet de energie-expert. Tunesië doet namelijk niet moeilijk over het milieu, heeft meerdere havens en ligt dicht bij Europa. Raffinaderijen kunnen olie importeren uit buurlanden Libië en Algerije, in Tunesië bewerken en vervolgens exporteren. „Algerije is heel gesloten en Libië politiek te instabiel om zich er te vestigen.”
Inmiddels is een commissie benoemd om de aanvragen te beoordelen, aldus de expert, terwijl de raffinaderijen hun best doen concurrenten te overtroeven. Wat dacht Tunesië van een nieuwe havenpoort? Of een waterontziltingsinstallatie? Anderen oefenen op een minder subtiele manier druk op de regering uit. „Die zeggen dingen als: houd er rekening mee dat ons dossier op het bureau van president Kais Saied ligt”, inspelend op de angst bij ambtenaren zich diens woede op de hals te halen. Saied, die in 2021 alle macht naar zich toetrok, staat bekend als populariteitsgevoelige autocraat die, als het in zijn belang is, ambtenaren rustig neerzet als „verraders” of „agenten van het buitenland”.
Tunesië heeft nu slechts één olieraffinaderij, de STIR, bij de noordelijke havenstad Bizerte. Dit staatsbedrijf produceert nog geen derde van de brandstoffen die het land nodig heeft. De rest wordt geïmporteerd uit Libië en Algerije. Met een of twee raffinaderijen erbij kan het land snel en goed vooruit, gelooft de energie-expert. „Als we het slim spelen, komt ons land straks tegen een spotprijsje aan olieproducten. Handig voor een land dat ruimhartig brandstoffen subsidieert. De milieuschade valt door de moderne technologie nu erg mee. Daarbij hebben bedrijven vanwege hun eigen veiligheid er zelf ook belang bij milieuregels te respecteren.”
Milieuwetgeving mag geen belemmering voor het bedrijfsleven vormen
Dat zo’n strategie moeilijk is te combineren met de energie-ambities – Tunesië wil dat in 2030 zo’n 35 procent van de energie duurzaam is opgewekt, tegen 3 procent nu – is volgens de expert niet iets dat de Tunesische regering wakker houdt. „De ambtenaren die zich bemoeien met duurzame energie zijn bij de besluitvorming betrokken, maar ons land blinkt niet uit in strategisch denken. Zo gaat het zeer schaarse water voor een prikkie naar waterslurpende internationale textielbedrijven. Volgens een circulaire van de regering-Said van enkele maanden terug mag milieuwetgeving geen belemmering voor het bedrijfsleven vormen.”
Achterliggende reden is dat de schatkist zo goed als leeg is. Mehdi Abdelli, oud-woordvoerder van het ministerie van Milieu, wordt moedeloos van het gebrek aan interesse in duurzaamheid. „Milieu is in Tunesië bijna een taboe. Het ministerie wordt genegeerd en heeft geen geld en capaciteit om serieus onderzoek te doen. Laat staan om regels te handhaven. De raffinaderij bij Bizerte is een goed voorbeeld. Iedereen weet dat olieraffinaderijen continu C02 uitstoten, maar over de STIR is in 65 jaar bij mijn weten maar één milieurapportage verschenen, in 2013.”
Milieutechnisch gezien mag de STIR intussen nauwelijks meer een olieraffinaderij heten, vinden experts. Zelfstandig energie-expert Mohamed Ghazi Ben-Jamia gaf leiding aan het Tunesische filiaal van een internationale oliemaatschappij uit Koeweit en was in die functie betrokken bij onderhandelingen met de Tunesische regering over een tweede raffinaderij. „Renovatie van de Tunesische raffinaderij is economisch niet haalbaar, was onze conclusie. Alle apparatuur moet worden vervangen. Het zou slimmer zijn een nieuwe raffinaderij te bouwen. We zaten toen in de race voor een vergunning voor een nieuwe raffinaderij, maar die aanbesteding is vanwege een intern conflict afgeketst.” Tunesië heeft door zijn ligging veel potentie op het gebied van olie, maar heeft tot nu toe alle kansen gemist.”
Houden zo, mailt een woordvoerder van milieuorganisatie Greenpeace aan NRC. „Olieraffinaderijen kunnen een verwoestende uitwerking hebben op de lucht- en waterkwaliteit. Omwonenden lopen daardoor meer risico op ademhalingsziekten, en waterbronnen gaan teloor. Door de wereldwijde verschuiving naar hernieuwbare energie zullen er in 2050 waarschijnlijk minder olieraffinaderijen zijn. Maar veel rijke landen verplaatsen hun raffinaderijen liever naar elders dan te investeren in minder CO2-uitstoot”, aldus de woordvoerder, die Noord-Afrika en West-Azië noemt als regio’s die het meeste last hebben van deze „neokoloniale praktijken”.
