NRC gaat naar Qatar, maar een gewoon WK zal het niet worden

De ombudsman

Gaat NRC naar Qatar? De vraag werd gesteld op de redactie in de aanloop naar het WK voetbal, dat over drie weken begint en dat inmiddels een wolk aan sportjournalistiek ongemak heeft veroorzaakt. Studio Sport-coryfee Tom Egbers zei dat hij in Qatar „met de handrem erop” zijn werk zou gaan doen. „De lol is er niet.” Een lezer van de Volkskrant suggereerde in een ingezonden brief dat die krant geen verslag zou doen van het voetbaltoernooi, maar in plaats daarvan witte pagina’s zou afdrukken uit protest tegen de mensenrechtenschendingen en de uitbuiting van arbeidsmigranten.

Premier Rutte stelde, naar aanleiding van het debat over het al dan niet afreizen van koning Willem-Alexander: „We juichen voor het Nederlands elftal, niet voor de tribunes.” Daarmee vestigde hij, wellicht onbedoeld, de aandacht op het contrast tussen rituele feestvreugde van hossende voetbalfans en de gestorven bouwers van de tribunes onder hun voeten.

NRC gaat wel naar Qatar, trouwens. De krant stuurt altijd verslaggevers naar het WK voetbal. Zelfs bij het onder een bloedige militaire dictatuur georganiseerde WK in Argentinië (1978) had NRC Handelsblad twee journalisten ter plaatse. Getwijfeld is er niet, zegt chef sport Rogier van ’t Hek. „Zoals we ook naar het vorige WK in Rusland zijn geweest en naar de Olympische Winterspelen in Beijing. Over die evenementen was minder ophef dan over dit WK.”

Kijk ook buiten de stadionmuren

NRC stuurt volgende maand twee redacteuren naar Qatar, Koen Greven en Joris Kooiman, die nadrukkelijk de bedoeling hebben om ook buiten de stadionmuren te kijken. Over de situatie in het land is de NRC-lezer en -luisteraar de afgelopen maanden al ruimschoots bediend. Vooral over de arbeidsomstandigheden in het land verschenen veel stukken. Kooiman maakte daarnaast de (zeer aanbevelenswaardige) podcast De coup van Qatar, waarvan de eerste drie afleveringen inmiddels online staan. Daarin zoekt hij uit hoe het oliestaatje erin slaagde een machtige positie in de voetbalwereld te veroveren. Hij reisde naar Nepal om te spreken met arbeiders die in Qatar hebben gewerkt. „In Qatar zelf is het niet veilig voor mensen om met ons te praten”, zegt Kooiman. „Je wil niemand in gevaar brengen.”

Journalisten van audiovisuele media werken in Qatar onder restricties, maar officieel mogen schrijvende journalisten gaan waar ze willen, zegt Kooiman. „Al zijn woonlocaties van arbeiders vaak privé-terrein en daarom ontoegankelijk.” Overigens nam Kooiman zelf ook extra maatregelen: toen hij in september in Qatar was, konden zijn chefs in Nederland de locatie van zijn telefoon precies volgen. Van het wereldkampioenschap kan hij zich nog moeilijk een voorstelling maken. „Er is in Doha een halve stad uit de grond gestampt voor het WK, compleet met pretparken en ruimte voor 1,5 miljoen fans. Dat is nu nog helemaal leeg. Het is moeilijk je daar een WK voor te stellen.”

De agenda van Kooiman moet zich nog met voetbal vullen. „Tot nu toe heb ik eigenlijk alleen over de politiek-maatschappelijke achtergronden geschreven”, zegt hij. De (terechte) gedachte bij de redactie was dat grote maatschappelijke stukken vóór het WK geschreven moeten worden, als journalisten niet ook een half oog gericht moeten houden op het scorebord of verslag moeten doen van debatten over opstellingen, halfruimtes en de staat van de Nederlandse restverdediging bij het hoog druk zetten door de tegenstander. Want de krant houdt straks óók de bal in het oog. Er verschijnt net als bij eerdere gelegenheden een WK-special in de aanloop naar het toernooi. Kooiman en Greven verzorgen een dagelijkse column (‘De steekpass’), die zich niet beperkt tot de gebeurtenissen op het veld.

Een ‘gewoon’ wereldkampioenschap zal het niet worden, verwacht Van ’t Hek. „Ook sportief gezien wordt het een moeilijk toernooi. Het wordt gespeeld in de hitte, in een land zonder voetbaltraditie en dan vindt alles ook nog in de winter plaats.”


Hoe dan ook zal er in NRC ruimschoots verslag gedaan worden van het WK, wat raakt aan een andere vraag waar het sportminnende smaldeel van de lezers de laatste tijd mee op de proppen kwam: hoe veel (of weinig) interesseert de krant zich eigenlijk voor sportzaken? Aanleiding daarvoor was de herindeling van de zaterdagkrant in september. Toen verdwenen de ‘vaste’ sportpagina’s achterin het economiekatern. Wel werden de laatste twee pagina’s van het eerste katern ingeruimd voor sport en verschijnen er sportartikelen in de bijlage ‘Weekend’.

De omzettingen leverden ankerloze lezers op, die zich afvroegen of sport naar een bijveld was gedirigeerd, of misschien wel helemaal geschrapt zou worden. Daarbij hielp het niet dat boven de twee overgebleven sportpagina’s geen ‘Sport’ staat maar, in lijn met de gedachte dat al het nieuws in dat eerste katern wordt verzameld, ‘In het nieuws’. Mij lijkt het logisch om als die ruimte toch gereserveerd is voor sport, dat er ook boven te zetten – dan weet ook de sportontwijkende lezer waar hij aan toe is.

De nadruk ligt daarbij vooral op grotere, onderscheidende verhalen. Van ’t Hek: „We willen onze tijd besteden aan dingen die elders niet te lezen zijn.” Dat er lezers zijn die een tekort aan sport opmerkten, is volgens hem geen kwestie van ruimtegebrek, maar van een personeelstekort waar zijn redactie het afgelopen jaar mee kampte. Dat is opgelost, waardoor de sport weer nadrukkelijker aanwezig zal zijn in NRC. Ook in de weekendbijlage, waarin voor deze week behalve een artikel over turnen een groot stuk op de rol staat van Joris Kooiman en Enzo van Steenbergen – over de grimmige voorgeschiedenis van de stadions waarin „we” straks voor het Nederlands elftal staan te juichen. Of niet natuurlijk.

Arjen Fortuin

Reacties: [email protected]