De lente-editie van NRC-Filmdag in de Verkadefabriek in Den Bosch staat voor de deur. Laat u verrassen door vier nieuwe films, ingeleid door vier filmredacteuren van NRC.
In deze wereldeditie hebben we nieuwe en nog niet vertoonde films over een ontwapenende Franse boerenzoon, een Chinese filmploeg in lockdown en een Braziliaans gezin belegerd door de militaire dictatuur. Scifi-satire Mickey 17 draait al wel een weekje, maar de Koreaanse maestro Bong Joon Ho, bekend van Parasite, die Donald Trump op ruimtemissie stuurt? Daar wil je bij zijn.
‘I’m Still Here’, ingeleid door Dana Linssen
Winnaar van de IFFR-publieksprijs, drie Oscarnominaties: de Braziliaanse veteraan Walter Salles maakte een aangrijpende film over Eunice Paiva, wier linkse echtgenoot Rubens in 1972 voor ondervraging naar het bureau moet en nooit meer terugkeert. Waarna kille terreur op kousenvoeten een warm gezin binnensluipt. De regisseur, die als jochie bij de Paivas over de vloer kwam, bezorgde actrice Fernanda Torres een Ocarnominatie. Haar moeder Fernanda Montenegro, in 1999 ook Oscargenomineerd voor Salles’ Central do Brasil, speelt de oudere Eunice.
‘Vingt Dieux’, ingeleid door Coen van Zwol
De Franse debutant Louise Courvoisier castte in haar eigen Jura locale non-acteurs voor een coming of age-tragikomedie zonder valse noten die charmeert en overtuigt. Losbol en bluffertje Totone moet na de plotse dood van zijn dronken vader voor zijn zusje zorgen. Hij probeert iets met Comté-kaas en een eenzame boerin. Eerste en wellicht laatste keer dat we de charismatische debutant Clément Faveau zien: de boerenzoon zag af van de rode loper in Cannes, hij moest naar zijn kippen.
‘Mickey 17’, ingeleid door Joyce Roodnat
De science fiction-film waar iedereen naar uitkeek gaat over schlemiel Mickey (Robert Pattinson) die zich meldt voor een buitenaardse kolonisatiemissie: een wrede schuldeiser zit hem op de hielen. Aan boord doet hij klusjes met een geringe overlevingskans. Omdat Mickeys data zijn opgeslagen, wordt na elk overlijden een nieuwe versie van hem geprint. En laat zijn baas nu een soort kruising tussen Elon Musk en Donald Trump zijn. Parasite-regisseur Bong Joon Ho toont zich van zijn wilde, uitgelaten kant – denk Okja en Snowpiercer – met een heerlijke dubbelrol van Pattinson en schattige ruimtewezens.
‘An Unfinished Film’, ingeleid door Tristan Theirlynck
Lou Ye is bekend van smachtende Chinese gay cinema. Zijn alter ego wil een onafgemaakte film voltooien in een hotel bij Wuhan als in januari 2020 de cast en crew in lockdown moeten in hun kamers. En we onverwachts in een hybride docudrama belanden, waar paniekerige horror over ziekte en quarantaine plaats maakt voor doffe berusting, depressie en vlagen van waanzin. Lou Ye mengt echte beelden uit Wuhan door deze curieuze, herkenbare evocatie van de emotionele achtbaan die de pandemie was. Veruit de beste Covidfilm tot dusver.
Bob Dylan is altijd een kruising geweest tussen een bard, een druïde, een clown en een heilige. Zijn eerste stappen op het podium deden denken aan Charlie Chaplin (hij heeft het nog steeds, die elastieken spasmen – let op het voetenwerk). Zijn gitaarspel was ruig en ongeduldig, evenmin opzienbarend als de zeezieke klanken uit zijn mondharmonica. Maar dan die stem! En die woorden!