Internationale wetgeving
De anonieme energie-expert krijgt in Nederland wel bijval van energiemarktdeskundige Cyril Widdershoven. „Als voor de bouw van nieuwe raffinaderijen gebruik wordt gemaakt van Europese technologie, valt de milieuschade mogelijk erg mee. Internationale oliemaatschappijen, zeker de beursgenoteerde, kunnen het zich niet permitteren er een zooitje van te maken.” Energie-expert Ben-Jamia is daarvan niet overtuigd: „Oliemaatschappijen zullen nooit genoeg investeren om de milieuschade tot een minimum te beperken. Dit vergt strenge internationale wetgeving. Zodat oliemaatschappijen en landen bij overtreding opdraaien voor de kosten van de veroorzaakte schade, met straffen die hoog genoeg zijn om ze ervan te weerhouden opnieuw te vervuilen.”
De naam van de Tunesische olie-expert is bekend bij de redactie.
Saoedi-Arabië heeft ‘systematisch obstructionisme’ tot een kunst verheven. Weinig landen weten op zo’n creatieve manier klimaatonderhandelingen te ontregelen – ook afgelopen jaar weer, bij de top in de Azerbeidzjaanse hoofdstad Bakoe. Daar weigerden de Saoediërs volgens insiders iedere discussie over het geleidelijk ‘wegbewegen’ van fossiele brandstoffen. Daarover waren juist een jaar eerder, op de klimaattop in Dubai, afspraken gemaakt. Ook over de rol van vrouwen in het klimaatbeleid wilde de Saoedische delegatie niet praten.
De term systematisch obstructionisme werd in 2008 gemunt door Joanna Depledge, onderzoeker aan de universiteit van Cambridge. In een artikel in het wetenschappelijk tijdschrift Global Environmental Politics, getiteld „Striving for No” (‘streven naar nee’), schrijft ze dat „onderhandelaars bij mondiale conferenties [doorgaans] actief op zoek zijn naar collectieve overeenstemming over het probleem dat op tafel ligt”. Zo niet Saoedi-Arabië. Landen houden weliswaar het eigenbelang in het achterhoofd, maar proberen toch een voor hen gunstige deal te sluiten. Het beleid van het oliekoninkrijk is er volgens Depledge alleen op gericht een deal te voorkomen.
Dat begon al bij de Earth Summit van 1992 in Rio de Janeiro. Op advies van de Amerikaanse olielobbyist Don Pearlman, in het Duitse opinieweekblad Der Spiegel ooit gekroond tot „hogepriester van de koolstofclub”, wist Saoedi-Arabië de wereld ervan te overtuigen dat consensus het doel moest zijn bij onderhandelingen over een complex onderwerp als klimaatverandering. Een besluit heeft meer kracht als het in grote eensgezindheid door de wereldgemeenschap is genomen, in plaats van alleen te steunen op een gewone meerderheid. Voor de enorme veranderingen die de klimaatcrisis van landen vraagt, van álle landen, lijkt consensus een goed idee.
Lees ook
Eerst heel lang traag, dan ineens supersnel: zo werkt het vaak met kantelpunten. Kan dat ook met de klimaattransitie?
Vetodreiging
Maar de keerzijde van consensus is dat scherpe kantjes gemakkelijk uit akkoorden verdwijnen om alle partijen binnenboord te houden – precies zoals Pearlman hoopte. En omdat ieder land kan dreigen met een veto, is consensus een recept voor tijdrekken; niet voor niets eindigen klimaatconferenties al jaren met grote vertragingen. Saoedische delegaties zijn groot, goed voorbereid en zeer kundig, volgens Decades of Systematic Obstructionism, een onderzoek van het Climate Social Science Network. Als bij andere partijen de vermoeidheid toeslaat, hebben de Saoediërs altijd wel een paar frisse ‘reservespelers’ klaarstaan.
De Noorse onderzoeker Morten Flisnes geeft in zijn proefschriftWhere You Stand Depends on What You Sell (2019) legio voorbeelden van Saoedische obstructie bij klimaatonderhandelingen: lange speeches houden terwijl de tijd dringt en daarna klagen dat onderhandelingen uitlopen; blokkades opwerpen over onbeduidende kwesties die afleiden van waar het echt om gaat; hameren op procedures (over toegezegde vertalingen, afwijkingen van de agenda, enzovoort); bagatelliseren van de klimaatwetenschap (de Saoediërs willen in slotverklaringen van een klimaattop hooguit „kennis nemen van” belangrijke klimaatrapporten, en ze nooit „verwelkomen”).
