Nolly Silverenberg vindt het „niet kunnen”. De thuiszorgwerker (61) staat in de tuin van haar huis in Elsendorp, een dorpje in Oost-Brabant, en kijkt uit op de oude pastorie van de katholieke kerk. De kerk gaat sluiten. Te weinig animo, de pastorie wordt verkocht. Voorlopig wonen er Oekraïners. En dat wringt.
’s Winters, zegt Silverenberg, lopen ze binnen „in hun onderbroek” omdat ze de verwarming zo hoog zetten, „terwijl er veel oudjes in Nederland in de kou zitten”. En ze wonen er gratis, ze kunnen sparen terwijl veel Nederlanders het moeilijk hebben. Ze gooit wat bladeren in een gemeentelijke bladkorf en zegt: „Ik vind het heel erg dat sommige mensen in Nederland in de kou zitten en geen stukje vlees kunnen betalen, of wat ze ook maar willen eten. We moeten met z’n allen, ook rijke mensen, zorgen dat iedereen genoeg heeft om van te leven.”
Tamara Nieuwersteeg (45) is zo’n Nederlander die niet genoeg heeft. Ze leeft van een uitkering, ze zorgt voor haar baby. In Oost-Souburg, ooit een zelfstandig dorp maar nu een wijk in Vlissingen, begint ze over vroeger, de tijd van de gulden. „Toen had je geld in handen. Toen kon je met je kinderen een dagje naar een pretpark. Je spaarde er maanden voor, maar het kón wel. En je kon een extra boterham met kaas eten. Dat kan allemaal niet meer. Weet je wel hoe duur kaas is geworden?” Nederlandse mensen, legt ze rustig uit, „moeten weer gaan tellen, níet het buitenland.” Nieuwersteeg gaat PVV stemmen, zoals altijd. „Wilders is de enige die écht voor Nederland staat”.
In Schellerlanden, een doorsnee wijk in Zwolle met geschakelde huizen van licht baksteen, vertelt Piet Ras (68) dat hij als arbeider altijd PvdA stemde, en ook wel eens SP. Dit keer twijfelt hij nog tussen Pieter Omtzigt en de PVV. Hij is het met Wilders eens: „denk eens aan je eigen mensen. We geven bakken met geld weg aan bijvoorbeeld Oekraïne. Dat begrijp ik, maar wij hebben hier óók genoeg problemen. Waarom moeten wij als klein landje altijd met onze neus vooraan staan?”.
Een maand voor de Tweede Kamerverkiezingen trok NRC met 25 verslaggevers het land in, door 24 dorpen en buurten, van Lioessens in Noardeast-Fryslân tot Nulland in Kerkrade, en van ’t Rak-Zuid in Alkmaar tot Ouwerkerk in Schouwen-Duiveland. Aan de eettafel, in de deuropening van hun huis, in buurthuizen en op straat werd aan 336 kiezers gevraagd: waar hoopt u op bij de aanstaande Tweede Kamerverkiezingen? Welke onderwerpen houden u bezig? En op wie gaat u stemmen?
We spraken tieners die voor het eerst mogen stemmen en ouderen die Drees nog meemaakten. Mensen voor wie hun partijvoorkeur stabiel is en een logische uiting van hun maatschappelijke positie, ze zijn een „gewone man” en dus „rood”, of ondernemer en dus VVD’er, en mensen die elke verkiezing weer twijfelen: welke partij dít keer? Mensen die aan het werk waren, thuis achter de computer of buiten met hun handen, gepensioneerden, mensen die wel willen werken maar niet kunnen, en mensen die wel kunnen werken maar niet willen. We zagen welvaart in strak aangelegde voortuinen en armoede achter voordeuren, hoorden van mensen voor wie inflatie hoogstens een ongemakje is en van mensen die er minder door eten. Samen vormen zij misschien geen totale representatie van het Nederlandse electoraat, maar ze zijn wel een afspiegeling. Met daarbij de kanttekening dat het lastig bleek om jongeren en mensen met een migratieachtergrond te spreken te krijgen. Zoals in Gouda, waar een vader de deur dichtslaat, als hij hoort dat zijn zoon met de krant praat.
