Desi Bouterse, de Surinaamse ex-president en voormalig legerleider, is overleden aan leverfalen, als gevolg van „chronisch alcoholgebruik”. Dat is de conclusie van het obductierapport over de doodsoorzaak van Bouterse dat zaterdagavond verscheen. Het bericht over zijn dood kwam op 25 december naar buiten, maar volgens het rapport is Bouterse hoogstwaarschijnlijk op 23 of 24 december overleden. Het lichaam van Bouterse wordt overgedragen aan zijn familie, aldus het rapport, maar het politieonderzoek is nog niet afgerond.
Het stoffelijk overschot van Bouterse werd op Eerste Kerstdag gevonden in zijn huis in Paramaribo. Het is voor de politie nog een raadsel hoe het lichaam daar terechtgekomen is, want Bouterse zou niet in Paramaribo zijn overleden. De ex-president was voortvluchtig sinds hij vorig jaar werd veroordeeld tot twintig jaar celstraf vanwege zijn rol in de Decembermoorden van 1982. Tot een paar dagen voor zijn dood deed de politie nog op meerdere plekken invallen.
Nadat het lichaam werd gevonden, nam het OM het in beslag. Een strafrechtelijk onderzoek naar de doodsoorzaak volgde, waarin verschillende mensen werden gehoord. In Suriname en daarbuiten gonsde het sinds 25 december van de speculaties en zelf complottheorieën over de dood van Bouterse.
‘Ik heb kracht, ik kan nog door. Ik heb kracht, ik kan nog door.” Tijdens haar laatste rondjes op de 5.000 meter herhaalt Joy Beune (25) het zinnetje als een mantra in haar hoofd, terwijl op het rondebord haar voorsprong op Merel Conijn slinkt. Op de streep houdt ze in het klassement nog 0,7 seconden over op de verrassing van het toernooi. Na het wereldkampioenschap van vorig jaar wint Beune nu haar eerste nationale allroundtitel.
Conijn (23) zit ondertussen met een brede lach op haar gezicht op het middenterrein van Thialf. Coach Jillert Anema slaat haar liefkozend op de benen waarmee ze zondag in de voorlaatste rit op de 5.000 meter in 6.48,96 haar derde persoonlijk record van het weekend heeft gereden. Dat Beune haar voorblijft, is ingecalculeerd. „Al had ik toen ik over de finish kwam wel even het idee: het zou zomaar echt kunnen”, zegt Conijn even later.
Voor het toernooi was de verwachting dat titelverdediger Antoinette Rijpma-De Jong en Beune zouden uitmaken wie Nederlands kampioen zou worden, maar op dag één meldde Conijn zich verrassend in de strijd. Waar de concurrentie sprak van zware omstandigheden, leek zij daar geen enkele moeite mee te hebben. Op de 3.000 meter dook ze zaterdag als enige onder de 4 minuten, waarmee ze zich stevig vestigde op de derde plaats in het klassement.
De 1.500 meter werd zondag gewonnen door Beune, die op de slotafstand 7,5 seconden moest verdedigen. Haar 5.000 meter pakte ze klinisch aan, rijdend met het schema van Conijn uit de rit ervoor in haar achterhoofd. Toch durfde ze pas te juichen nadat ze op het rondebord een ‘1’ achter haar naam zag staan. „Ik ben blij dat ik deze titel heb. Het geeft een boost, ik heb het gevoel alsof ik de wereld aan kan”, zei Beune, die eerder deze maand al de aandacht op zich vestigde met een shoot in de Playboy. Nu mag ze over twee weken op voor haar eerste Europese titel.
Botontkalking
Voor Conijn bevestigen haar prestaties opnieuw dat ze terug is aan de Nederlandse top. Drie jaar geleden verraste ze door als grote belofte Nederlands kampioen te worden, maar vervolgens kwam haar ontwikkeling stil te staan. Ze tekende bij de ploeg van Jac Orie en begon aan een nieuw lactosevrij dieet, waarmee ze achteraf gezien te weinig calcium binnenkreeg. Door de botontkalking die vervolgens ontstond mocht ze maandenlang niet schaatsen. „Als het zo lang duurt, begin je wel te twijfelen of je nog terug kan komen op je oude niveau.”