Yvo de Boer, voormalig hoofd van het klimaatbureau van de Verenigde Naties en tientallen jaren namens Nederland en de Europese Unie betrokken bij de onderhandelingen, is sinds anderhalf jaar een van de adviseurs voor duurzaamheid van het Saoedische staatsoliebedrijf Aramco, het grootste olie- en gasconcern ter wereld. Ook hij vindt het jammer dat de strategie van de Saoediërs „primair defensief” is, zegt hij in een telefoongesprek.
Volgens De Boer zijn de Saoediërs vooral bezorgd „dat er in het onderhandelingsproces dingen gebeuren die hun huidige businessmodel schaden”. Hun centrale strategie is erop gericht om te voorkomen dat er vooruitgang wordt geboekt die in hun nadeel uitpakt. „Het probleem is natuurlijk dat bijna alles ten nadele van hen is.”
Overigens heeft Saoedi-Arabië volgens De Boer daarbij wel degelijk een legitiem belang. Hij wijst op artikel 4 van het klimaatverdrag uit 1992. Daarin staat expliciet dat bij de vormgeving van het mondiale klimaatbeleid rekening moet worden gehouden met „landen waarvan de economie sterk afhankelijk is van inkomsten uit de productie, verwerking en export, en/of van de consumptie van fossiele brandstoffen en daaraan gerelateerde energie-intensieve producten”.
De Boer ziet het als zijn belangrijkste taak om de Saoediërs erop te wijzen dat ze hun economie moeten diversifiëren. „Gebruik de welvaart van vandaag om je businessmodel aan te passen aan een wereld die geen klimaatverandering wil. Ontwikkel andere manieren om je product te benutten, dan door het te verbranden voor energie-opwekking. Gebruik het geld dat je verdient voor zonne-energie, om waterstof te maken en die te exporteren.”
Lees ook
De bodem van de diepzee is ook militair terrein
Wereldwijde energiemix
In 2020 waren de Saoediërs nog niet zover. Hun Oil Sustainability Program (OSP) heeft volgens de bijbehorende website de ambitie „om wereldwijd kansen en toepassingen te creëren voor koolwaterstoffen [lees: olie en gas] als een concurrerende energiebron, zowel vanuit economisch als vanuit milieuoogpunt, terwijl koolwaterstoffen op de meest efficiënte en duurzame manier deel blijven uitmaken van de wereldwijde energiemix.”
Ayman Shasly, een van de hoofonderhandelaars van Saoedi-Arabië, hamerde in 2018 in een interview met de klimaatwebsite CarbonBrief op het economische belang van fossiele brandstoffen. „We willen er echt zeker van zijn dat alles wat we doen, wat met energie te maken heeft, geen impact heeft op de wereldwijde economische groei, op de strijd tegen armoede… We hebben tijd nodig. Dat kan binnen vijftien, twintig of dertig jaar zijn. Het is gewoon een kwestie van vraag en aanbod.”
Saoedi-Arabië ziet zichzelf volgens Shasly als dubbel slachtoffer van klimaatverandering. „We worden getroffen door klimaatverandering, misschien wel meer dan wie dan ook”, zei hij tegen CarbonBrief. „We zijn een woestijnland dat zwaar afhankelijk is van deze ene bron van inkomsten. We hebben zo’n kwetsbare, fragiele economie. Dankzij de olie eten we, voeden we, reizen we, onderwijzen we onze mensen, hebben we medische zorg.”
Het doet De Boer denken aan de ‘dutch disease’ – de Hollandse ziekte, een term uit de economische wetenschap die teruggaat naar de jaren zestig toen de Nederlandse economie eenzijdig afhankelijk was van export van de net ontdekte gasvoorraad. Nederland heeft zijn gasinkomsten volgens De Boer mede gebruikt om de economie op een andere leest te schoeien. „Saoedi-Arabië staat voor dezelfde uitdaging als Nederland destijds.”
De Tunesische campagne ‘#Winou El Petrol’ (‘Waar is de olie’) had rond 2015 veel succes. Mensen droegen gele T-shirts met de slogan erop in vet gedrukte Arabische letters. Op internet verschenen gefotoshopte beelden van wereldleiders die zich in tekstballonnen afvragen waar de olie is. En een rapnummer: „Ze hebben ons de mond gesnoerd toen we over olie begonnen. Ze zeiden dat Tunesië leeg is: ‘Ga maar gewoon lol trappen’.”
