Olga Feenstra gaf op haar 84ste nog tai-chilessen in Utrecht. Sloeg geen feestje over, en wist zich omringd met friends without én with benefits. „Olga heeft altijd veel pret gehad”, vertelt haar ex-man en beste vriend Paul Groenendaal. „Ik word 103, zo heb ik besteld”, zei Feenstra bijna drie jaar geleden in NRC. „Dus ik hoop nog heel wat jaren vooruit te kunnen.”
De kleine, kleurrijke vrouw met ongelofelijke energie was een voorbeeld voor eenieder die opzag tegen ouder worden. „De agenda van mijn moeder stond altijd voor vier tot zes weken volgepland met soms wel drie dingen op een dag”, vertelt oudste zoon Maarten. „Ze klaagde vaak over die drukte”, vult jongste zoon Peter aan. „Maar stoppen ging niet. Ze was haast dwangmatig actief.” Gaf ze geen les, dan reed ze in haar donkergrijze brommobiel naar openingen in musea en galeries, optredens van vrienden en lezingen van kennissen.
„Olga was heel betrokken bij haar leerlingen. Toen ik in 2000 promoveerde, kwam ze naar Amsterdam om bij mijn promotie te zijn. En toen ik onlangs een boek publiceerde, was ze ook weer van de partij”, zegt theoloog Anne-Claire Mulder. „Olga was altijd in voor een goed gesprek. Ze kon opeens zeggen: ‘Jij vindt toch dat God een vrouw is?’ Ik probeerde haar dan duidelijk te maken dat het niet zo simpel is. Maar Olga bleef erbij: ‘Jij vindt dat God een vrouw is’. Ik vond dat leuk.”

Mantelzorg
Het huis van Olga Feenstra stond open voor mensen die hulp nodig hadden. Sommigen woonden zelfs jarenlang bij haar in. Zoon Maarten: „Op haar 84ste was mijn moeder nog steeds mantelzorger van allerlei hulpbehoevende types die op haar pad waren gekomen.”
Beide zonen omschrijven hun moeder als een sociale vrouw die graag iets voor anderen deed. En misschien liever wel voor anderen zorgde dan voor zichzelf. „Eigenlijk kon ze niet alleen zijn”, zegt Peter. „Ondanks haar drukke sociale leven voelde ze zich eenzaam.”
Niet verwonderlijk dat Feenstra, toen nog samen met haar man Paul Groenendaal, in de jaren tachtig meedeed aan een groot woongroepproject in Nieuwegein. Jarenlang werd er vergaderd, memoreert Maarten. „Zolang ik mij kan herinneren, wilden mijn ouders in een woongroep wonen. Vijf jaar lang hadden we bijeenkomsten met toekomstige bewoners en de architect. We hadden bijvoorbeeld groepsvormingsweekeindjes en allerlei kennismakingsactiviteiten. En daar deden wij als kinderen ook aan mee.” Maar toen het project eindelijk van start ging, was zij in no time vertrokken. Feenstra zag de nieuwe huisgenoten niet zitten, haar man wel. Zij ging alleen wonen en ze scheidden.
Nooit een sleur
„Wij werden als kind overal bij betrokken”, vertelt Peter. „Onze ouders waren een soort van hippies en geloofden in de vrije liefde. Op een gegeven moment zaten we aan tafel met mijn vader en moeder, haar vriend en diens vriendin en de vriendin van mijn vader en haar vriend. We hadden een groepsgesprek over hoe dat in de praktijk allemaal moest. Ik vond dat als kind apart. En had wel door dat het bij ons anders ging dan in andere gezinnen.”
Maarten: „Op mijn zestiende had ik mijn eerste vriendinnetje, en kreeg ook verkering met een ander meisje. Die nam ik mee naar mijn vriendinnetje. Zij sprak vervolgens wekenlang niet meer met mij.” Lachend: „Ik had geen idee waarom.”
„Olga en ik zijn in 1960 getrouwd met de afspraak dat ons liefdesleven nooit een sleur mocht worden en dat we elkaar vrij zouden laten in de liefde”, vertelt Paul Groenendaal. Op zijn zevende ontmoette hij haar. Ze was het nichtje van zijn buurjongetjes in de Amsterdamse Watergraafsmeer. „Vanaf mijn twaalfde zaten wij samen bij de Nederlandse Jeugdbond voor Natuurstudie. En later werden we beiden lid van de Socialistische Jeugd.”
Niet economisch zelfstandig
Olga Feenstra kwam uit een rood, vegetarisch, en geëngageerd nest. Haar vader was voor de oorlog gemeenteambtenaar, maar omdat hij weigerde de Ariërverklaring te ondertekenen, werd hij ontslagen en ging aan de slag als portretfotograaf. Haar moeder was voorzitter van natuurvriendenwerk Nivon.
Olga Feenstra en haar vijf jaar oudere zus kregen van jongs af aan ingepeperd dat zij economisch zelfstandig moesten zijn. Dus beide meisjes gingen studeren. „Al wilde ik helemaal het onderwijs niet in, zoals mijn moeder had bedacht. Ik droomde van een bestaan als rover”, vertelde ze eens in een interview.
Feenstra en Groenendaal waren in de jaren zestig activisten. Zij kalkte ‘Leve de Republiek’ op het Paleis op de Dam bij het huwelijk van Beatrix en Claus. Ze was ook betrokken bij de Maagdenhuisbezetting, Vietnamdemonstraties en manifestaties tegen kernwapens.
Ze besloot dat ook Utrechtse vrouwen moesten emanciperen
„Een heerlijk hectische en anti-autoritaire tijd”, blikt Groenendaal terug. Na haar verhuizing in 1967 naar Utrecht, in haar beleving een doodsaaie stad, besloot ze dat ook Utrechtse vrouwen moesten emanciperen. Als Dolle Mina bezette ze in 1970 universiteit Nyenrode, waar in die tijd vrouwelijke studenten werden geweigerd. Ze deed mee aan acties van Baas in Eigen Buik en eiste openbaar plasrecht voor vrouwen.
„Mijn moeder wilde absoluut geen huisvrouw zijn, en dat was ze ook zeker niet. Maar economisch was ze niet zelfstandig. Mijn vader bracht het geld binnen”, vertelt zoon Peter. „Ze deed de ene na de andere opleiding, en was altijd aan het studeren, maar ik zag dat vooral als hobby. Al heeft ze wel een tijdje als schoonheidsspecialist gewerkt. En verdiende ze de laatste jaren wat extra’s als tai-chidocent. Best dubbel als je Dolle Mina bent geweest.”
„Olga heeft op haar zeventiende, tijdens een fietstocht met mij naar Antwerpen, een nare bronchitis opgelopen. Daardoor heeft ze haar hele leven last gehad van astma. Werken werd problematisch”, zegt Paul Groenendaal. Hoewel ze in 1985 uit elkaar gingen, zijn ze altijd beste vrienden gebleven. Hij waakte dagenlang naast zijn overleden grote liefde, nadat zij in haar brommobiel een verkeerde afslag nam en tegen een Mercedes botste die voor het stoplicht stond om de A12 op te rijden.