Uit die honderden gesprekken rijst een beeld van een land dat naar binnen keert. De oorlog in Oekraïne, vorig jaar nog een grote zorg bij veel burgers, lijkt naar de achtergrond verdwenen en de oorlog in Israël en Gaza is niet naar de voorgrond gedrongen. Oorlogen, klimaatrampen en vluchtelingen: veel mensen kijken ernaar en zeggen: heel erg, maar niet óns probleem.
Hier, zeggen ze, hebben we onze eigen problemen: woningnood, te dure boodschappen, te veel migranten, te rigoureuze verduurzamingsmaatregelen, een overheid die burgers wantrouwt – en de tekorten in de zorg, die net als in vorige buurtonderzoeken vaak worden genoemd. Dáár moet de politiek iets aan gaan doen. Al hebben weinigen ook het vertrouwen dat de politiek dat kan.
Ook dat valt op: in de eerste verkiezing na dertien jaar premierschap van Mark Rutte ligt alles open en zien kiezers dat er ruimte is voor iets nieuws, iets anders. Maar velen twijfelen welke politicus überhaupt echt iets kan veranderen. Meer dan een derde van de mensen die we spraken weet niet nog op ze gaan stemmen. En tegelijkertijd tekent zich een mogelijke politieke aardverschuiving af – de zoveelste.
Eigen behoeften eerst
Ze zijn er wel, de mensen die meewegen wat er over de grens gebeurt. In de Meerwijk, in het Noord-Hollandse Uithoorn, zegt de 32-jarige Farida bijvoorbeeld: „Mijn voorkeur gaat uit naar Denk deze keer. Dat komt ook door Gaza. Ik snap niet dat mensen nu een Israëlische vlag ophangen. Hang dan allebei op. Of doe niets. Ik denk steeds: ik had daar ook kunnen zitten.”
Een enkeling, zoals Vanessa Rijks (50) in het Eindhovense Schouwbroek, vindt dat migratie naar Nederland makkelijker moet worden: „Die mensen komen hier niet zomaar, hè. Als die gewoon thuis hadden kunnen blijven, was het grootste gedeelte gewoon thuisgebleven. Die mensen hebben gewoon hulp nodig.”
Maar veel vaker hoorden we, van mensen die op linkse partijen stemmen en op rechtse, in welvarende wijken en in arme buurten, een echo van wat Roel van Slooten (55), autoverkoper te Urk, zegt: „Kijk eens naar wat Nederlanders nodig hebben.”
Dat is ook te horen in gesprekken over klimaatverandering. Links georiënteerde kiezers willen weliswaar tempo maken met de energietransitie, zoals Nina Zwart (25, Bovenbuurt in Wageningen) die zich afvraagt: „Moet ik tactisch wat extremer stemmen, zoals Partij voor de Dieren?” Daartegenover staan nogal wat kiezers die juist strategisch willen stemmen tegen klimaatmaatregelen, bijvoorbeeld op Geert Wilders.
Dat geldt bijvoorbeeld voor Peter van Dijk (38, ’t Rak-Zuid in Alkmaar), eigenaar van een bedrijf in bloemenexport. „De overheid gooit geld over de balk voor klimaatbeleid. Het is echt niet zo dat in 2030 de wereld ophoudt te bestaan. Maar we moeten allemaal gedwongen elektrisch gaan rijden. Ze laten je er iedere keer in trappen. Met zonnepanelen had je die salderingsregeling; met de warmtepomp ging het precies hetzelfde. Je wordt erin gelokt met gunstige regelingen, en vervolgens worden die afgeschaft.” Hij heeft het financieel zwaar voor zijn kiezen gekregen, zegt hij – eerst door de pandemie, daarna door de inflatie.