Veel Tunesiërs konden niet geloven dat de buurlanden Algerije en Libië vol olie zaten terwijl Tunesië slechts over een paar verwaarloosbare olieveldjes zou beschikken. Volgens sociologen was de woede bij de bevolking vooral veroorzaakt door het gevoel dat de opbrengst van de schaarse Tunesische grondstoffen oneerlijk werd verdeeld terwijl de winsten vooral naar grote multinationals gingen.
Ineens in trek bij oliebedrijven
Bijna tien jaar later is Tunesië toch in trek bij grote oliemaatschappijen, zij het om raffinaderijen te bouwen, merkt een Tunesische energie-expert met goede contacten bij de directie Energie van het Tunesische ministerie van Industrie, Mijnen en Energie. „Buitenlandse olieraffinaderijen staan in de rij voor een vestigingsvergunning. In enkele maanden kwamen er zo’n vijftien aanvragen binnen”, aldus de expert, die niet met zijn naam in de krant wil, omdat de informatie vertrouwelijk is.
Oorzaak is dat de vraag naar olie wereldwijd afneemt en Amerikaanse en Europese olieraffinaderijen het hoofd moeilijk boven water kunnen houden. Ze kampen met allerlei milieuregels en hoge CO2-belastingen. „Zo zijn Azië en Afrika in trek geraakt”, weet de energie-expert. Tunesië doet namelijk niet moeilijk over het milieu, heeft meerdere havens en ligt dicht bij Europa. Raffinaderijen kunnen olie importeren uit buurlanden Libië en Algerije, in Tunesië bewerken en vervolgens exporteren. „Algerije is heel gesloten en Libië politiek te instabiel om zich er te vestigen.”
Inmiddels is een commissie benoemd om de aanvragen te beoordelen, aldus de expert, terwijl de raffinaderijen hun best doen concurrenten te overtroeven. Wat dacht Tunesië van een nieuwe havenpoort? Of een waterontziltingsinstallatie? Anderen oefenen op een minder subtiele manier druk op de regering uit. „Die zeggen dingen als: houd er rekening mee dat ons dossier op het bureau van president Kais Saied ligt”, inspelend op de angst bij ambtenaren zich diens woede op de hals te halen. Saied, die in 2021 alle macht naar zich toetrok, staat bekend als populariteitsgevoelige autocraat die, als het in zijn belang is, ambtenaren rustig neerzet als „verraders” of „agenten van het buitenland”.
Tunesië heeft nu slechts één olieraffinaderij, de STIR, bij de noordelijke havenstad Bizerte. Dit staatsbedrijf produceert nog geen derde van de brandstoffen die het land nodig heeft. De rest wordt geïmporteerd uit Libië en Algerije. Met een of twee raffinaderijen erbij kan het land snel en goed vooruit, gelooft de energie-expert. „Als we het slim spelen, komt ons land straks tegen een spotprijsje aan olieproducten. Handig voor een land dat ruimhartig brandstoffen subsidieert. De milieuschade valt door de moderne technologie nu erg mee. Daarbij hebben bedrijven vanwege hun eigen veiligheid er zelf ook belang bij milieuregels te respecteren.”
Milieuwetgeving mag geen belemmering voor het bedrijfsleven vormen
Dat zo’n strategie moeilijk is te combineren met de energie-ambities – Tunesië wil dat in 2030 zo’n 35 procent van de energie duurzaam is opgewekt, tegen 3 procent nu – is volgens de expert niet iets dat de Tunesische regering wakker houdt. „De ambtenaren die zich bemoeien met duurzame energie zijn bij de besluitvorming betrokken, maar ons land blinkt niet uit in strategisch denken. Zo gaat het zeer schaarse water voor een prikkie naar waterslurpende internationale textielbedrijven. Volgens een circulaire van de regering-Said van enkele maanden terug mag milieuwetgeving geen belemmering voor het bedrijfsleven vormen.”
Achterliggende reden is dat de schatkist zo goed als leeg is. Mehdi Abdelli, oud-woordvoerder van het ministerie van Milieu, wordt moedeloos van het gebrek aan interesse in duurzaamheid. „Milieu is in Tunesië bijna een taboe. Het ministerie wordt genegeerd en heeft geen geld en capaciteit om serieus onderzoek te doen. Laat staan om regels te handhaven. De raffinaderij bij Bizerte is een goed voorbeeld. Iedereen weet dat olieraffinaderijen continu C02 uitstoten, maar over de STIR is in 65 jaar bij mijn weten maar één milieurapportage verschenen, in 2013.”