Dat geldt ook voor A Complete Unknown, een film die nog beter klinkt dan hij oogt. In de film, vernoemd naar een regel uit Dylans anti-burgerlijke lijflied ‘Like A Rolling Stone’, volgen we de jonge Bob na zijn entree in New York, in het voetspoor van zijn idool Woody Guthrie, tot en met zijn geruchtmakende optreden als herboren rocker met elektrische gitaar op het Newport Folk Festival van 1965. Voortaan was hij niet meer sociaal bewogen hip, maar rebels cool.
Sinds de film uitkwam, hebben Dylan-fanaten lange lijsten aangelegd van wat er wel en niet klopt aan de narratieve verbeelding van regisseur James Mangold. Hij krijgt punten voor de kleren, het haar, de straten. Uiteraard tien punten voor de verbluffende Dylan-vertolking van Timothée Chalamet, zowel in zang (gruizig) als in gedrag (onuitstaanbaar). Minpunten voor het overdreven boe-geroep op Newport en de gecomprimeerde chronologie; het ‘Judas’ dat Dylan wordt toegeroepen vanuit het publiek klonk pas een jaar later, in Manchester. En nee, Pete Seeger probeerde niet (de film hint er subtiel naar) met een bijl Dylans geluidskabels door te hakken.
De laatste ‘herinnering’ tekent de dichte mist van mythes waarmee dit opreden van Dylan is omgeven, als een ‘commerciële’ breuk met – of verraad aan – de folkwereld die hem had onthaald en groot gemaakt. Dat ligt een stuk subtieler, maakt muziekjournalist Elijah Wald duidelijk in Dylan goes electric, het inzichtelijke boek waar de film (losjes) op gebaseerd is. In feite sleurde Dylan, die altijd van rock-’n-roll had gehouden, folk de nieuwe wereld van de rock binnen, als een serieuze kunstvorm die een veel groter publiek zou bereiken. De echte revolutie van Newport was niet dat Dylan zo verraste (‘Like A Rolling Stone’ was toen al op de radio te horen), maar dat Pete Seeger en de zijnen opeens zo braaf en oud klonken, als muziek voor bij het kampvuur.
Intussen roept ook deze Dylan-film weer de vraag op: met wie hebben we hier eigenlijk te maken? Een totaal onbekende, die zich in een oogwenk ontpopt tot de Shakespeare van de populaire muziek. En die over zichzelf vooral verzinsels vertelt. Bob Dylan lijkt op Rusland zoals dat ooit werd getypeerd door Winston Churchill: een raadsel, verpakt in een mysterie, in het hart van een enigma.
Transformatie
In een vroege scène in A Complete Unknown doet de jonge Bob, de New Yorkse sneeuw nog aan zijn schoenen, die levenshouding expliciet uit de doeken. Jezelf vinden? Flauwekul, zegt hij tegen zijn prille vriendinnetje Sylvie (Suze Rotolo, wier naam op Dylans verzoek in het script werd veranderd). Je moet jezelf niet vinden maar máken, omsmeden tot „iets anders” – veel interessanter. Dat was wat de jonge Robert Zimmerman (1941) uit Minnesota in New York was komen doen. Zich omsmeden tot iemand anders, tot de nieuwe Woody. Tot ‘Bob Dylan’ (1961).
Dat talent voor transformatie heeft Dylan ook daarna gekoesterd, deels om aan de wurggreep van zijn publiek te ontsnappen, maar zonder twijfel ook omdat hij erin gelooft. In zijn eigen, burleske rolprent Renaldo and Clara (1978) ‘speelt’ Dylan zelf de mysterieuze Renaldo, terwijl de rol van ‘Bob Dylan’ wordt vertolkt door de bierdrinkende rocker-met-cowboyhoed Ronnie Hawkins. In I’m Not There (2007) van Todd Haynes – ook een veelzeggende titel – nemen vijf acteurs en een actrice, Cate Blanchett, de rol van Dylan voor hun rekening. Het recente Rolling Thunder Revue (2019) van Martin Scorsese, gepresenteerd als documentaire van Dylans gelijknamige tournee uit 1975, is doorweven met verzinsels, inclusief romance van de latere actrice Sharon Stone met Dylan.