Deze zomer sloot Conijn aan bij Team Zaanlander. „Ik schrok wel even van mijn achterstand. Ik had bijvoorbeeld een jaar amper gefietst. Na tien minuten zei ik tegen mijn ploeggenoten: ‘Joe, ik zie jullie wel bovenop de berg’.” Ook aan het vele skeeleren bij haar nieuwe ploeg moest ze wennen: „Ik lag er na tien minuten af”.
Haar trainer Arjan Samplonius ziet een sterke groei bij Conijn: „We zijn bij de ploeg niet bang een hoop arbeid te verzetten. Het voordeel met Merel is dat zij dat ook leuk vindt, je ziet dat ze daar hartstikke goed op gaat. Als je de trainingen ziet, is het einde van haar ontwikkeling nog niet in zicht”.
Al voor het seizoen merkte Conijn dat ze steeds fitter werd. Na een tweede plek op de 3.000 meter op het wereldbekerkwalificatietoernooi van begin november kon het laatste beetje twijfel overboord. In Thialf kreeg ze dit weekend van Samplonius te horen dat goud erin had gezeten. Vooral over haar rondje in de 33 seconden op de 5.000 meter was onvrede binnen de Zaanlander-staf, omdat ze aan het eind van de race nog flink kon aanzetten. „Het had zeker beter gekund”, beaamde ze. Of ze zichzelf als titelkandidaat ziet voor het EK? „Dan moet ik vooral een hardere 500 meter rijden, dat zou de rest van het toernooi een stuk meer ontspannen maken.”
Bij de mannen was de ontknoping van het allroundtoernooi al net zo spannend als bij de vrouwen. Chris Huizinga leek na dag één op weg naar titelprolongatie, maar na een verprutste 1.500 meter bleek zijn achterstand op Beau Snellink op de 10.000 meter te groot.
Vorm zoek bij Roest
De teleurstellende Patrick Roest was op dat moment al uit het toernooi gestapt. „Het lichaam is op”, zei hij met de nodige frustratie na de 1.500 meter. Door een ontstoken verstandskies liep hij in het voorseizoen een trainingsachterstand op, de vorm is sindsdien ver weg. „Ik ga me nu richten op het NK Afstanden. World Cups? Daar heb ik nu niets te zoeken”.
Lees ook
Na gekwakkel zijn Patrick Roest en Femke Kok weer terug op NK Schaatsen
Femke Kok, ploeggenoot van Roest bij Reggeborgh, besloot de tweede dag van het sprinttoernooi helemaal aan zich voorbij te laten gaan. Ze had op dag één weliswaar de snelste seizoenstijd op de 500 meter gereden (37.39) en stond tweede in het klassement, maar moet na een virusinfectie voorzichtig omgaan met haar lichaam. Trainer Gerard van Velde pleitte voor de camera van de NOS wel voor een aanwijsplaats voor het EK van medio januari. „We hebben duidelijk kunnen zien hoe goed ze was en is”.
Zonder Kok verdedigde Jutta Leerdam eenvoudig haar voorsprong in het klassement. Ze won zondag zowel de 500 als de 1.000 meter. Suzanne Schulting, die dit shorttrackseizoen aan zich voorbij laat gaan na haar enkelbreuk van afgelopen maart, werd tweede. Bij de mannen was Jenning de Boo (20) oppermachtig.
Zeker drie mensen, die op een klein vaartuig van Frankrijk naar het Verenigd Koninkrijk wilden varen, zijn zondag overleden voor de kust van het Noord-Franse plaatsje Sangatte, vlakbij Calais. Dat melden internationale media.
Zondagochtend rond zes uur raakten verschillende mensen te water, nadat ze geprobeerd hadden om aan boord te komen van een overvolle smokkelaarsboot. De Franse autoriteiten zetten vervolgens een grootschalige reddingsactie op, schrijft persbureau AFP.
De autoriteiten konden 48 mensen uit het water redden; vier van hen werden met spoed in het ziekenhuis opgenomen. Degenen die geen ziekenhuiszorg nodig hadden, werden volgens persbureau AP in een nabijgelegen watersportcentrum ondergebracht.