Milieutechnisch gezien mag de STIR intussen nauwelijks meer een olieraffinaderij heten, vinden experts. Zelfstandig energie-expert Mohamed Ghazi Ben-Jamia gaf leiding aan het Tunesische filiaal van een internationale oliemaatschappij uit Koeweit en was in die functie betrokken bij onderhandelingen met de Tunesische regering over een tweede raffinaderij. „Renovatie van de Tunesische raffinaderij is economisch niet haalbaar, was onze conclusie. Alle apparatuur moet worden vervangen. Het zou slimmer zijn een nieuwe raffinaderij te bouwen. We zaten toen in de race voor een vergunning voor een nieuwe raffinaderij, maar die aanbesteding is vanwege een intern conflict afgeketst.” Tunesië heeft door zijn ligging veel potentie op het gebied van olie, maar heeft tot nu toe alle kansen gemist.”
Houden zo, mailt een woordvoerder van milieuorganisatie Greenpeace aan NRC. „Olieraffinaderijen kunnen een verwoestende uitwerking hebben op de lucht- en waterkwaliteit. Omwonenden lopen daardoor meer risico op ademhalingsziekten, en waterbronnen gaan teloor. Door de wereldwijde verschuiving naar hernieuwbare energie zullen er in 2050 waarschijnlijk minder olieraffinaderijen zijn. Maar veel rijke landen verplaatsen hun raffinaderijen liever naar elders dan te investeren in minder CO2-uitstoot”, aldus de woordvoerder, die Noord-Afrika en West-Azië noemt als regio’s die het meeste last hebben van deze „neokoloniale praktijken”.
Internationale wetgeving
De anonieme energie-expert krijgt in Nederland wel bijval van energiemarktdeskundige Cyril Widdershoven. „Als voor de bouw van nieuwe raffinaderijen gebruik wordt gemaakt van Europese technologie, valt de milieuschade mogelijk erg mee. Internationale oliemaatschappijen, zeker de beursgenoteerde, kunnen het zich niet permitteren er een zooitje van te maken.” Energie-expert Ben-Jamia is daarvan niet overtuigd: „Oliemaatschappijen zullen nooit genoeg investeren om de milieuschade tot een minimum te beperken. Dit vergt strenge internationale wetgeving. Zodat oliemaatschappijen en landen bij overtreding opdraaien voor de kosten van de veroorzaakte schade, met straffen die hoog genoeg zijn om ze ervan te weerhouden opnieuw te vervuilen.”
De naam van de Tunesische olie-expert is bekend bij de redactie.
Susie Wiles was een van de eersten die Donald Trump in februari 2021 opzochten in Mar-a-Lago. Hij had de verkiezingen in november verloren van Joe Biden, in januari had zijn aanhang het Capitool bestormd. Nu had de ex-president zich teruggetrokken in zijn resort in Florida. Die staat had hij wel gewonnen, zelfs ruimer nog dan vier jaar eerder – dankzij Wiles. Deze ervaren politiek adviseur was beide rondes zijn lokale campagnemanager geweest. Succesvol, gehaaid, nuchter en loyaal, maar een relatief onbekend radertje in een groot politiek apparaat. Niet iemand binnen Trumps kring van vertrouwelingen.
Wiles was komen rijden uit haar woonplaats vier uur noordelijker. Ze dineerden samen en dronken cola light. Ze spraken niet of nauwelijks over het waanidee dat de verkiezingsuitslag vervalst zou zijn, zoals Trump en medestanders volhielden, laat staan over manieren om die aan te vechten. Wiles had een rapport tjokvol voorbeelden en cijfers geschreven en uitgeprint meegenomen. Ze wilde hem duidelijk maken waar zijn campagne tekort was geschoten en waarom kiezers met hem hadden afgerekend.
Trump leek destijds politiek uitgespeeld. Een abnormale one term president op leeftijd. Een buitenstaander die na het opjutten van zijn gewelddadige aanhangers de steun van het Republikeinse partij-establishment sneller had verloren dan hij het enkele jaren voordien had gewonnen en die nu door Washington was uitgekotst. Maar de vragen die Trump die avond aan Wiles stelde, zo tekende een Amerikaanse journalist later op, hadden één duidelijk motief: hoe win ik de volgende keer wél?