Meer mensen hebben het zwaar. Bijvoorbeeld in Margrietpark in Midden-Groningen. „Wij moeten hard werken voor een paar kutcenten om het hoofd boven water te houden”, vertelt Henriëtte Brader-Schuiling (44), interieurverzorgster. „Wij hebben twee inkomens, maar het leven is duur. Ik betaal nu 100 euro in de maand meer voor energie. Ik wil niet maar vijf minuten douchen. Zo wil ik niet leven.” Sommige mensen, zoals Hennie van Heumen (65) in Oost-Souburg, doen minder boodschappen: „Het doet pijn om te zien dat anderen wél een volle kar kunnen afrekenen.”
Het dorp Ouwerkerk, Schouwen-Duiveland, Zeeland.
Foto’s: Bart Maat
Zorgen over de woningnood
Maar meer nog dan zorgen over koopkracht, hoorden we zorgen over huisvesting – een thema dat in de campagne geen grote rol speelt. „Zelf heb ik geluk, ik kon met mijn vriend in de woning van mijn oma. Daar wonen we nu ruim een jaar”, vertelt Samantha Boersma (21, De Heeze in Apeldoorn). „Maar om mij heen zie ik zoveel mensen van mijn leeftijd worstelen; vind nu maar eens een huis.”
Stewardess Tineke Henskes (63, Meerwijk, Uithoorn) vertelt dat haar nog thuiswonende zoon van 25 maar geen huis kan vinden. „Hij probeert het nu via via, want via de gewone weg is niet te doen.”
Jos Bol (De Meern-Zuid, Utrecht), vraagt zich af waarom zijn ‘bonuskind’ en zijn neefjes en nichtjes nergens een huis kunnen kopen. „Onbegrijpelijk dat woningbezit alleen is weggelegd voor tweeverdieners als 40 procent van de Nederlanders alleengaand is.”
Lees ook
Dit staat in de verkiezingsprogramma’s voor de Tweede Kamerverkiezingen van 2023
De woningnood bedreigt de leefbaarheid van buurten, zeggen bewoners, doordat jongeren weggaan. Dat speelt in Ouwerkerk (Schouwen-Duiveland), dat zijn twintigers ziet vertrekken naar Noord-Brabant en de regio Rotterdam. Dat speelt net zo goed in Lioessens (Noardeast-Fryslân), zegt René (41): „De jeugd trekt weg uit de dorpen omdat er niks geen plek meer is. Ik heb ook kinderen die straks ergens willen wonen.”
Toen René jong was, was er altijd wel ergens een nieuw bouwproject. Het afgelopen jaar heeft het bouwbedrijf waar hij werkt maar één nieuwbouwproject gerealiseerd, in Dokkum. Zijn collega Gerrit Dijkstra (22), die „noodgedwongen” bij zijn ouders woont, zegt: „Bouwen is moeilijk door de stikstofkwestie en is veel duurder geworden door corona en de oorlog.”
Er wordt nog wel gebouwd in De Manege, een wijk in Dronten, met overwegend koopwoningen naast een park dat liefkozend ‘bos’ wordt genoemd. Op de plek waar ooit een manege stond, verrijzen nu woningen voor onder meer starters, gepensioneerden en gezinnen. „Daar zit niks voor mij bij”, zegt ict’er Mick van der Woude (23), die nu bijna drie jaar staat ingeschreven voor een sociale huurwoning. Hij heeft een appartement nodig, met „een aparte slaapkamer en leefruimte” en – omdat-ie veel thuis werkt – „eventueel ruimte voor mijn kantoor.”
Nieuwe woningen zijn vaak te duur. „De oude huizen worden in Kerkrade gesloopt en de nieuwe huizen zijn onbetaalbaar voor ons”, vertelt Manuel Zinken (32, Nulland in Kerkrade), die bij de plantsoenendienst werkt. Inge (46, Oud-Delfgauw in Pijnacker-Nootdorp) deed onlangs mee aan een vogel-excursie bij haar in de buurt. „Toen zag ik villa’s in aanbouw, daar was ik echt boos over.” Inge woont in een leuke buurt, vertelt ze, maar in een „te groot huis”. Ze wil best verhuizen naar een kleiner huis, „maar dan wel in net zo’n leuke buurt. En dat kan niet, dus blijf ik hier zitten.”