Record
Het afgelopen jaar slaagden ruim 36.000 mensen erin om met kleine vaartuigen vanuit Frankrijk het Verenigd Koninkrijk te bereiken. Omdat deze zogeheten smokkelaarsboten vaak overvol en van slechte kwaliteit zijn, kwamen er in 2024 al 76 migranten om in het Kanaal. Volgens de Britse krant The Guardian is dat een record.
Ook in andere delen van Europa kwamen dit jaar veel migranten om bij dergelijke boottochten. Donderdag maakte de Spaanse ngo Caminando Fronteras bekend dat er afgelopen jaar meer dan 10.000 doden vielen bij pogingen om vanuit West-Afrika Spanje te bereiken.
Lees ook
Waarom twee twintigers uit Sierra Leone in een rubberboot het Kanaal overstaken
Met een oliebol in de hand schuifel je door de waterkoude, kerstverlichte straten van Utrecht. Op weg naar weer een volgende kerk waar, alsof het niks is, een paar musici van wereldklasse zomaar steengoede kamermuziek spelen. In een bomvolle Geertekerk, onder écht kaarslicht, zit de koningin te rijk, omringd door muzikale vrienden, violist Janine Jansen, oprichter en artistiek leider van het Internationaal Kamermuziek Festival Utrecht.
Of ze zelf wel mee kon spelen op haar eigen festival bleef nog tot het laatst onzeker. Een ongelukkige uitglijder bezorgde haar vorige maand een polsblessure. Ze moest er verschillende recitals in binnen- en buitenland voor afzeggen, tot aan de New Yorkse Carnegie Hall aan toe.
Maar in Utrecht is er goed nieuws: ze spéélt! Niet alle geplande stukken, om overbelasting te voorkomen. Een aantal onderdelen is verschoven en in sommige concerten wordt Jansen (gedeeltelijk) vervangen.
Vervangen klinkt bijna oneerbiedig, alsof je er tweederangsmusici voor terugkrijgt. Dat is hier niet het geval: Janine Jansen nodigt sinds 2003 goede vrienden uit op haar kamermuziekfestival. Stuk voor stuk grote musici met een internationale carrière. Wíé er spelen is vaak meer leidend dan wát er precies gespeeld wordt. Een rode draad qua muziekprogrammering heeft Jansen in al die jaren nooit gehad, vertelde ze vorig jaar in NRC.
Lees ook
Janine Jansen is terug bij ‘haar’ Kamermuziekfestival Utrecht
Volmaakte harmonie
Als er dit jaar misschien toch een voorzichtig lichtrood kleurend draadje door het programmaweefsel loopt, dan is het de muziek van Johannes Brahms. Hij is met vier belangrijke stukken goed vertegenwoordigd. Met het Eerste pianotrio trapt Jansen vrijdagavond het openingsconcert af, naast Pablo Ferrández op cello en met Denis Kozhukhin achter de vleugel. Opvallend is de volmaakte harmonie tussen het drietal – hoe lieflijk ze melodieën van elkaar overpakken en weer doorgeven. Niemand eist ten koste van de anderen de spotlights op, het fijngevoelige pianospel van Kozhukhin fungeert als cement tussen de twee strijkers. In het zeer langzaam gespeelde Adagio geven ze de uitverkochte Grote Zaal van TivoliVredenburg heel eventjes de intimiteit van een huiskamer. Niemand durft de zachte muziek met gehoest te verstoren.
Na de pauze zit Jansen als luisteraar in de zaal; violist Stephen Waarts springt voor haar in. Je kunt je alleen maar inbeelden hoe Jansens handen moeten jeuken om zelf mee te kunnen spelen in het Pianokwintet van Sergej Tanejev – een uitdagend en fascinerend werk.