Wiles gaf hem de antwoorden die hij wilde horen. Ze geloofde niet alleen in een spectaculaire comeback, ze had er ook een strategie voor. Bovendien, voor Trump ook belangrijk, leek ze niet uit op eigen gewin of op meeliften op zijn faam. En zo werd een inmiddels 67-jarige grootmoeder die nog in Ronald Reagans Witte Huis had gewerkt, landelijk voorzitter van Trumps derde verkiezingscampagne. Komende maand maakt hij haar zijn presidentiële stafchef. Ze zal de eerste vrouw zijn in die rol en, zo zeggen mensen die eerder met haar werkten, een baken van rust en discipline in wat ongetwijfeld opnieuw een tumultueuze termijn zal worden.
Wiles wordt de spin in het web van adviseurs en ondersteuning in zijn regering. De baas over zijn officiële agenda. Degene van wie gematigde Republikeinen hopen dat zij hun leider en zijn entourage een beetje in het gareel kan houden, zoals ze ook tijdens de campagne deed – wanneer ze dat opportuun vond. „Je kunt niet Trumps beleid krijgen zonder Trumps persoonlijkheid”, heeft ze in interviews gezegd. Net als Trump ziet zij ophef als cruciaal element van zijn electorale succes.
„De aanstaande president erkent de kalmte die zij in zijn chaos brengt”, zegt Ron Book, een lobbyist in Florida die Wiles al 25 jaar kent en haar ruim de helft daarvan als vriendin beschouwt. „Zij kan hem intern tegenspreken omdat hij weet dat zij nooit publieke aandacht, erkenning of confrontatie zal zoeken.”
„We zullen waarschijnlijk nooit helemaal weten hoe geweldig ze in die rol is”, zegt Justin Sayfie, die tijdens Trumps eerste termijn met Wiles samenwerkte als lobbyist in Washington. „Als we nauwelijks over haar horen en er weinig gedoe is in het Witte Huis, dan is zij het gelukkigst. Dan heeft ze haar orde overgebracht op de rest van de organisatie.”
Op verkiezingsnacht in november maken veel Amerikanen voor het eerst kennis met Susie Wiles. Hun wordt meteen duidelijk hoe consequent zij de schijnwerpers mijdt. Tijdens Trumps overwinningstoespraak staat ze, met haar korte grijze coupe en gekleed in een glanzende, wat gekreukte top, bijna achteraan op het volle podium met familieleden, politici en medewerkers. Als Trump haar naar voren roept om haar te bedanken, duurt het even voor ze tevoorschijn komt en weigert ze zijn aanhangers toe te spreken. „We noemen haar de ijsjonkvrouw”, zegt Trump over haar. „Susie blijft graag op de achtergrond. Maar ze is niet op de achtergrond.”
Je kunt niet Trumps beleid krijgen zonder zijn persoonlijkheid
Drie dagen later maakt hij als allereerste benoeming bekend dat zij chief of staff van zijn kabinet wordt. In de aankondiging omschrijft Trump haar als „taai, slim, innovatief en alom bewonderd en gerespecteerd”.
Wiles (1957) weet hoe het is om in de schaduw van een beroemde, dominante man te staan en de confrontatie met hem aan te gaan. Ze groeide op in New Jersey als oudste dochter van Pat Summerall, een professionele American football speler die nog befaamder werd als sportcommentator. Hij was een vader met een grootse carrière, een flink ego en een gigantisch drankprobleem.
Summerall, die in 2013 overleed, schreef in zijn autobiografie dat het Susies woorden waren die hem begin jaren negentig van de fles af hadden geholpen. Tijdens een interventie van vrienden en familieleden had ze hem verteld dat zijn gedrag als hij dronken was haar zich „deed schamen dat we dezelfde achternaam hadden”. Het vervulde hem, zo schreef hij, „met tranen van spijt” en hij meldde zich aan bij een afkickkliniek voor beroemdheden.
Wiles gebruikte toen al de achternaam van haar toenmalige echtgenoot Lanny Wiles, eveneens Republikeins consultant, met wie ze twee dochters heeft. In een recent profiel op de nieuwssite Politico prees zij vooral haar moeder, Katharine Jacobs. Die was tijdens haar jeugd „het toonbeeld van kalmte in de storm van alcoholisme” die „elke dag optimistisch begon, terwijl de boel kon instorten of niet …”
Wiles had Engels gestudeerd en streek na een paar jaar in Washington met haar gezin neer in Jacksonville, Florida. Ze leidde er de campagnes en communicatie van verschillende conventionele burgemeesters. In 2010 hielp ze de controversiële zakenman (nu senator) Rick Scott de gouverneursverkiezingen te winnen. Ze werkte, al dan niet als vrijwilliger, voor meerdere Republikeinse presidentskandidaten, onder wie George Bush senior, Jon Huntsman en Mitt Romney.
