Nood breekt wet – of is de opvangcrisis nog niet zo erg?


Gezinshereniging Bij de Raad van State probeerde de staat donderdag uitstel van gezinshereniging te redden. De opvangcrisis zou zo erg zijn dat gewone wetten even niet gelden.

Een gezin vlakbij het asielcentrum in Ter Apel.
Een gezin vlakbij het asielcentrum in Ter Apel.

Foto Aurelien Gobau/Hans Lucas

On-orthodox en on-Nederlands was het standpunt van Eric van der Burg, staatssecretaris van Migratie (VVD), gaf landsadvocaat Elisabeth Pietermaat donderdagmiddag in haar slotwoord toe. En ze vermoedde ook dat ze niet „al te vaak” met dit paardenmiddel bij de rechter zal aankomen. Maar de nood in de opvang was zó hoog gestegen dat er niks anders opzat.

Als het kabinet gezinshereniging voor individuele toegelaten asielzoekers niet met een half jaar zou mogen uitstellen, ontstaan er in de opvang zodanig onmenselijke of vernederende toestanden dat Nederland in strijd handelt met het folterverbod van artikel 3 van het Europese Mensenrechtenverdrag. Ofwel: nood breekt wet. ‘Ter Apelse toestanden’ moeten voorkomen worden. Er is ‘hoger recht’ waardoor het kabinet zich nu even niet de alledaagse normen van de gezinsherenigingsrichtlijn of de Vreemdelingenwet kan permitteren. Per 1 april is het geschatte opvangtekort 5.600 plaatsen, zo illustreerde Pietermaat de noodsituatie.

Er vielen donderdag grote woorden in het hoger beroep dat de staat aanspande na drie verloren rechtszaken in Middelburg, Arnhem en Amsterdam van statushouders die de uitgestelde hereniging met hun gezinnen niet accepteerden.

Een dag eerder had de staatssecretaris al deels eieren voor z’n geld gekozen en de omstreden maatregel opgeschort. Vooral om niet nog meer rechtszaken uit te lokken. Die hadden tot dan toe precies het door migratierechtdeskundigen voorspelde negatieve resultaat voor de staat. En ze wierpen de verdenking op dat het kabinet de kern van de rechtsstaat aantast, door zich niet aan de wet te houden. Met een politiek motief: tijd winnen, door het grondrecht van gezinshereniging in te perken en zo tegelijk te verbergen dat de opvangcrisis er een van eigen makelij is.


Lees ook: Asieldeal staat weer onder druk door aanhoudende kritiek

Procederen als politieke tactiek? Was het kabinet bezig een heikele kwestie te stallen in de rechtszaal, wetend dat dit juridische geitenpaadje uiteindelijk dood zou lopen? Het had er alle schijn van. Die overtuiging leefde breder. Deze week nam Thomas Huttinga, beslismedewerker ‘nareis’ van de IND, publiekelijk ontslag via LinkedIn met de mededeling dat hij niet kon begrijpen dat een uitvoeringsorganisatie dergelijk „beleid zonder wettelijke grondslag” uitvoert. En dat het kabinet „gokt met mensenlevens […] en de fundamenten van de rechtsstaat”.

Landsadvocaat: zonder uitstel van gezinshereniging zou Nederland in strijd handelen met het folterverbod

De rechtbanken oordeelden tot nu dat de staatssecretaris de Gezinsherenigingsrichtlijn en de Vreemdelingenwet overtrad. Die wetten eisen dat hereniging mogelijk moet zijn zodra („as soon as”) de vluchtelingenstatus is toegekend, de lidstaten „alle medewerking” daaraan moeten verlenen en er geen aanvullende eisen, zoals huisvesting, gesteld mogen worden. En precies dát eist staatssecretaris Van der Burg nou juist wel.

Foto Aurelien Gobau/Hans Lucas

Er stond dus nogal wat op het spel bij de Afdeling Bestuursrechtspraak, waar staatsraden Corinna Wissels, Hanna Sevenster en André Verburg ruim drie uur de tijd namen om de partijen door te zagen. In een livestream was voorzien. Vooral het team van de landsadvocaat kreeg kritische vragen. Mocht de Afdeling het beroep op een dreigende inbreuk van artikel 3, het folterverbod, onverhoopt niet honoreren, dan waren er nog wat andere argumenten bedacht. Een ruime interpretatie van het begrip ‘zodra’ bijvoorbeeld. Zolang de wetgever daarbij geen exacte termijn voorschrijft, kan ‘zodra’ ook over zes maanden betekenen. Zoiets zou een lidstaat best zelf mogen bepalen. Dat zou ook gelden voor de wettelijke opdracht ‘zo snel mogelijk’. Zulke medewerking „wordt hier op een evenredige wijze getemporiseerd als gevolg van bijzondere omstandigheden”, probeerde landsadvocaat Georges Dictus de zaak te redden.

Er zijn bovendien wel meer rechten die niet meteen kunnen worden gehonoreerd, ook als ze al wel zijn toegekend. Denk aan aanspraken in de verzorgingsstaat Nederland zoals een bed in een verpleeghuis.

Ook zou de mededeling aan statushouders dat hun gezinsleden pas over een half jaar de benodigde paspoortsticker mogen ophalen geen besluit in de zin van de wet zijn, maar een „uitvoeringshandeling”.

Het werd door advocaat Jorg Werner, die eerder de Amsterdamse zaak won, betiteld als het „feitelijk ingrijpen in het recht op gezinshereniging”. En dus is dat een op rechtsgevolg gerichte handeling, die de rechter mag toetsen. „De staatssecretaris kan geen vrijbrief creëren om tegen de wet (contra legem) te gaan”. Volgens de advocaten „doet het hoger beroepsschrift van de staat er voor het grootste deel niet toe. De enige vraag is of er een wettelijke grondslag is voor dit handelen.” Hìj wist zeker van niet.

Half februari geeft de rechter uitsluitsel.