Meer mensen zitten vast. „Onze droom is een huis met een tuin”, vertelt marketeer Lonneke Treffers (34, Schellerlanden in Zwolle), maar zo’n huis kan haar gezin in Zwolle niet betalen. „Dus zouden we moeten uitwijken naar dorpen in de omgeving, of in bijvoorbeeld Drenthe. Maar dat is toch wel echt een andere mentaliteit. Bovendien zijn sommige dorpen hartstikke christelijk. Dat willen we absoluut niet.”
Het kabinet mag dan de ambitie hebben om een miljoen woningen bij te bouwen, volgens Jeffrey Koch (39, De Meern-Zuid in Utrecht) schiet het allemaal niet op. De projectmanager, die overigens veel waardering heeft voor VVD-premier Rutte, ergert zich aan de bestuurlijke stilstand van de afgelopen jaren. „Er moeten een paar heel duidelijke keuzes worden gemaakt. Dan kunnen we de ambities om het woningtekort op te lossen waarmaken.”
Voor veel mensen is de oplossing van het huizentekort simpel: minder migranten toelaten in Nederland. Gevraagd naar wat hen bezighoudt is er namelijk geen thema dat mensen spontaan zo vaak noemen als migratie, en vaak beginnen ze daarna over de wooncrisis.
„Mijn zoon is 37 en woont nog steeds thuis. Kan geen woning krijgen – niet met het salaris dat hij in de catering verdient”, zegt Hans Koster (70, ’t Rak-Zuid in Alkmaar). „Dus wie weet stem ik op Wilders. Dat is de enige met een plan tegen migratie.”
Dat geluid, ook zonder stem op Wilders, horen we vaak. Op dit moment gaat ongeveer een tiende van de beschikbare sociale huurwoningen naar statushouders. Toch horen we in allerlei variaties, soms met ingehouden woede en soms zorgvuldig geformuleerd, wat Nadine (45) in Oud-Delfgauw zegt: „Doordat je zoveel mensen binnenhaalt, is het woningtekort zo groot.” In haar buurt wonen nauwelijks asielzoekers. „Maar de Randstad is gewoon te vol. Te beklemmend en benauwend.”
Op Schouwen-Duiveland zegt Manon (54): „Er komen er nog veel meer aan, want er is zoveel aan de hand in Israël, Afghanistan, Oekraïne. En terecht, want wie zou in zo’n gebied met zulke ellende willen wonen? Ik denk dat we wel een keer vol gaan zijn.” Voor veel anderen ís Nederland dat al. Ja, échte vluchtelingen zijn welkom. „Het moeten geen gelukszoekers zijn”, zegt houtbewerker Wilco in Midden-Groningen over de nieuwkomers in zijn wijk, „want anders trap ik ze d’r zelf wel uit.”
De wijk Schouwbroek in Eindhoven.
Foto’s: John van Hamond
Weinig trouw aan één partij
Alleen: wie kan al die problemen oplossen? Tijdens de vorige Tweede Kamerverkiezingen, in 2021, speelden veel van die problemen ook al, maar bleef die vraag tijdens de campagne verhuld door de coronapandemie. Nu die depolitiserende sluier is weggetrokken, is ook ruimte te ontstaan voor de vraag: wie kan echt iets aan deze kwesties veranderen?
Direct valt op dat onder alle vernieuwingsdrang weinig vertrouwen zit dát er ook echt iets gaat veranderen. In Schouwbroek, Eindhoven, hoopt Tom (37) bijvoorbeeld op een „eerlijk kabinet”. „Maar ik denk niet echt dat dat gaat gebeuren eerlijk gezegd.”
Een enkeling is afgehaakt, of was überhaupt nooit aangehaakt. Aan de eettafel van zijn ouderlijk huis in Oost-Souburg zegt Ouasim, een vrolijke 23-jarige die niet werkt en ook niet wíl werken, dat „politici vertrouwen hetzelfde is als denken dat een hoer je echt leuk vindt”. Hij volgt veel nieuws, kijkt vaak naar Nieuwsuur en is goed geïnformeerd over veel politieke onderwerpen. Maar stemmen? Nooit gedaan. „Ik wil gewoon mijn leven leiden”.
