Olieraffinaderijen azen op Tunesië

De Tunesische campagne ‘#Winou El Petrol’ (‘Waar is de olie’) had rond 2015 veel succes. Mensen droegen gele T-shirts met de slogan erop in vet gedrukte Arabische letters. Op internet verschenen gefotoshopte beelden van wereldleiders die zich in tekstballonnen afvragen waar de olie is. En een rapnummer: „Ze hebben ons de mond gesnoerd toen we over olie begonnen. Ze zeiden dat Tunesië leeg is: ‘Ga maar gewoon lol trappen’.”

Veel Tunesiërs konden niet geloven dat de buurlanden Algerije en Libië vol olie zaten terwijl Tunesië slechts over een paar verwaarloosbare olieveldjes zou beschikken. Volgens sociologen was de woede bij de bevolking vooral veroorzaakt door het gevoel dat de opbrengst van de schaarse Tunesische grondstoffen oneerlijk werd verdeeld terwijl de winsten vooral naar grote multinationals gingen.

Ineens in trek bij oliebedrijven

Bijna tien jaar later is Tunesië toch in trek bij grote oliemaatschappijen, zij het om raffinaderijen te bouwen, merkt een Tunesische energie-expert met goede contacten bij de directie Energie van het Tunesische ministerie van Industrie, Mijnen en Energie. „Buitenlandse olieraffinaderijen staan in de rij voor een vestigingsvergunning. In enkele maanden kwamen er zo’n vijftien aanvragen binnen”, aldus de expert, die niet met zijn naam in de krant wil, omdat de informatie vertrouwelijk is.

Oorzaak is dat de vraag naar olie wereldwijd afneemt en Amerikaanse en Europese olieraffinaderijen het hoofd moeilijk boven water kunnen houden. Ze kampen met allerlei milieuregels en hoge CO2-belastingen. „Zo zijn Azië en Afrika in trek geraakt”, weet de energie-expert. Tunesië doet namelijk niet moeilijk over het milieu, heeft meerdere havens en ligt dicht bij Europa. Raffinaderijen kunnen olie importeren uit buurlanden Libië en Algerije, in Tunesië bewerken en vervolgens exporteren. „Algerije is heel gesloten en Libië politiek te instabiel om zich er te vestigen.”

Inmiddels is een commissie benoemd om de aanvragen te beoordelen, aldus de expert, terwijl de raffinaderijen hun best doen concurrenten te overtroeven. Wat dacht Tunesië van een nieuwe havenpoort? Of een waterontziltingsinstallatie? Anderen oefenen op een minder subtiele manier druk op de regering uit. „Die zeggen dingen als: houd er rekening mee dat ons dossier op het bureau van president Kais Saied ligt”, inspelend op de angst bij ambtenaren zich diens woede op de hals te halen. Saied, die in 2021 alle macht naar zich toetrok, staat bekend als populariteitsgevoelige autocraat die, als het in zijn belang is, ambtenaren rustig neerzet als „verraders” of „agenten van het buitenland”.

Tunesië heeft nu slechts één olieraffinaderij, de STIR, bij de noordelijke havenstad Bizerte. Dit staatsbedrijf produceert nog geen derde van de brandstoffen die het land nodig heeft. De rest wordt geïmporteerd uit Libië en Algerije. Met een of twee raffinaderijen erbij kan het land snel en goed vooruit, gelooft de energie-expert. „Als we het slim spelen, komt ons land straks tegen een spotprijsje aan olieproducten. Handig voor een land dat ruimhartig brandstoffen subsidieert. De milieuschade valt door de moderne technologie nu erg mee. Daarbij hebben bedrijven vanwege hun eigen veiligheid er zelf ook belang bij milieuregels te respecteren.”

Milieuwetgeving mag geen belemmering voor het bedrijfsleven vormen

Circulaire van de regering-Saied

Dat zo’n strategie moeilijk is te combineren met de energie-ambities – Tunesië wil dat in 2030 zo’n 35 procent van de energie duurzaam is opgewekt, tegen 3 procent nu – is volgens de expert niet iets dat de Tunesische regering wakker houdt. „De ambtenaren die zich bemoeien met duurzame energie zijn bij de besluitvorming betrokken, maar ons land blinkt niet uit in strategisch denken. Zo gaat het zeer schaarse water voor een prikkie naar waterslurpende internationale textielbedrijven. Volgens een circulaire van de regering-Said van enkele maanden terug mag milieuwetgeving geen belemmering voor het bedrijfsleven vormen.”

Achterliggende reden is dat de schatkist zo goed als leeg is. Mehdi Abdelli, oud-woordvoerder van het ministerie van Milieu, wordt moedeloos van het gebrek aan interesse in duurzaamheid. „Milieu is in Tunesië bijna een taboe. Het ministerie wordt genegeerd en heeft geen geld en capaciteit om serieus onderzoek te doen. Laat staan om regels te handhaven. De raffinaderij bij Bizerte is een goed voorbeeld. Iedereen weet dat olieraffinaderijen continu C02 uitstoten, maar over de STIR is in 65 jaar bij mijn weten maar één milieurapportage verschenen, in 2013.”

Milieutechnisch gezien mag de STIR intussen nauwelijks meer een olieraffinaderij heten, vinden experts. Zelfstandig energie-expert Mohamed Ghazi Ben-Jamia gaf leiding aan het Tunesische filiaal van een internationale oliemaatschappij uit Koeweit en was in die functie betrokken bij onderhandelingen met de Tunesische regering over een tweede raffinaderij. „Renovatie van de Tunesische raffinaderij is economisch niet haalbaar, was onze conclusie. Alle apparatuur moet worden vervangen. Het zou slimmer zijn een nieuwe raffinaderij te bouwen. We zaten toen in de race voor een vergunning voor een nieuwe raffinaderij, maar die aanbesteding is vanwege een intern conflict afgeketst.” Tunesië heeft door zijn ligging veel potentie op het gebied van olie, maar heeft tot nu toe alle kansen gemist.”

Houden zo, mailt een woordvoerder van milieuorganisatie Greenpeace aan NRC. „Olieraffinaderijen kunnen een verwoestende uitwerking hebben op de lucht- en waterkwaliteit. Omwonenden lopen daardoor meer risico op ademhalingsziekten, en waterbronnen gaan teloor. Door de wereldwijde verschuiving naar hernieuwbare energie zullen er in 2050 waarschijnlijk minder olieraffinaderijen zijn. Maar veel rijke landen verplaatsen hun raffinaderijen liever naar elders dan te investeren in minder CO2-uitstoot”, aldus de woordvoerder, die Noord-Afrika en West-Azië noemt als regio’s die het meeste last hebben van deze „neokoloniale praktijken”.

Internationale wetgeving

De anonieme energie-expert krijgt in Nederland wel bijval van energiemarktdeskundige Cyril Widdershoven. „Als voor de bouw van nieuwe raffinaderijen gebruik wordt gemaakt van Europese technologie, valt de milieuschade mogelijk erg mee. Internationale oliemaatschappijen, zeker de beursgenoteerde, kunnen het zich niet permitteren er een zooitje van te maken.” Energie-expert Ben-Jamia is daarvan niet overtuigd: „Oliemaatschappijen zullen nooit genoeg investeren om de milieuschade tot een minimum te beperken. Dit vergt strenge internationale wetgeving. Zodat oliemaatschappijen en landen bij overtreding opdraaien voor de kosten van de veroorzaakte schade, met straffen die hoog genoeg zijn om ze ervan te weerhouden opnieuw te vervuilen.”

De naam van de Tunesische olie-expert is bekend bij de redactie.