Het kan nog gekker. In een bizar interview in Rolling Stone liet Dylan in 2012 weten dat hij de „transfiguratie” is van een heel andere Bobby Zimmerman, een Hell’s Angel die in 1961 dodelijk verongelukte, net het jaar dat die andere Zimmerman naar New York vertrok. Op de een of andere manier had de ziel van de ontspoorde motormuis zich genesteld in die van zijn naamgenoot, de aspirant-bard uit Minnesota. Transfiguratie is een theologische term voor de herrezen Jezus die verschijnt aan zijn discipelen (Matthëus17:2: „En hij werd voor hun ogen van gedaante veranderd”).
Je kunt zo’n Jezus-vergelijking afdoen als megalomane praatjes van een rockster, maar in het geval van Dylan lijkt ze onbehaaglijk gepast. Werd hij tenslotte niet – zeer tegen zijn zin – massaal vereerd als heiland-met-een-mondharmonica, de ‘stem van een generatie’?
En werd hij niet keer op keer verguisd, belachelijk gemaakt en aan het kruis genageld door zijn teleurgestelde volgelingen? Het „Judas!” uit Manchester kwam toen hij daar in 1966 met The Band het publiek epateerde. „Dit is Amerikaanse muziek”, sneerde hij op die geruchtmakende Europese tournee naar het onwennige publiek. Met achter zich een enorme Amerikaanse vlag – niet echt een publieksvriendelijke gimmick ten tijde van de Vietnam-oorlog.
Motorongeluk
Datzelfde jaar was het al voorbij: Dylan – we zien hem aan het eind van A Complete Unknown wegrijden, de toekomst tegemoet – kreeg een motorongeluk, trok zich terug in de bossen bij Woodstock en trad de acht jaar daarna nauwelijks op. Ironie: de man die het symbool werd van de ‘tegencultuur‘ van de jaren zestig, inclusief het Woodstock-festival, was de helft van dat decennium afwezig en legde zich met The Band in de kelder van hun huis toe op weer heel andere eigenzinnige muziek, de kiem van wat nu ‘americana’ heet.
Dat rusteloze, ongrijpbare karakter van Dylan, voortgestuwd door een creatieve explosie de hij zelf nauwelijks begrijpt, krijgt in A Complete Unknown een nogal geforceerd romantische lading, met wie weet een vleugje feministische wraak.
Tegen het eind van de film verbreekt de goedhartige ‘Sylvie’ betraand de relatie met eerzuchtige en onbetrouwbare Bob, die haar spijtig vanachter een hek nastaart. Het is nooit gebeurd (Suze Rotolo was niet op het Newport-festival), en lijkt vooral een lang uitgestelde Wiedergutmachung aan vrouwen van wie Dylan op zijn ladder naar succes profiteerde en die hij vervolgens maltraiteerde en afdankte. Met name de politiek bewuste Rotolo en de gelauwerde zangeres Joan Baez, toen veel beroemder dan hij. Dylans ambivalente relatie met vrouwen – zeg maar zijn misogynie – is onmiskenbaar, maar de Hollywood-moraal wil natuurlijk ook berouw en spijt zien, al is het vanachter een hek.
Daar schuilt iets diep onwaarachtigs in. Dylans dilemma was nooit de keus tussen kunst of het meisje, maar altijd ‘deze kunst of een andere’. Wat de film discreet verzwijgt, is dat ‘Sylvie’ ten tijde van Dylans geruchtmakende elektrische ommezwaai op het Newport Festival allang achter de horizon was verdwenen. Hij had een andere muze achter de hand, Sara Lownds, een voormalige Playboy-bunnie met wie hij zou trouwen en een kroostrijk gezin stichten, ver weg van het rumoer van New York. Zijn latere, traumatische scheiding van Sara zou het gepijnigde album Blood On The Tracks opleveren (1974), dat hoort bij zijn allerbeste werk.
