In Nederland hoor je zelden een jonge filmmaker Vondel als inspiratiebron noemen. Maar de Frans-Senegalese regisseur Ramata-Toulaye Sy (37) vermeldt terloops zijn Franse equivalent, de zeventiende-eeuwse toneelschrijver Jean Racine als een belangrijk voorbeeld voor haar debuutfilm. Banel & Adama speelt in een traditioneel dorpje in het noorden van Senegal, maar voelt soms als een klassieke theatertragedie.
Centraal staat het jonge echtpaar Banel en Adama, dat een haast obsessieve liefde voor elkaar voelt. Ze werden man en vrouw nadat Adama’s broer, aan wie Banel was uitgehuwelijkt, overleed. Niet alleen hun liefdeshuwelijk onderscheidt het stel van veel dorpelingen, ook hun weigering tradities te volgen: ze willen niet in het dorp wonen, maar in hutjes in de nabijgelegen duinen, Banel wil geen kinderen én Adama weigert het verzoek dorpshoofd te worden. Als het regenseizoen uitblijft en dieren en dorpelingen door hitte beginnen te sterven, klinkt het verwijt dat het dorp door god wordt gestraft voor het gedrag van het stel.
Tijden het afgelopen filmfestival van Rotterdam, waar Sy’s film werd vertoond, legde de regisseur uit dat ze zich door talloze kunstenaars liet inspireren. Haar ouders komen uit de regio waar haar debuut zich afspeelt, maar zelf groeide ze op in Parijs. Ze was altijd al een literatuurliefhebber en op Franse middelbare scholen maken toneelschrijvers als Racine en Molière nog steeds deel uit van het curriculum. Sy: „Het zijn vooral de vrouwenpersonages die me interesseren in klassiek theater, denk aan Medea, Phèdre of Lady MacBeth. Complexe, sterke, gepassioneerde vrouwen die tegelijkertijd kwetsbaar zijn”. Waar anderen gefascineerd zijn door de kwaadaardigheid van deze personages, ziet Sy vrouwen die proberen te overleven in een wereld die niet voor hen is ingericht.
Die complexiteit wilde ze haar hoofdpersoon Banel ook meegeven. Bewust zorgde ze ervoor dat het niet alleen voor dorpsgenoten, maar ook voor de kijker lastig is om met Banel mee te leven – zo zien we haar al vroeg zonder aanleiding met een katapult een onschuldig vogeltje neerschieten.
Ingewikkelde, onaangepaste witte vrouwen zoals Lady MacBeth zie je volgens Sy geregeld in de kunsten. „Maar zwarte Afrikaanse vrouwen zijn meestal alleen slachtoffers en fragiel. Mensen vinden het blijkbaar prettiger te kijken naar Afrikaanse vrouwen die ‘gered’ moeten worden. Misschien jagen krachtige, zwarte vrouwen nog angst aan? Banel wil in ieder geval door niemand gered worden.” In de Amerikaanse literatuur zie je trouwens wel vaak krachtige zwarte vrouwen, voegt Sy toe. In het werk van auteurs als Toni Morrison en Maya Angelou bijvoorbeeld.
Sprookjesachtig
Haar film was afgelopen jaar het enige debuut in de competitie van Cannes. De film ontleent zijn kracht niet alleen aan de hoofdpersonages, maar ook door de beeldtaal. Banel & Adama zit vol symbolisch kleurgebruik en sprookjesachtige of magisch-realistisch aandoende shots, zoals wanneer het stel de onder duinzand bedolven huisjes uitgraaft waarin ze willen wonen.
Als het over haar beelden gaat, begint Sy ook meteen voorbeelden te noemen, schilders als Edvard Munch en Vincent van Gogh, de Ghanees Amoako Boafo en de Afro-Amerikaanse Kerry James Marshall. Haar doel was om „lyrische en poëtische tableaux” te creëren, vertelt ze.
Een goed voorbeeld is de prachtige scène waarin je Banel en andere dorpsvrouwen zingend en synchroon met eggen het uitgedroogde land bewerken. Het idee ontstond deels toen ze het veld zag waar ze een eerder geschreven scène zouden gaan filmen. Sy: „Vervolgens ben ik twee uur lang bezig geweest in de zinderende hitte om alle vrouwen op de juiste plek voor de camera te plaatsen.”
De opnames van haar film waren sowieso een uitputtingsslag, met niet-professionele acteurs, soms bij vijftig graden Celsius. Sy: „Het hele team werd continu ziek. En daarnaast waren er stormen, waarvan je er eentje ziet aan het einde van de film.” Zelf verloor ze zo’n tien kilo tijdens de opnames.
Weg van de banlieues
Sy wilde per se filmen in de regio waar haar ouders vandaan komen, op zo’n acht uur van Dakar. En ze wilde alleen werken met mensen die de lokale taal spreken. Toen ze jonger was bezocht Sy de streek drie keer. Later, na haar studie aan de bekende Franse filmschool La Fémis, is ze een tijd in Dakar gaan wonen, „om opnieuw verbinding te krijgen met haar Senegalese wortels.” Die was ze in Frankrijk naar eigen zeggen wat verloren.
Filmen in Senegal was ook een manier om ver weg te blijven van de rauwe, naturalistische films over de Franse banlieues van beroemde Franse collega’s als Ladj Ly (Les Misérables). Een richting die ook Sy door haar opleiding werd opgestuurd. „Misschien omdat ik zelf in die banlieues ben opgegroeid en ze dachten dat ik niet in staat was iets anders te maken?”
Zelf wilde ze helemaal geen realistische film maken. Bepaalde elementen in Banel & Adama zijn gestoeld op de realiteit, zoals de belangrijke rol van de lokale gemeenschap en familie in het leven van Senegalezen. Maar bovenal is het een fabel en fictie, stelt Sy. „90 procent van de Senegalezen is bijvoorbeeld moslim. Ik wilde uiteenlopende religieuze referenties in mijn fictieverhaal tonen en voegde dus ook bijbelreferenties toe, en elementen uit Griekse, Britse en Franse tragedies.”
Sy wilde een lyrisch en universeel verhaal vertellen over het vinden en behouden van een eigen identiteit binnen een gemeenschap. Én over de onderdrukking van vrouwen: „Die heb je overal, in Europa, in de Verenigde Staten en in Afrika.” De regisseur hoopt dan ook dat vrouwen wereldwijd zich in Banel en haar opstandigeid herkennen. Sy: ‘Afrikaanse kijkers identificeren zich met Europese personages, dus waarom zouden Europeanen zich niet kunnen identificeren met een Afrikaans personage?’