De relatief onbekende Tanejev (1856-1915) kreeg nog les van Tsjaikovski en was zelf leraar van onder meer Skrjabin en Rachmaninoff. Maar zijn muziek omschrijven als een bruggetje tussen die stijlen doet hem tekort: Tanejev had een heel eigen stem. Die kun je bepaald stormachtig noemen, maar meer als een storm die woedt in je eigen hoofd dan eentje die guur om het huis slaat. Ruminerend gedram rond steeds één noot of akkoord, plotselinge gedachtepauzes, soms een mistflard als een zoete inval. Een dramatisch unisono in het derde deel gaat naadloos over in een wonderlijk vredige, haast Pachelbel-achtige passacaglia. De overdadige ‘Finale’ krijgt het publiek uitzinnig.
Appeltaartconcerten
Behalve de ‘grote namen’ zijn er op het IKFU bijvoorbeeld appeltaartconcerten in buurthuizen en woonzorgcentra, en recitals met jong talent. Ook het financieel geplaagde ensemble Camerata Trajectina treedt op. Onder de noemer ‘De klank van de stad’ brengen ze zaterdagmiddag muziek uit het Utrecht van Jacob van Eyck, ‘de bekendste Utrechtse componist ter wereld’.
Van Eyck toog in de zeventiende eeuw met zijn blokfluit naar het Utrechtse Janskerkhof, toen nog meer een park dan een plein, om er lustig te variëren op populaire deuntjes. Sopraan Klaartje van Veldhoven en tenor Max Bruins zingen liederen uit die tijd: over een hitsige Apollo die Daphne achternazit, of een couplet over ‘moy Aeltjen’, die na een nacht met Floris in de stal een gezwel krijgt dat ‘haer neghen maenden sweeren sal’. Een sympathiek concert, dat niettemin een beetje stijfjes blijft doordat de uitvoering moeilijk los wil komen van de bladmuziek.
De steevast uitverkochte Kerkenmarathon, beloond met oliebollen en glühwein, biedt mooie concerten op drie sfeervolle locaties. In de Nicolaïkerk betovert het Nationaal Vrouwen Jeugdkoor als ze, verspreid opgesteld door het publiek, de kersthymne In dulci jubilo laten galmen. Het Leeuwenbergh Gasthuis wordt opgetild door een ijzersterke vertolking van Brahms’ Eerste pianokwartet – met onder anderen toppianist Alexandre Kantorow.
Apocalyptische wanorde
Eindbestemming van de marathon is de Geertekerk. Daar klinkt het Quatuor pour la fin du temps – een kwartet voor het einde der tijden. Olivier Messiaen schreef het werk als krijgsgevangene in een Duits kamp, voor hemzelf en drie andere opgesloten musici. Dat verklaart de ongewone bezetting: piano, viool, cello en klarinet. Muziek die balanceert tussen apocalyptische wanorde en vrome meditatie.
De lange klarinetsolo, Abîme des oiseaux, schildert een eenzame vogel in een desolaat landschap, zijn bonte verendek bedekt onder een asgrauwe laag fijnstof. Het lijkt wel alsof klarinettist Martin Fröst zijn kwinkelerende klarinetschreeuwtjes uit een andere dimensie tevoorschijn tovert. Ze beginnen steeds zo onwaarschijnlijk zacht dat je de trillingen eerder vóélt dan dat je ze hoort.
In de Vocalise schaatsen Janine Jansen en Pablo Ferrández over het dunne ijs van Denis Kozhukhins vluchtige pianoakkoorden. Met de dansende vlammetjes erbij van écht kaarslicht in de kroonluchters boven je is een indrukwekkender uitvoering moeilijk denkbaar. Van Jansens blessure is trouwens niks te horen: haar toon bezit die karakteristieke, onverminderd mooie klankrijkdom, vooral in haar lange slotsolo. Ook hier weer een publiek dat daar ademloos naar luistert.
Het wonder van Messiaen is hoe je zulke muziek kunt componeren terwijl je de dood in de ogen staart. Voorvoelde hij dat hij een paar maanden na de première van zijn Quatuor zou vrijkomen uit het kamp en nog vijftig jaar zou leven? Gevoelens van totale absurditeit en uitzichtloosheid gaan in deze muziek vergezeld van een haast banale nuchterheid. Of, in de woorden van een festivalvrijwilliger op het IKFU: muziek voor het einde der tijden, en morgen is weer een dag.