Op de motor of niet, een ‘helse engel’ is deze Robert Zimmerman dus zeker. Een levende en nog steeds werkende legende (de nu 83-jarige Dylan trad vanaf 1988 honderd keer per jaar of meer op). Een artistiek schepsel dat we in deze gelikte, onweerstaanbaar onderhoudende film zijn loopbaan rumoerig op de rails zien zetten, en er even turbulent met één wiel alweer vanaf zien glijden.
In de speelfilm Inside Llewyn Davis (2013) komt heel even een over een gitaar gebogen krullenbol in beeld. Meer Bob Dylan kon echt niet, vertelden de gebroeders Coen me indertijd. Dan neemt hij direct je film over. Hij is nu eenmaal een icoon.
Bij de Coens is Dylan het wrange contrapunt van de rancuneus-integere Llewyn Davis, die losjes is gebaseerd op de nooit doorgebroken folkmuzikant Dave Van Ronk, een politieke en muzikale purist wiens arrangementen de jonge Dylan jatte – je moest hem indertijd ook niet alleen laten met je kostbare platencollectie. We zien Van Ronk – groot, luid, baard – twee keer in beeld in James Mangolds uitstekende muzikale biopic A Complete Unknown: als Dylan in 1961 in besneeuwd New York arriveert om zijn idool Woody Guthrie te bezoeken en orerend over volksmuziek op een feestje.
Inside Llewyn Davis ging over roem: wie een ster wordt, wie niet. Dat vereist rauw talent: als muzikant, componist en zanger was Dylan een akelig snelle gauwdief die zijn teksten zomaar uit de lucht leek te plukken. Maar hij beschikte ook over vastberadenheid, zelfvertrouwen, sex appeal, geluk en veel opportunisme – van dat laatste maakt A Complete Unknown geen geheim.
Transformatie
De film bestrijkt de periode 1961-1965, toen Bob Dylan via de folkscene van Greenwich Village in New York, vriendin Suze Rotolo en folkster Joan Baez superster werd – en afhaakte toen hij zich ingeperkt voelde. Gebaseerd op het boek Dylan goes electric zien we hoe de ‘de stem van een generatie’ dan weloverwogen zijn fans bruskeert: Elvis wil hij best zijn, een profeet niet. Het was Dylans eerste en belangrijkste transformatie: van schriele ragebol met babyvet en protestsongs tot gedrogeerde rockster met elektrisch loeiende band die vanachter zijn zonnebril naar pers en publiek sneert. Dat ging niet als een knieval richting commercie de boeken in, zoals ‘folkies’ het zagen, maar als rebellie tegen gutmenschen, middenklasse-intellectuelen die eisten dat Dylan als een soort Nikkelen Nelis zijn quasi-proletarische trucje bleef herhalen. Het conflict kwam tot uitbarsting op het Newport Folk Festival in 1965.
In deze film dan. In het echt lag het iets genuanceerder, maar als A Complete Unknown verdicht, dramatiseert en overdrijft, liegt het grosso modo wel de waarheid. Bob Dylan gaf zijn fiat, en dat was nodig: zonder zijn muziek kan je zo’n biopic niet maken. Inmenging van muzikale erven leidde onlangs tot banale portretten als Elvis, met de reactionaire King als burgerrechtenactivist, Back to Black, met Amy Winehouse als sneu bakvisje, of Bohemian Rhapsody, waar Freddie Mercury worstelt met zijn homoseksuele inclinaties. De muziek maakte veel goed, maar je keek naar leugens.
Bob Dylan is gelukkig subtieler en slimmer. Hij moet vertrouwen hebben gehad in regisseur James Mangold, die in 2006 de puike muzikale biopic Walk the Line maakte over de met zijn geweten worstelende Johnny Cash – in A Complete Unknown heeft hij een beminnelijk gastoptreden als penvriend, grote broer en cheerleader van de jonge Dylan.