In Delfgauw haalt de 28-jarige Stijn zijn schouders op. „Of ik tevreden ben met hoe het gaat in Nederland? Nee. Waar ik niet tevreden mee ben? Dat weet ik niet. Ik houd me er gewoon niet mee bezig.”
Maar vaker dan apathie en afzijdigheid hoorden we betrokkenheid. Nee, het gaat niet goed en het zal ook niet snel beter worden. Maar het overgrote deel van de geïnterviewden gaat wel stemmen. Op wie?
„Frans Timmermans!”, roept Lidy in de woonkamer van haar huis in de Wageningse Bovenbuurt. De redacteur en vertaler Engels (68) steekt haar handen in de lucht: „Frans wordt premier.” In het Margrietpark in Midden-Groningen zegt Susan Woltmeijer (45), activiteitenbegeleider in een wooncentrum: „Er mag wel een keer een vrouw premier worden. Ik vind Dilan Yesilgöz wel een hele leuke dame. Ze is rustig, staat voor wat ze zegt.”
Nulland in Kerkrade.
Foto’s: Merlin Daleman
Toch is hun enthousiasme voor één kandidaat uitzonderlijk. Er zijn nog wel loyale partijstemmers die amper hoeven na te denken over hun keuze in het stemhokje. Ze zijn „rood” en dus PvdA’er, vaak zijn ze gepensioneerd en stemden hun ouders ook sociaal-democratisch. Of ze behoren tot de harde kern die al ruim vijftien jaar Wilders’ plek op het Binnenhof zeker stelt. Hoewel meerdere mensen zeggen: ‘dat bleek een verloren stem, ze laten hem toch nooit regeren dus dit keer maar een ander’. Maar vaker hoorden we dat mensen er nog helemaal niet uit zijn. Weinig mensen lijken bezig met de opvolging van premier Rutte: het benoemen van inhoudelijke problemen domineert.
Caroline van der Plas en haar BBB, in maart nog de grote winnaar bij de Provinciale Statenverkiezingen en daarna maandenlang op grote winst in de peilingen? Even snel als zij kiezers aantrok, lijkt ze die ook weer af te stoten.
In De Manege (Dronten) zegt Richard van Toorn (48): „Ik had gedacht dat de BBB de boel kon oproeren, maar zoals ze nu bezig zijn denk ik van niet. Zoals Van der Plas nu bezig is in de Kamer, en niet weet waar ze het over heeft zoals met het minimumloon, en dingen roept die ongefundeerd zijn – ja, dat moet je niet doen. De verhoging van het minimumloon is heel populair om te roepen, maar waar haal je het geld vandaan?”
In Eindhoven switchte Joop van Dinter (74) dit jaar van de PVV naar BBB. Dat was eenmalig. „Wat er hier gebeurde, dat is helemaal de verkeerde aanpak.” Hij doelt op de coalitieonderhandelingen in Noord-Brabant, die BBB op het laatste moment liet klappen.
Het toont de permanente volatiliteit die de Nederlandse politiek is gaan domineren. Slechts een kwart van de burgers die we spraken geeft aan hetzelfde te gaan stemmen als de vorige keer; meer dan een kwart gaat een andere partij stemmen. Elke verkiezing biedt zowel kans op een afrekening met het oude als een perspectief op het nieuwe – waarbij ook een andere nieuwkomer komt bovendrijven.
Zo stemde Wilma Grondhuis in De Meern-Zuid, gemeente Utrecht, jarenlang op de VVD. In 2002 stapte de voormalig caissière, recent begonnen met een opleiding tot bloedprikker, over naar Pim Fortuyn, later werd ze overtuigd Wilders-stemmer.
En dit keer gaat ze voor een man die in vrijwel elk gesprek, van Friesland tot Zeeland en van Noord-Holland tot Zuid-Limburg, ter sprake kwam: Pieter Omtzigt. Zo gebrekkig als het enthousiasme voor de meeste andere lijsttrekkers is, zo bevlogen spreken veel kiezers over de voormalig CDA’er, nu leider van Nieuw Sociaal Contract (NSC).