In 2016 was ze bezig met de – geslaagde – campagne voor een referendum om in Jacksonville met een omzetbelasting het miljardengat in de pensioenpot voor ambtenaren te dichten. Wiles stond in Florida bekend als een weinig ideologische conservatief die zich qua beleid zowel inzette voor de middenstand en economische ontwikkeling als voor milieubescherming en publieke voorzieningen. Een organisatorisch talent en slimme en gedegen politiek adviseur, maar zonder enig nationaal cachet. Ze had de reputatie behendig de media te bespelen met behulp van haar uitstekende relaties met lokale journalisten en vooral van haar vermogen tot tactisch lekken. „Loyaliteit is voor haar: op de meest vriendelijke en bescheiden manier door roeien en ruiten gaan om de doelen van degene die zij dient te bereiken”, zegt Book.
Het choqueerde vriend en vijand dat Wiles, zelfbenoemd „vertegenwoordiger van het Republikeinse establishment” vervolgens aan de slag ging voor de politieke zij-instromer Trump. Zeker in de staat waar zij haar carrière had opgebouwd en die Trumps Republikeinse tegenstanders Jeb Bush en Marco Rubio voortbracht, werd dit „onverstandig, idioot zelfs” gevonden, schreef ze zelf.
Een interview in de Tampa Bay Times is een van de schaarse, en wat vage, publieke verklaringen voor wat ze destijds in Trump zag. Wiles verweet haar partij „een cultuur van opportunisme” die „onze republiek ernstige schade kan toebrengen”. Tussen de meer dan een dozijn deelnemers aan de Republikeinse voorverkiezingen zag zij de onbeschofte zakenman als de enige die „werkelijk de vastberadenheid heeft om te veranderen wat ik in al die jaren heb zien gebeuren”. Ze bewonderde Trumps „kracht en intelligentie en ongeëvenaarde werklust”.
Trumps onverwachte overwinning op Hillary Clinton deed Wiles’ ster na 2016 rijzen. Ze was niet meer alleen representant van de oude orde, ze was nu instrumenteel in de populistische revolutie in de Republikeinse Partij en bij het rood kleuren van de voormalige swing state Florida. Dat leverde haar geen baan op in Trumps Witte Huis, maar wel als lobbyist. Daarnaast ging ze aan de slag voor de kwakkelende campagne van gouverneurskandidaat Ron DeSantis. Dat bracht haar nieuw succes, haar grootste, bijna loopbaan-fatale professionele tegenslag en – uiteindelijk – haar zoete wraak.
Er circuleren allerlei halve verhalen over wat er is voorgevallen tussen Wiles en DeSantis. Book en Sayfie kunnen er alleen over speculeren en doen dat liever niet hardop. Wiles heeft hen nooit in vertrouwen genomen over deze episode. Amerikaanse journalisten hebben deze ook niet volledig kunnen reconstrueren.
Vaststaat dat Wiles DeSantis in 2018 hielp aan een nipte overwinning; de steun van Trump hielp daarbij. Dat de gouverneur haar daarna vroeg voor hem te blijven werken. Dat zij verschillende mensen – mannen – met wie ze vaak samenwerkte, rekruteerde voor banen in zijn bestuur en ondersteuning. Dat Wiles een cruciale rol voor zichzelf zag in de PR en fondsenwerving voor DeSantis’ waarschijnlijke toekomstige presidentscampagne. Dat er toen interne campagnememo’s uitlekten, waar DeSantis woedend over was. Dat hij haar binnen een jaar aan de dijk zette. En dat hij nadien heeft geprobeerd haar persona non grata te maken in Florida en daarbuiten door anderen te ontmoedigen met haar te werken. „Hij heeft geprobeerd haar om zeep te helpen”, zegt Book.
Ze is het gelukkigst als er weinig gedoe is in het Witte Huis
Wiles raakte ook haar lobbyfunctie kwijt bij het kantoor waar ze met Sayfie werkte. Formeel nam zij ontslag vanwege een nooit nader toegelicht „gezondheidsprobleem”. Trump, niet iemand die zich laat vertellen met wie hij zich inlaat, negeerde DeSantis’ vendetta en nam Wiles in 2020 voor zijn tweede campagne in Florida terug in haar oude rol, maar niet meer dan dat. Ondertussen was haar huwelijk na ruim dertig jaar op de klippen gelopen.