Dylan vindt het niet erg dat zijn jonge versie „a bit of an asshole” is; na zijn eerste nacht met Joan Baez kraakt hij haar teksten met een droge grinnik af als „mooi als een olieverfschilderij in een tandartspraktijk”. Mangold mag de legende van de sarcastische, ongrijpbare, verleidelijke zelfpromotor uitvergroten. Daarmee kan Dylan leven; eerder gaf hij toestemming voor biopic I’m Not There (2007), waarin zes acteurs elk een facet van zijn selfmade-persoonlijkheid verbeelden. Dat was alleen begrijpelijk voor verstokte Bobheads, deze biopic is ‘Dylan for Dummies’. De wereld is best aan zo’n opfriscursus toe: de ‘stem van een generatie’ dreigt nu met de boomers weg te sterven.
Lees ook
een profiel van Bob Dylan: messias met mondharmonica tegen wil en dank
A Complete Unknown is een prettige, opwekkende film. Acteur Timothée Chalamet leek vooraf met zijn delicate smoeltje en Bambi-ogen ongeschikt voor Dylans ruwe mompelbravoure. Na tien minuten ís hij Dylan, zelfs zijn nasale sneerzang doet hij perfect: geef die man een Oscar. Even liefdevol wekt Mangold verloren werelden tot leven: bohémienwijk Greenwich Village, Newport, Dylan en zijn coole mannen-entourage die zo uit documentaire Dont Look Back komt gewandeld.
Mangolds geheime wapen is het reactieshot. Hij doet het telkens: Bob Dylan zet een evergreen in, waarna een kruismontage van close-ups volgt van Dylan en nieuwsgierige, verbaasde, verrukte of ontroerde luisteraars. Het is een oude truc: zo hoor je overbekende nummers als het ware voor het eerst, word je deel van de icoonvorming. Kijk je door de ogen van de gepikeerde Baez, wier mond verbaasd openvalt als ze Dylan op haar omgewoelde bed ‘Blowing in the Wind’ hoort spelen. Of van goedzak en banjo-tokkelaar Pete Seeger (Edward Norton) die Dylan met vochtige ogen op het schild hijst en later berustend ziet ontsnappen. Reactieshots kan je kitscherig doen – zie Bohemian Rhapsody – maar Mangold doet het virtuoos. Nu er niet speciaal op gaan letten hè!
Een derde lockdown staat in januari 2021 voor de deur, de Britse acteur Sam Crane is in zak en as: hij had net de rol van zijn leven binnen als Harry Potter in het toneelstuk The Cursed Child. Nu staat zijn hele bestaan op losse schroeven. Zijn vriend Mark Oosterveen is er nog beroerder aan toe: een werkloos acteur zonder partner of gezin. Dus wat doen ze? Stoom afblazen in de online videogame Grand Theft Auto. Gokken in het casino, de portier in elkaar tremmen, een passant neerknallen en op de vlucht voor de politie over de kop slaan in een golfkarretje.
De film Grand Theft Hamlet, volledig binnen het spel Grand Theft Auto opgenomen, dramatiseert hoe Crane dan een verlaten amfitheater ontdekt, The Vinewood Bowl – Los Angeles is het model van de virtuele GTA-stad Los Santos. Daar komt hij op het lumineuze idee om een auditie te organiseren voor een opvoering van Shakespeares Hamlet. Cranes echtgenote Pinny Grylls – geen gamer – raakt er als regisseur bij betrokken, waarna de casting begint, locatie scouten, repetities, kostuums. Dat maakproces is vaak hilarisch en soms onverwachts ontroerend.