De wijk Nylân in Leeuwarden.
Foto’s: Kees van de Veen
Er zijn sceptici, zeker. In Nylân, in Leeuwarden, zegt de gepensioneerde architect Pieter: „Met Omtzigt gaat de wereld niet in een keer veranderen. Het is geen Mozes die de berg afdaalt met zijn stenen tafels.”
In Delfgauw twijfelt Ramon Wennink nog tussen de ChristenUnie en Omtzigt: „Ik moet nog zien of ik hem sterk genoeg vind. Hij komt natuurlijk uit die burn-out. Ik ben bang dat als je hem een beetje tegengas geeft, het weer gebeurt.”
En Alkmaarder Peter van Dijk (38), die volgens zijn vrouw de hele dag politieke podcasts luistert: „Omtzigt ziet goed dat iedereen het beu is. Maar ik kijk al verder: als hij wint, met wie moet-ie dan regeren? Met VVD en PvdA erbij krijg je meer van hetzelfde.” Dus gaat hij toch maar voor de PVV. Anderen moeten het nog maar zien, wéér een nieuwkomer met een nieuwe partij vol onbekende mensen die zich nog moeten bewijzen.
Maar voor veel meer kiezers belichaamt Omtzigt de hoop op verandering. Als zij nog over hun keuze op zijn NSC twijfelen, dan overwegen zij ook vaak ofwel GroenLinks-PvdA, ofwel de VVD.
Ik was ooit links, zegt Corinne Plattel (50), een jongerencoach in Schellerlanden, Zwolle. Ze stemde PvdA en was later betrokken bij de lokale SP, maar haakte af. „Door Omtzigt ben ik weer geïnteresseerd geraakt in de politiek. Dat hij het gebrek aan fatsoen aan de kaak stelt, vind ik het belangrijkste.”
Ik was lang VVD’er, zegt Chantal, een 42-jarige secretaresse in Midden-Groningen, „maar dat stem ik niet meer.” Omtzigt wil „meer oplossingsgericht werken, in plaats van eindeloos debatteren”.
Ik kan nog steeds niet geloven dat de Toeslagenaffaire heeft plaatsgevonden, zegt Briggit Gille, vrijwilliger in een buurthuis in Nulland, Kerkrade. Ze heeft vertrouwen in „de nieuwe wind” en hoopt dat Omtzigt Nederland kan veranderen.
Zo komen in Omtzigts populariteit twee dingen samen. Sommigen waarderen zijn persoonlijkheid en beginnen over Omtzigts rol in het onthullen van de Toeslagenaffaire. Zijn programma kan weinig veranderen aan hun keus. En voor veel anderen vult Omtzigt een gat in het politieke landschap waar politicologen al jaren op wijzen. Ruim een derde van de kiezers zou er voor het oprapen liggen en eigenlijk sprong geen enkel politicus er ooit succesvol in. Voor die mensen brengt Omtzigt inhoudelijke wensen samen: een pleidooi voor migratiebeperking, hoewel de grenzen ook weer niet helemaal dicht hoeven; en de roep om een socialere overheid, die zich meer bekommert om zwakkeren.
In Lioessens doet de oudste bewoner van het dorp, een kwieke 95-jarige man, hij wil niet met zijn naam in de krant, zelf de deur open. Waar hij op hoopt? „Dat ze de waarheid spreken. Te allen tijde. Daar moet het mee beginnen. Het verkeerde zit in ons allemaal, zorg dat het niet omhoog komt.” Hij begint over de Toeslagenaffaire, dat nooit meer. „En terwijl het geld naar Holland is verdwenen, zitten de Groningers nu met de problemen.” De man stemde altijd ChristenUnie. Dit keer gaat hij voor Omtzigt. „Ik houd wel van wat nieuws.”
Lees ook
NRC sprak met 336 kiezers in Nederland. Veelgehoorde zorg: is er wel een politicus die de problemen kan oplossen?