Toen Trump en Wiles begin 2021 op Mar-a-Lago dineerden, was hij dus niet de enige die snakte naar eerherstel.
Van alle Democratische tegenstanders, strafrechtelijke aanklachten, weerstand in de Republikeinse Partij en zelf aangerichte chaos die Trump heeft overwonnen, moet voor Wiles persoonlijk de mooiste trofee Ron DeSantis zijn geweest. De gouverneur van Florida leek lang de meest kansrijke Republikeinse presidentskandidaat voor 2024, na Trumps verlies, diens vervolgingen en teleurstellende tussenverkiezingen (in 2022). Maar DeSantis’ campagne verpieterde voor deze goed en wel begon. Trump verpletterde hem in de voorverkiezingen, in behoorlijke mate geholpen door strategisch ingestoken verhalen in Amerikaanse media over DeSantis persoonlijke en politieke zwaktes, anoniem verteld door mensen in Florida die deze wel heel precies konden aanwijzen.
Sinds Trump in november 2022 formeel zijn derde presidentskandidatuur bekend maakte, is Wiles niet van zijn zijde geweken. Ze was erbij toen hij in Atlanta een mug shot moest laten maken vanwege de aanklacht dat hij lokale Republikeinen onder druk zette de verkiezingsuitkomst van 2020 te manipuleren. En ze zat achter hem in de rechtbank waar hij veroordeeld werd voor het betalen van zwijggeld aan een pornoster om de verkiezingen van 2016 te beïnvloeden.
Bij de campagnerally waar hij in juli op een haar na werd doodgeschoten maande zij medewerkers om dekking te zoeken. Toen hij in de slotdagen van de campagne in november zei dat hij het „niet erg zou vinden” als journalisten van de „fake news” zouden worden beschoten, greep ze in door hem alleen maar aan te staren. Wiles liep, getooid met haar kenmerkende spiegelende, ronde zonnebril, naar het podium en positioneerde zich zo, dat Trump haar kon zien. Puur met haar nadrukkelijke aanwezigheid maande zij hem zich aan zijn voorbereide tekst te houden, zo schetsten andere campagnemedewerkers. Deze collega’s vertelden ook dat Wiles intern nooit openlijk kritisch is op Trump. Hooguit zal ze zeggen dat iets wat hij heeft gedaan „niet behulpzaam” is voor het winnen van kiezers of juridische conflicten.
Trump was in 2024 geen andere kandidaat dan in 2016 of 2020, zegt Sayfie. „Er zit wijsheid achter zijn waanzin.” Maar hij heeft, dankzij Wiles, niet per se een gedisciplineerde, maar wel „een meer gedisciplineerde campagne gevoerd”. Daarbij stuurde zij niet zozeer Trump zelf bij of aan, maar wist ze eventuele paniek en interne strijd in de organisatie en entourage binnenskamers te houden.
„Bij onverwachte gebeurtenissen, zoals de wissel van Harris voor Biden, moet er onrust binnen de campagne zijn geweest, en wilde Trump misschien iets drastisch doen om de aandacht op zichzelf te vestigen”, zegt Book. „Maar zij heeft koers gehouden.” Haar ervaring, professionaliteit en loyaliteit gaven haar de statuur om een soort gedragscode af te dwingen, zeggen zowel Sayfie als Book. Dat zal ook in het Witte Huis één van haar belangrijke taken zijn.
In zijn eerste termijn versleet Trump aan de lopende band kabinetsleden, inclusief vier stafchefs. Wiles’ constante aanwezigheid in zijn drie campagnes wekt de verwachting dat zij het langer zal kunnen volhouden.
De moeilijk te beantwoorden vraag blijft waarom ze het wíl. Wat drijft Wiles, een campagnemanager zonder sterke ideologische drive, om op haar 67ste nog aan deze klus in Washington te beginnen? Justin Sayfie heeft het daar nog niet met haar over gehad. „Maar ze zal terecht ongelofelijk trots zijn dat zij de eerste vrouw in de Amerikaanse geschiedenis is die dit kan doen. En ze is zo intensief betrokken bij Donald Trumps politieke carrière dat ze wil dat hij slaagt.”
Ron Book heeft een korter antwoord op wat haar beweegt: „relevant zijn”. „Ze hoeft geen schouderklopjes van Trump of iemand anders, maar wat is er mooier dan de adrenaline van dit werk en dat de president van de Verenigde Staten je nodig heeft ?”