Met de toekenning van de Nobelprijs voor de Vrede aan de Japanse anti-kernwapenorganisatie Nihon Hidankyo belicht het Noorse Nobelcomité een dreiging die na decennia weer actueel is. Na de Koude Oorlog verdwenen kernwapens bij het grote publiek van de radar, maar door recente oorlogen en ernstige internationale spanningen in Europa, het Midden-Oosten en het Verre Oosten neemt de dreiging van een nucleair conflict weer toe, net als het risico dat meer landen op afzienbare termijn een kernwapen zullen bemachtigen. In september 2022 baarde de mogelijke inzet van een Russisch kernwapen in Oekraïne grote zorgen in westerse hoofdsteden.
Terwijl de kernwapenmogendheden Rusland en Noord-Korea hun gepercipieerde vijanden tegenwoordig steeds openlijker dreigen met de inzet van nucleaire wapens, is Iran mogelijk nog slechts maanden verwijderd van de vervaardiging van zijn eerste kernwapen. De drie landen werken bovendien steeds nauwer samen op militair gebied, onder meer bij de Russische oorlog in Oekraïne.
Daarnaast is de afgelopen jaren getornd aan internationale verdragen die de proliferatie van kernwapens zouden moeten tegengaan. Gesprekken over de wederzijdse afbouw van het aantal kernkoppen, met name tussen de Verenigde Staten en Rusland, zijn verstomd. Erger nog: er wordt gespeculeerd over het hervatten van kernproeven en hardop nagedacht over de zin en onzin van de inzet van ‘kleine kernwapens’. De VS zouden sinds deze zomer voor het eerst in decennia overwegen hun kernwapenarsenaal niet alleen te moderniseren, maar ook uit te breiden, aangespoord door de expansiedrift van vooral Rusland en China.
„Het is alarmerend dat het taboe op het gebruik van nucleaire wapens tegenwoordig onder druk staat”, schrijft het Nobelcomité vrijdag. „De kernmachten moderniseren en verbeteren hun arsenaal; nieuwe landen lijken zich voor te bereide op het verwerven van nucleaire wapens en in oorlogssituaties wordt gedreigd met kernwapens. Op dit punt in de geschiedenis van de mensheid is het belangrijk eraan te herinneren wat kernwapens zijn: de meest destructieve wapens die de wereld ooit heeft gezien.”
Nucleaire dreigementen én kernproeven
Het Noord-Korea van dictator Kim Jong-un strooit niet alleen regelmatig met nucleaire dreigementen richting de Verenigde Staten en Zuid-Korea – hij deed dat deze week nog – het is bovendien het enige land dat in de 21ste eeuw nog kernproeven deed: zes in totaal, de laatste in 2017.
Ook vanuit de Russische Federatie, het land met het grootste kernwapenarsenaal, wordt de afgelopen tweeënhalf jaar regelmatig gestrooid met nucleaire dreigementen. President Vladimir Poetin zei al in de eerste week na de grootscheepse invasie in Oekraïne, in februari 2022, dat Rusland zijn kernwapenarsenaal in verhoogde staat van gereedheid had gebracht. De boodschap dat Moskou bereid is „elk wapen” in te zetten werd sindsdien tientallen keren in vergelijkbare bewoordingen herhaald. Op de Russische staatstelevisie wordt regelmatig gefilosofeerd over het wegvagen van hele steden in Europa en de VS.
De NAVO wijst er overigens steevast op dat er geen acute nucleaire dreiging uitgaat van Rusland. Vermoed wordt dat op de achtergrond twee andere kernwapenmogendheden, China en India, Poetin ernstige consequenties in het vooruitzicht hebben gesteld als hij daadwerkelijk een kernwapen zou inzetten in de oorlog in Oekraïne.
In het nog te verschijnen boek War schrijft de Amerikaanse journalist Bob Woodward dat Rusland in september 2022 overwoog een kernwapen in te zetten in Oekraïne, toen Russische troepen in de regio Cherson steeds verder werden teruggedrongen. Washington zou Moskou toen hebben gewaarschuwd dat dat „catastrofale gevolgen” zou hebben. Ondertussen werd deze zomer bekend dat de NAVO-landen in gesprek zijn om meer kernwapens uit de opslag te halen.
Aan dat dreigingsbeeld is gaandeweg de Russische oorlog tegen Oekraïne nog een gevaarlijke component toegevoegd: Moskou leunt in Oekraïne op wapens en munitie afkomstig uit Noord-Korea, dat miljoenen granaten zou hebben geleverd. In het Westen, maar ook in Zuid-Korea en Japan, bestaat de vrees dat Rusland in ruil daarvoor bereid is nucleaire kennis te delen.
Nucleaire activiteiten van Iran
Uiterst actueel zijn juist dezer dagen de nucleaire activiteiten van Iran. Toenmalig president Donald Trump blies in 2018 een akkoord uit 2015 op tussen Iran en de wereldgemeenschap dat Teheran verregaande restricties oplegde in zijn nucleaire activiteiten, in ruil voor opschorting van de internationale sancties. Sinds een aantal jaar werkt Teheran weer op hoog tempo aan de ontwikkeling van een kernwapen. Sinds de snelle escalatie van het conflict in het Midden-Oosten, en de recente Iraanse raket-aanval op Israël, zwelt in Israël de roep om een vergeldingsaanval tegen de Iraanse nucleaire installaties aan.
Het Internationaal Atoom Energie Agentschap (IAEA) heeft ondertussen zijn handen vol aan alle ontwikkelingen. De atoomwaakhond maakt zich vooral zorgen over het groeiende aantal regionale conflicten en de onzekerheid die in veel landen toeneemt. „Helaas zijn kernwapens weer aantrekkelijker geworden”, zei IAEA-directeur Rafael Grossi eerder dit jaar in een interview met NRC. „Een flink aantal landen dat aan non-proliferatie-verplichtingen is gebonden, heeft al gezegd: als land X kernwapens krijgt, wil ik die misschien ook wel. Dat baart me grote zorgen.”
Sinds de Koude Oorlog hebben kernwapens niet zo’n prominente rol in de internationale betrekkingen gespeeld als nu
De toegenomen internationale spanningen hebben ondertussen verstrekkende gevolgen gehad voor de internationale verdragen die het aantal kernkoppen moeten terugdringen. De Amerikanen zegden in 2002 het ABM-verdrag op, dat voorzag in een beperking van het aantal anti-ballistische raketten waarmee een land zich verdedigt tegen een aanval met nucleaire wapens. Rusland schortte vorig jaar het New START-verdrag op, het laatste grote kernwapenbeheersingsverdrag, waarin het aantal strategische nucleaire wapens wordt beperkt.
„Sinds de Koude Oorlog hebben kernwapens niet zo’n prominente rol in de internationale betrekkingen gespeeld als nu”, zei de directeur van het Stockholm Vredesinstituut (SIPRI), Wilfred Wan, in juni. „Het is moeilijk voor te stellen dat er nauwelijks twee jaar voorbij zijn sinds de leiders van de vijf grootste kernwapenmogendheden gezamenlijk herbevestigden dat ‘een kernoorlog nooit kan worden gewonnen, en nooit moet worden gevochten’.”
Op dit moment telt de wereld negen landen met een kernwapen: de Verenigde Staten, Rusland, het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, China, India, Pakistan, Noord-Korea en Israël. Iran heeft een geavanceerd nucleair programma maar is nog niet in staat om een kernwapen te maken, wel komt het land steeds dichter in de buurt van die mogelijkheid.