Grand Theft Auto is ogenschijnlijk de minst voor de hand liggende plek voor virtuele ‘community building’. Je komt er om asociale impulsen uit te leven. Anderen schuif je met geweld opzij, tijdelijke bendevorming voor overvallen daargelaten. Iedereen oogt dreigend of creepy: Sam Cranes avatar is een Russische gangster met blauwe mohawk, Mark Oosterveen een normcore seriemoordenaar, Pinny Grylls een zombie-bodybuilder. In dit gewelddadige spel wordt een uitgestoken hand al snel een vuistslag en schiet je voorbijgangers recreatief in de rug. Maar ook bij Shakespeare sterven ze als vliegen, dus waarom geen Hamlet-opvoering met boksbeugel en machinegeweer?
GTA is een zeer succesvol online-platform, na tien jaar nog steeds goed voor een half miljard dollar omzet per jaar. Het is verbluffend mooi vormgegeven en wordt voortdurend verbeterd en uitgebreid door makers én spelers, die er zelf aan mogen knutselen. Sam Crane, met wie ik een kwartiertje zoom: „Grand Theft Auto is een behoorlijk rot koninkrijk Denemarken, met glamour en een doodzieke onderbuik. Ik zie het als een satirische blik op de VS – alles draait om geld en directe behoeftebevrediging. Het leek ons dus een prachtige uitdaging om spelers over te halen even de wapens neer te leggen en vijfhonderd jaar oude poëzie te declameren.”
Daarin schuilt de humor: hoogdravende tekst onderbroken door terloops granaatvuur of kogels van onnozel om zich heen maaiende politie. Toch vormt zich gaandeweg een toneelgroep. Regisseur Pinny Grylls: „Dat proces was echt opwindend. Je voelt de adrenaline als je onbekende GTA-spelers benadert met: luister even een minuutje naar me, schiet me nou niet direct dood. Wanneer knalt ‘ie je alsnog neer? Welke pitch overtuigt hem?”
Straaljager
Er zijn tegenvallers: Dipo, een gamer met charisma, haakt af als Hamlet wanneer hij een nieuwe baan krijgt. De half-Finse, half-Tunesische hagedis-alien ParTebMosMir blijkt altijd goed voor ‘comic relief’. Zijn Engels schiet tekort voor een rol, hij ontfermt zich over de beveiliging zodat de acteurs niet steeds van het podium worden geknald. Helaas vanuit een straaljager: niemand verstaat elkaar door zijn aanhoudende mitrailleurvuur.
Er zijn ups en downs, repetities op een jacht, wolkenkrabber of zeppelin, en dan de grote avond voor een virtueel publiek van aanvankelijk 21 man. Dat veel spelers halverwege te pletter vallen, is binnen de GTA-logica slechts een tijdelijke tegenslag. Alles eindigt in een afterparty met virtuele champagne.
Grand Theft Hamlet past in het Machinima-genre: YouTube staat al jaren bol van door gamers gemaakte filmpjes binnen videogames. De makers ontdekten dat pas toen ze al waren begonnen. Grylls: „Best gênant eigenlijk, we dachten we het zelf hadden verzonnen. We hebben de schade ingehaald en filmessays als Hardly Working bestudeerd, over het leed van NPC’s [door computer gegenereerde gamefiguranten] Maar Grand Theft Hamlet is wel de eerste in bioscopen gedistribueerde machinima-speelfilm.”
Een echte documentaire is het natuurlijk niet. Grand Theft Hamlet voelt onecht, een rare term in deze context, als Grylls haar echtgenoot binnen GTA verwijt dat hij haar en zijn gezin verwaarloost, waarna hij het spel afsluit voor een fysieke knuffel. Dat voelt als een concessie: was de portee niet juist dat een virtuele gemeenschap net zo waardevol kan zijn als echt contact? Grylls: „Ik was diep ontroerd door de Netflix-documentaire The Remarkable Life of Ibelin. Dat gaat over Noorse ouders die na het overlijden van hun zoon aan een nare spierziekte via het spel World of Warcraft bedolven worden onder de condoleances en dan ontdekken dat hij niet alleen was maar online een enorme vriendenkring had. Sommige mensen, en dat worden er alleen maar meer, hebben vrijwel uitsluitend online relaties. Voor hen zijn die contacten niet minder echt.”