N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Vorige week kwam het kabinet in een Kamerbrief met voorstellen om de vermogensrendementsheffing te hervormen. Nadat de Hoge Raad eind 2021 oordeelde dat de heffing in box 3 in strijd is met het eigendomsrecht en het discriminatieverbod, stond de legitimiteit van die heffing op het spel. Het is uiteindelijk de bedoeling om in de toekomst niet meer met veronderstelde rendementen maar met werkelijke rendementen te rekenen.
De verwachtingen die het kabinet van een nieuw stelsel heeft zijn echter onverenigbaar. Het wil een grotere opbrengst, goedkoper wonen én een eerlijker stelsel. De Belastingdienst zegt een nieuwe regeling bovendien nu niet te kunnen uitvoeren. De pauzeknop is nu de enige uitweg.
Groot probleem bij deze discussie is de breed levende overtuiging dat Nederland een vermogensverdeling heeft die net zo ongelijk is als die in de Verenigde Staten. Maar vermogen is overal ter wereld zeer ongelijk verdeeld. Veruit het grootste deel van de bevolking heeft eigenlijk alleen een eigen huis (vaak belast met hypotheekschuld) of heeft slechts schulden, terwijl de rijkste één procent het leeuwendeel van de eigen bedrijven en de aandelen bezit. Nederland is daarop geen uitzondering.
In vergelijking tot andere landen is de ongelijkheid in Nederland echter niet groot, maar juist klein. Volgens de data van de Franse econoom Thomas Piketty zit Nederland met België aan de onderkant van de ranglijst: de rijkste procent bezit ruwweg 15 procent van het vermogen. In Duitsland, Frankrijk, Italië, Denemarken, Finland, Zweden, en het Verenigd Koninkrijk ligt dat gemiddeld rond de 22 procent. In Zwitserland, Israël en de VS is dat zelfs 30 procent.
Waarom wijkt ons zelfbeeld zo af van de werkelijkheid? Dat ligt aan cijfers van de OESO. Die geven om twee redenen een verkeerd beeld. Ten eerste blijven pensioenbesparingen daarin voor Nederland buiten beschouwing, omdat die in handen zijn van pensioenfondsen. In andere landen is dat niet zo en tellen ze dus wel mee. Pensioenbesparingen zijn veel gelijker verdeeld dan aandelen en bedrijfsvermogen. Door pensioenen niet mee te tellen, wordt de vermogensongelijkheid dus kunstmatig verhoogd. Piketty neemt het pensioenvermogen wel gewoon mee.
De tweede reden is dat de OESO-cijfers betrekking hebben op 2014, middenin de huizenprijscrisis: sinds 2008 waren de prijzen met 15 procent gedaald, terwijl de corresponderende hypotheekschuld was blijven staan. Het vermogen van de middengroepen was daardoor tijdelijk gedecimeerd. De stijging van de huizenprijzen in latere jaren heeft dit opgelost, waardoor de vermogensongelijkheid weer terug is op het normale niveau.
Schandelijke ongelijkheid
Sijbren Cnossen en Bas Jacobs hebben voorstellen gedaan voor een vermogensheffing die tientallen miljarden meer opbrengt dan het huidige stelsel. Dat verschil ontstaat echter bijna helemaal door eigen woningen te gaan belasten zoals al het andere vermogen. Nu worden woningen bijna niet belast. Dit is niet het gevolg van de veel besproken hypotheekrenteaftrek, maar van het lage eigenwoningforfait.
Voor het voorstel van Cnossen en Jacobs is best iets voor te zeggen, maar het maatschappelijke draagvlak voor hun positie is nul. De maatschappij vindt wonen juist te duur. Door woningen te gaan belasten wordt dat nog duurder. Ook GroenLinks en PvdA zullen dat niet aan hun kiezers willen uitleggen. Staatssecretaris Marnix van Rij (Fiscaliteit en Belastingdienst, CDA) heeft dit daarom onmiddellijk uitgesloten. GroenLinks en PvdA hebben daar niet tegen geprotesteerd.
Lees ook dit Twistgesprek: Verschuif lasten van arbeid naar kapitaal
Dit leidt echter tot een schandelijke maatschappelijk ongelijkheid: het vermogen in eigen woningen blijft nagenoeg onbelast, dat in huurwoningen niet. Die ongelijke behandeling is de afgelopen tien jaar dramatisch toegenomen door een halvering van het eigenwoningforfait, een verhoging van de leegwaarderatio en dus door de politieke reactie op de uitspraak van de Hoge Raad.
In 2014 was de belastingdruk op huurwoningen drie maal zo hoog als op eigen woningen, nu is dat dertien maal (!). Een huurder is daardoor nu 45 procent meer kwijt dan een eigenaar-bewoner. Linksom of rechtsom komt die belastingdruk uiteindelijk bij de huurder terecht. Wie zich met een jubelton van zijn ouders een eigen woning kan permitteren woont belastingvrij. Zonder rijke ouders betaal je jezelf blauw. De belastingdruk op huurwoningen moet dus omlaag. Dat leidt tot minder, niet tot meer belastingopbrengst.
Onuitvoerbaar
De oude vermogensrendementsheffing was gebaseerd op fictief in plaats van feitelijk rendement. Het feitelijke rendement kon lager liggen dan de belasting over het fictieve rendement. Sterker nog: door de wereldwijde rentedaling gold dit voor iedereen die zijn geld niet in aandelen, maar in banktegoeden had belegd. Er is veel te zeggen voor een heffing over een feitelijk in plaats van fictief rendement. Maar de overgang daarnaar is een uitvoeringstechnische nachtmerrie. Staatssecretaris van Rij heeft die heffing daarom (voorlopig?) onuitvoerbaar verklaard.
Door de huidige heffing onrechtmatig te verklaren liep de Hoge Raad als een olifant door de porseleinkast. Het kabinet was gedwongen een noodverband aan te leggen, door ‘beleggingen’ zwaarder te belasten dan ‘banktegoeden’. Dit onderscheid is echter flinterdun. Niemand weet bovendien hoe de rendementsheffing over 2022 eruit zal zien, toen de aandelenkoersen met 14 procent zijn gedaald. Aandeelhouders zouden massaal geld van de belastingdienst terug moeten krijgen. Impliciet is de oude renteaftrek opnieuw ingevoerd, waarbij risicodragende beleggingen wel en risicovrije beleggingen niet worden belast.
Overeenstemming over een nieuw stelsel is niet in zicht. Toch zal de komende jaren belasting over vermogen moeten worden geheven. Er lijkt maar één oplossing: bewijs lippendienst aan de Hoge Raad en noem de oude vermogensrendementsheffing voorlopig een vermogensbelasting (wat het feitelijk was), en ga voorlopig door met het oude stelsel.