Nu de Europese begrotingsplannen gepresenteerd zijn, slijpen lidstaten de messen

De strijd kan beginnen. Twee jaar lang zal er, soms tot diep in de nacht, keihard onderhandeld worden over de verbouwing van de Europese begroting. En al op de dag van het openingsbod van de Europese Commissie in die discussie was het raak. Voorzitter Ursula von der Leyen moest haar presentatie urenlang uitstellen en direct brak er onenigheid uit over de gemaakte rekensommen.

Dit gesteggel hoort erbij. Er staat veel op het spel als het over de EU-begroting gaat. Landen, boeren, bedrijven en andere belangengroepen, politieke partijen uit het Europees Parlement: niemand wil erop achteruitgaan. Uiteindelijk zullen zowel alle landen als het parlement zich moeten scharen achter de plannen. Elk land kan een veto uitspreken.

Dit keer is de spanning aanmerkelijk groter, want ook de dadendrang in Brussel is nu extra groot. De afgelopen jaren kreeg de Europese Commissie er onder Von der Leyens voorzitterschap door een scala aan crises allerlei taken bij. Dat wil ze nu ook vastleggen in de begroting. Die moet, zo zei ze woensdag zelf, „groter, slimmer en scherper” worden.

Duizelingwekkend

Op dat eerste valt niets af te dingen. Omdat de meerjarenbegroting van de EU steeds voor zeven jaar wordt afgesloten – in dit geval de jaren 2028-2034 – zijn de bedragen waarover wordt onderhandeld altijd duizelingwekkend. Zo ook nu: Von der Leyen mikt op een begroting van 2 biljoen euro, oftewel 2.000 miljard euro, verspreid over die zeven jaar.

De echte verbouwing zit niet in de omvang van de begroting

Per jaar komt dat neer op een EU-begroting van circa 285 miljard euro. (Ter vergelijking: de Nederlandse begroting komt dit jaar uit op bijna 490 miljard euro.) Dat is een groter bedrag dan ooit, ook afgezet tegen de economie. Kwam de vorige begroting uit op 1,10 procent van het bruto nationaal inkomen van de EU, het Commissieplan landt op 1,26 procent.

Maar de echte verbouwing zit niet in de omvang van de begroting. Die stijgt in feite voornamelijk door de kater van het coronaherstelfonds, dat in 2020 aan de vorige begroting werd vastgeniet. Dat fonds, met een uiteindelijke omvang van 650 miljard euro, werd bekostigd met geleend geld dat de komende decennia, inclusief rente, zal moeten worden terugbetaald.


Lees ook

Heeft het coronaherstelfonds ­Europa echt geholpen?

Een bouwput in Porto, Portugal. Er wordt aan een metrolijn gewerkt die grotendeels wordt gefinancierd met geld uit het coronaherstelfonds.

Dit coronaherstelfonds keert niet alleen als kostenpost terug in de begroting. Het fonds, waarbij landen subsidies en leningen konden krijgen als ze daarvoor economische en politieke hervormingen doorvoerden, is ook een inspiratiebron geweest. Voortaan moeten de 27 landen nationale plannen indienen, zo wil de Commissie, waarin ze hun plannen opsommen. In ruil voor geld zullen ze duidelijk moeten maken hoe ze hun economie toekomstbestendig maken en moeten ze de rechtsstaat respecteren.

Nu al tekent het verzet tegen deze plannen zich af. De afgelopen jaren ging het merendeel van het EU-geld naar armere regio’s en naar subsidies voor boeren. Dat is inefficiënt en ouderwets, zegt de Commissie, die daarom kiest voor de nieuwe aanpak. Landen die veel profiteerden van deze regiofondsen en landbouwsubsidies, zoals Polen en Frankrijk, slijpen al de messen.

Ook de andere pijlers van de nieuwe begroting laten zien hoe de prioriteiten van de EU verschuiven. Het geld voor onderzoek verdriedubbelt. Er gaat vijf keer zo veel geld naar defensie – al was dat bedrag minimaal en zullen de grootste defensieopgaven door de EU-landen buiten de begroting worden geregeld.

Het bedrag voor migratiebewaking, een ander nieuw speerpunt, wordt eveneens verdrievoudigd. Bovendien wil de Commissie strengere voorwaarden gaan stellen aan landen die in aanmerking komen voor ontwikkelingshulp, zoals het terugdringen van migratie naar de EU.

Europese belastingen

Samen zetten deze plannen druk op de begroting, die voor het merendeel wordt betaald uit de nationale begrotingen. Om te voorkomen dat de landen meer gaan bijdragen aan de EU-pot wil de Commissie daarom eigen belastingen gaan heffen. Daarbij denkt de Commissie concreet aan een Europese accijns op tabak, een heffing op elektronisch afval en een belasting voor bedrijven die in de EU actief zijn en een omzet van meer dan 100 miljoen euro draaien.

Dit zijn niet de eerste Europese belastingen. De EU verdient nu al flink aan een heffing op plastic en aan douanerechten. Daarnaast is al eerder afgesproken dat de schatkist in Brussel de komende jaren gaat profiteren van de handel in emissierechten en de klimaatheffing voor vervuilende bedrijven van buiten de EU. Opgeteld kunnen alle nieuwe inkomstenbronnen volgens de Commissie bijna 60 miljard euro per jaar opleveren – ongeveer evenveel als nodig is om de gestegen kosten van de nieuwe begroting te dekken.

Zo beweegt de EU, als het aan Von der Leyen en haar Commissie ligt, stilaan toe naar een begroting met meer eigen inkomsten. Daarmee doet de Commissie een poging de eeuwige discussie over de bijdrage uit de nationale begrotingen, en de bijbehorende strijd tussen netto-betalers (waaronder Nederland) en netto-ontvangers, onschadelijk te maken. Bovendien zien ook de landen die zich doorgaans uitspraken voor een grotere begroting, met name in Zuid-Europa, op dit moment niet veel ruimte om hun uitgaven aan de EU op te schroeven.

Ook deze inkomsten zullen voer voor discussie worden. Nederland heeft zich in het verleden vaker verzet tegen het heffen van nieuwe belastingen op Europees niveau, en woensdag reageerde demissionair minister van Financiën Eelco Heinen (VVD) cynisch op de plannen. „Europa is belangrijk voor onze welvaart, maar de voorgestelde begroting is echt te hoog.”

Traditioneel halen veel van de meest verregaande plannen in de strijd tussen de landen, de Commissie en het Europees Parlement de eindstreep niet. Von der Leyen zal de gevolgen hoe dan ook maar beperkt meemaken: haar termijn als voorzitter loopt in 2029 af.